JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Jozef, de zoon van David

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jozef, de zoon van David

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen: Mattheüs 1: 16-25Zingen: Psalm 89: 9, 15Psalm 132: 7, 11, 12Lofzang van Maria: 1, 7Kerntekst:Jozef, gij zone Davids! wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit de Heilige Geest. En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn Naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.(Mattheüs 1: 20, 21)

Het is stil in de timmermanswerkplaats in Nazareth. Het werk voor vandaag is gedaan. Het gereedschap is opgeruimd, alles is aan de kant. De timmerman kijkt rond. Maar eigenlijk ziet hij niets. Hij is er met zijn gedachten niet bij. En dat is niet alleen nu. Dat is al vele dagen zo. Het is ook allemaal zo vreemd geworden in zijn leven. Er is zoveel wat hij niet begrijpt. Hoe kort is het nog maar geleden dat hij zulke mooie plannen had voor later? En nu lijkt alles wel anders te gaan.

Jozef heet hij. Zijn vader heette Jacob. En als hij verder terug gaat in zijn familie, klinken er bekende namen. Namen van koningen zelfs. Maar ach, wie weet nog in deze tijd, dat hij uit het geslacht van koning David komt? Wat zegt het trouwens ook? In Jeruzalem, de stad van zijn voorvader David, zijn de Romeinse soldaten de baas. Een Romeinse keizer regeert over Israël. Hij heeft de goddeloze koning Herodes over dat land aangesteld. Wat is er nog te zien van de glorie van de koningen van Juda? Is het aan Jozef te zien, dat hij van koninklijke afkomst is? Zijn huis is maar een gewoon huis. Elke dag moet hij hard werken om zijn brood te verdienen. En Nazareth zelf is al helemaal niets bijzonders. Het geslacht van koning David lijkt te zijn vergeten.

Vergeten? Nee, dat is niet waar. Want de God van Israël is juist de God van de geslachten. Zijn Naam wordt voortgeplant van kind tot kind, en van geslacht tot geslacht. Jozef draagt dan wel geen kroon van goud, maar hij is gekroond met de liefde van de Heere. Jozef mist dan misschien de troon van zijn vader David, maar hij kent wel de troon der genade bij de Heere. Van het geslacht van koning David is dan misschien niet veel meer over, maar de God van zijn geslacht leeft nog steeds. David wist bij Wie Hij met al zijn zonden en zorgen terecht kon, dat wonder kent Jozef ook. David hoopte op de komende Messias, Jozef doet dat ook. Jozef is een koningskind. Omdat de Heere zijn Koning is. Al is hij dan maar een gewone timmerman uit het verachte Nazareth, toch is hij rijk. Dat is de blijdschap van zijn leven. Hij mag de Heere dienen.

Er is nog een andere blijdschap in zijn leven. Want hij is verloofd met een meisje, dat ook de Heere vreest. Het is Maria. Ook zij is uit het geslacht van koning David. Maar ook aan haar is niets meer van die koninklijke afkomst te zien. En toch is ook Maria een koningskind. Net als hij. Wat een wonder, dat ze samen de Heere, de God van hun vader David, mogen liefhebben. Over een poosje zullen ze gaan trouwen. Het zal maar een eenvoudige bruiloft zijn. Dat geeft niet. Ais de Heere er maar is.

En nu?. Nu lijkt alles anders te zijn geworden. Die mooie toekomst lijkt verdwenen te zijn. Stil staat Jozef in zijn werkplaats. Zijn gedachten zijn bij Maria. Ze is weer terug in Nazareth. Wel drie maanden is ze bij haar nicht Elisabeth geweest. Drie lange maanden. Nu is ze er weer. Maar het is niet meer zoals voor die drie maanden. Er is iets. Eerst begreep Jozef het niet. Maar nu weet hij het. Maria verwacht een kind. En zij zijn nog niet getrouwd. Het is niet hun kindje. Heeft Maria dan een andere man? Heeft ze hem, Jozef, dan bedrogen en in de steek gelaten? Maar hoe kan dat dan? Ze keken toch allebei uit naar de bruiloft? Ze wilden toch zo graag samen de Heere dienen? Heeft Maria dat dan gelogen? Jozef komt er niet uit. Een diep verdriet vervult zijn hart. Hij houdt van Maria. Maar Maria houdt blijkbaar meer van een ander. Ze zijn al verloofd. En voor verloofd of getrouwd zijn, gelden in Israël dezelfde wetten. Jozef weet, wat hij volgens de wet van de Heere moet doen. Hij moet naar de oudsten, de rechters van de stad, om Maria aan te geven. Hij moet gaan vertellen, dat Maria hem verlaten heeft. Maria zal dan door de rechters veroordeeld worden. Ze zal openlijk te schande worden gemaakt. Ze zal bespot en veracht worden.

