JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Kaïn en Abel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kaïn en Abel

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerntekst: Genesis 4:8b "En het geschiedde, als zij in het veld waren, dat Kaïn tegen zijn broeder opstond, en sloeg hem dood."

Met de hand boven de ogen tuurt Adam hen na. Daar gaan ze, zijn twee jongens, Kaïn en Abel. De een naar zijn stuk land en de ander met zijn kudde het veld in. Wat zijn ze inmiddels al groot en sterk geworden. Even dwalen Adams gedachten weer terug naar vroeger toen de jongens nog klein waren. Wat heeft hij ze vaak bij zich genomen om hen te vertellen van die machtige God, Die hemel en aarde geschapen heeft. Hoe vaak heeft hij zijn jongens niet met pijn in z'n hart verteld van die dag toen hij en z'n vrouw van de verboden vrucht aten. Maar wat heeft hij ze ook vaak verteld van de belofte van de Heere, dat Hij Zijn Zoon zou zenden om zondaren te reden. Adam kijkt omhoog naar de blauwe lucht. "Heere", bidt hij, "wilt U mijn jongens genadig zijn? Zij hebben dat niet verdiend, mijn vrouw en ik ook niet, want wij hebben tegen U gezondigd, maar doet U het om Uw Zoon, de beloofde Verlosser, Die naar de aarde zal komen om voor zondaren te sterven."

Daar gaan ze: Kaïn en Abel. Vlak voordat Kaïn zijn land op loopt, blijven ze even met elkaar staan praten. "Zullen we de Heere binnenkort een offer brengen? Hij zegent ons rijk." "Dat is een goed voorstel." "Ik zal een offer brengen van de vruchten van het land", zegt Kaïn. "Dan zal ik een offer brengen van de dieren van mijn kudden", antwoordt Abel. "Laten we het morgenochtend maar doen".

Kaïn keert zich om en stapt zijn akker op. Hij zal er vandaag weer flink tegenaan gaan dan zal hij vast een goede oogst binnen kunnen halen. Een eindje verderop loopt Abel met zijn dieren. Alle schapen en geiten gaan achter hem aan. Hij zal een goed plekje voor hen zien te vinden. Kaïn en Abel, twee broers, beiden zijn ze hard aan het werk. Beiden zijn het zonen van Adam. Beiden hebben ze hun vader horen vertellen over het paradijs, over de zonde die kwam, maar ook over de beloofde Verlosser. Geen verschil dus tussen de twee broers. Toch wel. Er is een verschil in wat dat Woord in hun hart gedaan heeft. Abel heeft zichzelf leren kennen als zondaar, maar in zijn hart is ook een verlangen geboren naar de Zaligmaker over Wie zijn vader zo vaak verteld heeft. Abel heeft de Heere lief gekregen. Bij Kaïn is dat anders. Ook hij heeft geluisterd naar zijn vader. Hij heeft dezelfde verhalen gehoord en toch mist hij de ware liefde tot de Heere. Twee broers die hetzelfde lijken, maar die toch zo anders zijn.

Het is vroeg in de morgen. In het eerste daglicht staan twee ruwe steenhopen met daarop offers. Langzaam kringelt de rook omhoog. Eerbiedig liggen daar de beide jongens op hun knieën. Ze bidden. Alle twee doen ze precies het zelfde. Het ene offer is niet minder groot dan het andere. En toch... toch is er een verschil. Een oneindig groot verschil. Er is er maar Eén Die dat ziet: de Heere. Hij kijkt dwars door die offers en dwars door diezelfde buitenkant van Kaïn en Abel. De Heere kijkt in hun hart. Daar zit dat grote verschil. Kaïn bidt, maar de liefde tot de Heere ontbreekt en zo houdt hij de Heere buiten zijn hart. Abel bidt ook, maar het is een bidden vanuit de oprechtheid van zijn hart. Zonder de Heere kan hij niet leven.

