De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht
Kerntekst: Mattheüs 6:14, 15 "Want indien gij de mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven. Maar indien gij de mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven."
Eens sprak de Heere Jezus met Zijn discipelen over "het Koninkrijk der hemelen". Hij leerde hen hoe mensen die de Heere dienen, moeten leven. Hij zei toen ook: "Want indien gij de mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven. Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven."
Petrus denkt na over wat de Heere Jezus toen zei. De Heere heeft gezegd dat ze andere mensen moeten vergeven als zij hen kwaad doen of lelijke dingen van hen zeggen. De Heere Jezus geeft steeds het goede voorbeeld. Hij wordt niet boos als anderen Hem belasteren. Petrus heeft wel begrepen dat hij anderen moet vergeven, maar hoe vaak moet dat dan? Drie keer misschien? Of zeven keer? Je kunt iemand toch niet steeds weer vergeven als hij je kwaad doet?
Met die vraag gaat Petrus naar de Heere Jezus toe. Het is goed, dat hij dat doet. Als wij vragen hebben over de dienst van de Heere moeten we ook in het Woord van God zoeken naar een antwoord. Petrus vraagt: "Heere, hoe veel keer moet ik mijn broeder, die tegen mij zondigt, vergeven? Zeven keer?" Eigenlijk vindt Petrus drie keer wel genoeg, dat zeggen de wetgeleerden ook altijd. Maar, Petrus weet dat de Heere Jezus zeer barmhartig is. Daarom zegt hij: zeven keer, dat is toch wel genoeg. Dan geeft de Heere Jezus een antwoord dat Petrus helemaal niet had verwacht. De Heere zegt: "Niet zeven keer, maar zeventig maal zeven keer". Dat is verschrikkelijk veel! Dan komt er dus eigenlijk nooit een eind aan. Dan moet je dus iemand die je slaat of beledigt steeds maar weer blijven vergeven? Juist Petrus, dat bedoelt de Heere Jezus. Zo moeten alle mensen doen die bij het Koninkrijk van God horen. Zo doet de Koning Zelf ook! Hij vergeeft altijd weer als iemand tot Hem komt en zijn schuld belijdt. Zo moeten ook Zijn onderdanen, de kinderen van God, altijd vergeven.
Om dat duidelijk te maken vertelt de Heere Jezus een gelijkenis. Het Koninkrijk der hemelen kun je vergelijken met een machtig koning die 'afrekening' gaat houden met zijn knechten. Een voor een moeten ze bij hem komen om hun schuld te betalen. De koning heeft recht op dat geld. Zijn knechten hebben het voor hem verdiend en moeten dit nu aan de koning geven. Dan komt er een knecht aan die heel bang kijkt. Langzaam komt hij dichterbij. Daar staat hij voor de koning. Zijn hoofd heeft hij gebogen: hij durft de koning niet aan te kijken. Dan noemt de koning het bedrag dat hij moet geven: 10.000 talenten, dat is ruim 25 miljoen gulden. Dat is een verschrikkelijk groot bedrag. De knecht buigt zijn hoofd nog dieper als hij dat bedrag hoort noemen: 25 miljoen gulden! Hij heeft het niet! Hij kan zijn heer deze grote schuld niet betalen!
Dan klinkt de stem van de koning. Hij beveelt dat deze knecht, met zijn vrouw en kinderen, verkocht moet worden. Zo krijgt de koning tenminste nog iets van zijn geld terug! Nu begint de knecht te jammeren. Zal de koning hem echt verkopen? Moeten hij en zijn vrouw en zijn kinderen nu slaven worden? Zullen ze de rest van hun leven geslagen en verdrukt worden? Zou er geen genade voor hem zijn? Smekend valt hij op zijn knieën voor de koning: "Ontferm u over mij, heb geduld en ik zal u alles betalen". Dan krijgt de koning medelijden. Hij weet best dat deze knecht nooit dat grote bedrag zal kunnen betalen. Maar de barmhartigheid van deze koning is zo groot! Groter dan de schuld van zijn knecht. Dan spreekt hij de knecht vrij van schuld. De man mag weggaan - alsof hij alles heeft betaald!