Als Jozef daaraan denkt, wordt zijn verdriet alleen maar groter. Moet hij Maria laten veroordelen? Maar met haar trouwen kan ook niet. Als zij van een andere man houdt, die de vader van het kindje zal zijn, dan zegt de wet van Mozes, dat hij bij haar weg moet gaan. En Jozef is een rechtvaardig man. Hij wil leven naar de wetten van de Heere.

Dan neemt hij een besluit. Hij zal niet naar de rechters gaan. Hij zal zelf bij Maria weggaan. Hij zal haar verlaten.

Dan zal het lijken, dat hij juist Maria in de steek heeft gelaten. Dan zal de schande niet op Maria, maar op hèm terecht komen. Ja, zo zal hij het doen.

Het is stil in het huis van Jozef. Het is nacht. Jozef slaapt. Maar in die nacht komt de Heere. Hij weet van Jozefs plannen. Nu zal de Heere aan Jozef Zijn plan bekend maken. Door een engel spreekt Hij tot Jozef in een droom.

"Jozef, gij zoon van David, wees niet bevreesd om Maria tot uw vrouw te nemen. Zij zal inderdaad een Kindje krijgen. Maar dat ze een andere man liefheeft, is niet waar. Het Kindje in Maria is ontvangen uit de Heilige Geest. God Zélf is de Vader van dat Kind. De Zoon Die Maria zal baren, is de beloofde Verlosser en Zaligmaker. Daarom zult u Zijn naam heten JEZUS, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden." Jozef krijgt de opdracht om als een vader voor de Heere Jezus te zorgen. Daarom mag hij ook de door God Zelf gegeven naam aan Hem geven.

Vol verwondering luistert Jozef. Wordt Maria de moeder van de lang verwachte Messias? De moeder van de ware Zoon van David? Wat een wonder! God is het geslacht van David niet vergeten. Hij vervult Zijn beloften. De beloofde Zaligmaker komt! Zo zal ook Zijn Naam zijn: Jezus! Hij zal verlossen van de zonden. Niet alleen van de schuld en de straf, maar van de zonden zélf! Wat een genade. Het grote verdriet van Jozef is nu door de Heere Zelf veranderd in grote blijdschap.

"Zoon van David", zo noemde de engel hem. En nu mag hij, samen met Maria, gaan zorgen voor Hem, Die pas écht de Zoon van David is. Wat is de Heere goed. Maria heeft hem niet bedrogen, hij hoeft haar niet te verlaten. Hij zal doen wat de engel gezegd heeft: hij zal Maria tot zijn vrouw nemen. Samen zullen ze uitzien naar de komst van hun Zoon, Gods Zoon.

Het is stil in de kamer waar Maria is. Zojuist is Jozef binnengekomen. Zijn gezicht staat niet blij. "De keizer in Rome heeft een nieuwe wet gemaakt, Maria. Een wet die ook voor ons gevolgen heeft. Iedereen moet zijn naam en bezittingen laten beschrijven in de stad of het dorp waar hij vandaan komt. Dan weet de keizer precies, wie er allemaal belasting moeten betalen."

Maria kijkt Jozef aan. Het blijft even stil. Ze denken allebei aan hetzelfde. Niet aan die belasting. Niet aan die inschrijving. Maar dat het moet gebeuren in de stad waar iemand vandaan komt. "Dat betekent", aarzelt Maria, "dat jij naar Bethlehem in Judea moet gaan?" "Dat betekent het precies", antwoordt Jozef. "Helemaal naar Bethlehem, de stad van David, omdat ik uit zijn geslacht ben."

Weer is het stil. En dan is daar de gedachte: zou de Heere er niet juist een bedoeling mee hebben? Moet de Zoon van David niet in de stad van David geboren worden? Staat er niet een woord in de profetie van Micha, dat de Messias in Bethlehem geboren zal worden? Is het niet slechts de wet van de keizer, maar juist de weg van de Heere?

Vele vragen zijn er nog. Maar één ding staat vast: ze zullen beiden naar Bethlehem gaan. "Het is wel een vermoeiende reis, Maria. Juist nu je in verwachting bent. Maar we zullen samen gaan. En bovenal, zal de Heere niet voor ons zorgen?"

In de dagen die volgen, maken ze alles klaar voor de reis. Veel spullen hoeven ze niet mee te nemen, want ze zijn niet rijk. Vier dagen zijn ze onderweg. Het zijn vermoeiende dagen. Dan komen ze in Bethlehem aan en gaan ze naar de herberg. Daar willen ze verblijven en slapen, zolang ze in dit stadje zullen zijn. Maar wat een teleurstelling. Er is geen plaats voor hen.

Daar staat Jozef nu. Samen zijn ze uit Nazareth gegaan, hij zou voor Maria zorgen. En nu? Geen plaats voor hen in de herberg. Geen plaats voor de zoon van David. Maar ja, wie ziet daar nog iets van, dat hij een zoon is van de grote koning? Geen plaats ook voor de beloofde Zoon van David, de Messias. Maar ja, wie zou er ook geloven, dat dat arme meisje de moeder zal zijn van de grote Koningszoon? Geen plaats voor hen. Hoe moet dat nu?

God zorgt. De Heere heeft een verbond gemaakt met David. Hij zal dat verbond houden. De Zoon van David komt. In de stad van David. Ook al is er bij niemand plaats voor Hem. De Heere zal Zelf plaats maken. Voor Zijn Zoon, voor Jozef en Maria. In een stal, daar kunnen ze terecht. In die stal kunnen ze voorlopig blijven.

Het is stil in Bethlehem. Het is nacht. De mensen slapen. Maar in die nacht komt de Heexe; tot een wereld, verloren in schuld. Waar de zonde heerst en de dood. Komt de Heere om te oordelen? Dat zou rechtvaardig zijn. Komt de Heere om te straffen? Dat zou verdiend zijn.

Maar nee, de Heere komt met Zijn genade. Hij geeft Zijn Zoon. Hij zendt de Verlosser, de Zaligmaker, Die Koning zal zijn op de troon van Zijn vader David. Deze Koning zal de duivel verslaan. Hij zal de zonden wegdragen. Hij zal de straf op Zich nemen. Deze Koning zal Vredevorst zijn: Hij zal vrede maken tussen God en een zondaar. Niemand is er, die daar van zichzelf naar vraagt. Er is geen plaats. Niet in Bethlehem, niet bij ons. Maar de Heere komt. Hij maakt plaats. Hij geeft Zichzelf weg. Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem!

Het is stil in de stal. Vol verwondering kijkt Jozef naar het Kindje dat geboren is. "Gij zult Zijn naam heten Jezus", zo had de engel tot hem gezegd. "Want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden." En daar is Hij dan nu. Jezus, Zaligmaker. Zijn Zaligmaker. "God zal Hem de troon van Zijn vader David geven", dat was het woord van de engel aan Maria. Daar ligt Hij nu. Zijn troon is een kribbe, een voerbak. Jozef kijkt naar Maria. Een stille verwondering vervult zijn hart.

"Wat een wonder, Maria, dat wij dit mogen meemaken. Dat de Heere Zijn Zoon aan óns toevertrouwt. Dat wij voor Hem mogen zorgen. De grote Zoon van David. Hoe heeft onze voorvader naar Hem uitgezien. Wat heeft hij vol verlangen over Hem gezongen. En wij, arme, zondige mensen, wij mogen Hem zien. Wij mogen Hem in onze armen nemen. Wij mogen ons voor Hem neerbuigen. Hij is de Koning. Nog veel groter dan koning David ooit geweest is. Hij maakt vrede. Nu al."