Zo laat de Heere Jezus ons zien dat wij een onnoemelijk grote schuld hebben bij God. Nooit zullen wij zelf onze schuld bij God kunnen betalen. Soms proberen wij dat wel, door goed ons best te doen, door goed stil te zitten in de kerk. Dan denken we dat we de schuld bij God al een beetje minder hebben gemaakt. Maar dat is niet zo! Onze schuld kan alleen vergeven worden als de Heere Jezus tegen Zijn wordt mag je vragen aan de Heere: "Ontferm U over mij, wees mij genadig!" En als God ons uit genade zo'n grote schuld wil kwijtschelden, zouden wij dan elkaars zonden niet vergeven?
De knecht is naar buiten gegaan. Hij heeft zijn hoofd niet langer gebogen; zijn schuld is er niet meer. Een onnoemelijk grote schuld heeft de koning hem zomaar kwijtgescholden! De koning is zeer genadig voor hem geweest. En wat doet hij nu zelf? Opeens ziet hij daar buiten een man lopen, ook een dienstknecht van de koning. Die man is hem nog zo'n 100 penningen schuldig; dat is 45 gulden. Vergeleken bij de schuld die hij zelf bij de koning had is dit maar een heel kleine schuld. Maar hij vindt toch dat dit geld betaald moet worden. En snel ook! Hij grijpt de dienstknecht woedend bij zijn keel: "Ik krijg nog geld van je, geef me die 45 gulden en vlug wat!" De andere knecht schrikt heel erg. Die schuld kan hij niet betalen, dat geld heeft hij niet. Hij valt op zijn knieën voor de woedende knecht en smeekt: "Ontferm u over mij, heb geduld, en ik zal u alles betalen!" Het zijn dezelfde woorden die de ene knecht zojuist zelf ook heeft uitgekermd toen hij voor de voeten van de koning lag. Zijn schuld was onnoemelijk groot. Nu zal hij toch zijn mededienstknecht deze kleine schuld wel vergeven? Hem was veel vergeven, maar hij vergeeft de ander... niets! Onbarmhartig trekt hij de arme knecht mee en laat hem in de gevangenis opsluiten. Daar moet hij werken totdat hij al zijn schuld heeft betaald.
Andere dienstknechten hebben gezien wat er is gebeurd. Ze weten dat deze knecht een heel grote schuld is kwijtgescholden. Ze zijn dankbaar dat hun koning zo genadig is geweest. Nu zien ze dat deze man die goedheid niet verdient! Snel gaan ze naar de koning en vertellen wat ze hebben gezien. Nu moet de onbarmhartige dienstknecht nog eens bij de koning komen. Maar nu is de koning niet vriendelijk meer. Toornig kijkt hij de knecht aan. Boos klinkt zijn stem: "Ik heb u een grote schuld kwijtgescholden waar u mij om gesmeekt hebt. Waarom vergeeft u dan uw mededienstknecht niet, die u maar zo'n klein bedrag schuldig was? Nu zult u ook uw schuld moeten betalen!" Dan wordt de onbarmhartige dienstknecht weggebracht. De koning beveelt dat hij gepijnigd moet worden tot de schuld is betaald. Maar de schuld zal nooit betaald kunnen worden. Nooit zal er een einde komen aan de straf.
Hier stopt de Heere Jezus met vertellen. Hij kijkt Zijn discipelen eens aan. Petrus zal het nu ook wel begrepen hebben. Dan zegt de Heere Jezus nog iets, als slot van de gelijkenis: "Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet van harte vergeeft, een iegelijk zijn broeder zijn misdaden." Hoor je wel, Petrus. Je moet niet tellen hoe vaak je iemand al vergeven hebt. Maar je moet maar denken aan je eigen grote schuld tegenover God. Als je daaraan denkt, kun je iemand wel duizendmaal vergeven! Als wij onze zondeschuld tegenover God leren kennen, zullen we niet tegen een ander zeggen: "Dat vergeef ik je nooit". Dan wil je graag vergeven. Dan zullen we juist leren bidden: "Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1992
Mivo -12 | 24 Pagina's