Eerbiedig buigt Jozef zich over het Kindje heen. Twee zonen van David. De één zondig, de Ander rein en heilig. De één verdient de straf, de Ander zal de straf gaan dragen. De één des doods schuldig, de Ander zal onschuldig de dood ingaan. De één arm, de Ander rijk. De één kan alleen maar zijn lege handen ophouden, de Ander deelt uit van Zijn genade, liefde en vergeving.

Het is stil daar bij de kribbe. De zondige zoon van David mag zich buigen voor de grote Zoon van David. Daar ligt Jozefs Zaligmaker de Zoon van God.

Het is stil in het paleis van koning Herodes. De koning maakt plannen. Een poosje geleden zijn er wijze mannen uit het Oosten in zijn paleis geweest. Ze zochten een nieuw geboren Koning van de Joden. Die wilden ze aanbidden. Hij had hen verteld, dat ze dan in Bethlehem moesten zijn. En hij had hen laten beloven, dat ze op de terugweg zouden komen vertellen, waar die Koning precies was. Dan zou hij dat Kind ook gaan aanbidden. Maar die wijzen hebben hem bedrogen!

Maar die wijzen hebben hem bedrogen! Ze zijn niet meer naar hem teruggekomen om te vertellen, waar de koning is. Zijn plan is mislukt. Zijn plan om dat Kind niet te gaan aanbidden, maar om dat Kind te doden. Nu maakt hij een nieuw plan. Die Koning móet sterven!

Het is stil in Bethlehem. Het is nacht. Iedereen slaapt. Ook Jozef en Maria. Ze weten niet van het gevaar, dat dreigt. Ze weten niet van de boosheid van koning Herodes. Ze weten niet van de vijandschap tegen het Kind Jezus. Maar de Heere in de hemel waakt. Over Zijn kinderen. Over Zijn Zoon. In die nacht spreekt de engel van de Heere opnieuw tot Jozef in een droom.

"Sta op. Jozef! Er is gevaar! Neem het Kind en Maria en vlucht hier vandaan! Koning Herodes zoekt het Kind, om Hem te doden! Vlucht naar Egypte en blijf daar net zo lang tot ik het zeg. Sta op, vlucht!"

Jozef is wakker geworden. Even kijkt hij om zich heen, maar het is nog donker. Dan hoort hij in zijn gedachten weer die woorden: Sta op, vlucht! De Héére heeft tot hem gesproken. Er is gevaar. Hij moet hier vandaan. Haastig staat hij op. "Maria, word eens wakker! Het Kind is in gevaar! We moeten weg!"

Maria schrikt wakker. "Wat is er? Waarom ben je opgestaan?" "Er is gevaar. Maria! De engel van de Heere heeft" tot mij gesproken in een droom. Hij heeft gezegd, dat we moeten vluchten. Koning Herodes zoekt Jezus, om Hem te doden." "Maar waar moeten we dan naar toe Jozef? Waar zullen we veilig zijn voor die wrede koning?"

"Dat heeft de engel ook gezegd, Maria. We moeten naar Egypte gaan. Daar heeft de koning geen macht. We zullen veilig zijn in Gods hoede. Hij waakt over Zijn Zoon. Hij waakt over ons."

Haastig is nu ook Maria opgestaan. Snel pakken ze al hun spullen in. Het is nog stil en donker in het stadje als Jozef en Maria het huis verlaten. In Maria's armen ligt het Kind. Jozef, de zoon van koning David, moet vluchten voor koning Herodes. Jezus, de grote Zoon van David, moet vluchten voor de goddeloze Herodes.

Soldaten van Herodes marcheren Bethlehem binnen. Ze voeren het vreselijke plan van hun koning uit. Alle kinderen van twee jaar en jonger moeten gedood worden. Een van die kinderen is immers de koning der Joden? Als alle kinderen van Bethlehem gedood worden, dan moet Hij daar ook bij zijn. Herodes is tevreden. Geen zoon van David zal ooit nog koning zijn.

Maar terwijl de soldaten van Herodes zijn verschrikkelijk bevel uitvoeren, lopen ver van Bethlehem vandaan Jozef en Maria. In haar armen heeft Maria het Kind. Wat is Jozef verwonderd. De Heere wil hem gebruiken om voor Zijn Zoon en Maria te zorgen. Maar het is de Heere Zélf, Die de wacht houdt. Veilig komen ze in Egypte aan. "Hier hoeven we niet bang te zijn voor Herodes, Maria. Zijn zwaard zal Jezus niet kunnen doden. De engel heeft het toch gezegd: Deze zal groot zijn, en God zal Hem de troon van Zijn vader David geven."

Hel is stil in het huis in Egypte. Geen wonder, het is nacht. Iedereen slaapt. Maar dan komt voor de derde keer de Heere in een droom tot Jozef. Ook nu spreekt Hij tot hem door een engel. "Sta op. Jozefl Je kunt terug gaan naar het land Israël. Koning Herodes is gestorven. Neem het Kind en Zijn moeder. Je mag naar huis. Het is weer veilig."

Jozef is wakker geworden. Nu is er geen schrik. Nu is er blijdschap als hij Maria wakker maakt. "Maria, word eens wakker! De Heere heeft opnieuw tot mij gesproken in de droom. We mogen naar huis! We mogen terug naar Israël. Herodes is gestorven. We hoeven niet meer bang te zijn, dat hij Jezus kwaad zal doen."

Wat een vreugde is er nu. Weer wordt alles klaargemaakt voor de reis. Maar nu met blijdschap. Daar gaat Jozef. Ook nu mag hij zorgen voor het Kind en Zijn moeder. Waar zullen ze naar toe gaan? Terug naar Bethlehem? Daar hóórt de Heere Jezus toch? De Zoon van David, in de stad van David. Maar als Jozef weer terug is in Israël, hoort hij, dat een zoon van koning Herodes regeert over Judea. En in die provincie ligt ook Bethlehem. Hoe moet dat nu? Opnieuw spreekt de Heere. Hij zegt dat Jozef naar Galilea moet gaan. En zo besluit Jozef om naar Nazareth te vertrekken.

Het is stil in de timmermanswerkplaats in Nazareth. Jozef kijkt rond. Hij is weer terug. Wat is er veel gebeurd. Een kinderstemmetje klinkt. Jozef denkt aan de boodschap van de engel: Jozef, gij zone Davids, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen... Zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.

De boodschap van de engel is vervuld. Jezus is geboren. Dé Zoon van David. Hij, Jozef mag voor Hem zorgen. Maar in stille verwondering weet Jozef: het is andersom: Jezus zal voor mij zorgen. Hij is mijn Koning! Zijn naam moest zijn: Jezus, want Hij kwam om ook mij zalig te maken van mijn zonden.

Ter inleiding

Jozef, de zoon van David. Dat is het thema voor de kerstschets van dit jaar. Jozef is iemand die in de geschiedenis wat op de achtergrond blijft. Toch worden in Gods Woord verschillende dingen van hem vermeld en heeft hij duidelijk een functie in de uitvoering van Gods heilsplan. Als zoon van David heeft hij door genade een plaats gekregen in het geslachtsregister van de I leere Jezus.

Een gevaar is dat Jozef centraal komt te staan. Dat is niet de bedoeling van deze schets. Het gaat om de grote Zoon van David: de Heere Jezus Christus. Alleen door Hem is het mogelijk weer met God verzoend te worden. Hij is de geboren Zaligmaker, voor Jozef, voor Maria, voor Zacharias... en voor zovelen meer. Ook voor u? En voor de kinderen?

Het is de wens van de commissie door het geloof iels van de heerlijkheid van Davids grote Zoon te mogen zien. Een gezegend kerstfeest toegewenst.

Namens de commissie Mivo -12,

Marianne Sollie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1996

Mivo -12 | 27 Pagina's

Jozef, de zoon van David

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1996

Mivo -12 | 27 Pagina's