Als Kaïn opstaat na het offeren, is er niets veranderd. Hij heeft zijn plicht weer gedaan en gaat gewoon weer aan het werk, maar... zonder de Heere. Als Abel opstaat, is hij gesterkt in de Heere. Hij gaat ook weer aan het werk, maar... met de Heere. Is Abel dan zo'n beste jongen? Welnee, maar uit genade mag hij de Heere liefhebben. Abel merkt de goedkeuring van de Heere over zijn offer. Hij heeft vrede in zijn hart. Kaïn heeft dat niet en hij merkt op de een of andere manier dat de Heere zijn offer niet heeft aangenomen, maar dat van Abel wel. Is Kaïn nu verdrietig en gaat hij nu de Heere zoeken? Nee, juist niet. Kaïn wordt verschrikkelijk jaloers. Waarom heeft de Heere Abels offer wel aangenomen en dat van hem niet? Was zijn offer dan minder groot? Nee, dat is het niet en diep in z'n hart weet Kaïn best dat de fout niet aan de buitenkant zit, maar aan de binnenkant. Met die wetenschap gaat Kaïn niet naar de Heere. Integendeel, hij wordt zo jaloers en kwaad dat het gewoon aan zijn gezicht te zien is. Hij wordt er als het ware door verteerd. De Heere ziet dat ook en in Zijn genade komt Hij naar Kaïn toe om hem te waarschuwen. "Kaïn", zegt de Heere "waarom kijk je zo boos? Waarom ben je zo jaloers op je broer Abel? Bekeer je toch van deze zonde. Het is verschrikkelijk gevaarlijk dat je zo kwaad bent op je broer, want dit kan van kwaad tot erger gaan. De zonde is heel dichtbij Kaïn. Die ligt als het ware op de loer, voor de deur van je hart. Als je er niet tegen zult strijden, zal deze zonde van jaloezie leiden tot ergere. Bovendien, je hoeft helemaal niet boos te zijn op Abel, want jij zult als eerstgeborene toch de baas over hem zijn. Kaïn, pas op. Ik, de levende God, waarschuw je."

Wat een wonder dat de Heere Kaïn nog waarschuwen wil. Zo waarschuwt de Heere ons ook telkens om niet door te gaan op het pad van de zonde. En... luistert Kaïn naar Gods stem? Nee integendeel. Diep in zijn hart komt een gemeen plan. "Ga je mee Abel", zegt Kaïn op een dag tegen zijn broer, "dan gaan we het veld in". Daar gaan ze, de twee broers. Misschien heeft Adam ze wel staan nakijken. En dan als ze helemaal alleen zijn in het veld, voert Kaïn zijn wrede plan uit, waarvoor de Heere hem nog waarschuwde. Hij slaat zijn broer dood. Daar ligt Abel, bleek en stil. De aarde zuigt het bloed op dat uit zijn wonden stroomt. Voor de eerste keer is een mens gedood. Nog even kijkt Kaïn naar dat stille gezicht en keert zich dan om. Zo, van Abel zal hij geen last meer hebben. Zal hij nu maar naar huis gaan? Naar huis? Nee Kaïn, kijk eens naar je handen. Daaraan kleeft bloed. Het bloed van je broer. Kaïn, je bent een moordenaar. Je hebt gedaan wat je wilde. Ben je nu tevreden? Nee, Kaïn merkt direct, dat het doen van zonde altijd onrust nalaat in je hart. Daar gaat hij, weg van deze verschrikkelijke plaats, weg van dat stille lichaam. Kaïn vlucht en bij elke stap klinkt het in zijn oren: moordenaar, moordenaar.

Dan komt de Heere. Ook al heeft geen mens gezien wat Kaïn gedaan heeft, de Heere weet alles. "Kaïn", roept Hij, "Kaïn, waar is Abel je broer?" Nu kan Kaïn het vertellen. Nu kan hij zijn zonde belijden aan de Heere en smeken om vergeving. Kaïn doe het toch, want bij de Heere is vergeving. Hij wil je vuile handen schoonwassen in Zijn bloed. Maar Kaïn wil niet buigen voor de Heere. Brutaal antwoordt hij: "Ik weet niet waar mijn broer is. Moet ik soms voor hem zorgen? Ben ik mijns broers hoeder?" Eigenlijk slaat Kaïn door deze brutale leugen Gods uitgesproken reddende hand weg. Hij wil zijn zonden niet belijden. "Kaïn", zegt de Heere, "als jij dan niet wilt zeggen wat je gedaan hebt, zal Ik het zeggen. Ik heb gezien dat je je eigen broer hebt doodgeslagen, omdat je boos op hem was. Ik had je gewaarschuwd, maar je hebt niet geluisterd. Nu heb Ik het wegvloeiende bloed van je broer gezien. Dat bloed roept om wraak. Daarom ben je van nu af aan vervloekt op de aarde. Als je straks het land weer zult bewerken, zul je geen oogst binnen kunnen halen. Hoe hard je ook zult werken, wat je ook zult doen, het zal allemaal niets helpen. De aarde zal jou geen vruchten meer geven. En daarom zul je moeten zwerven. Je zult het telkens weer op een andere plaats gaan proberen, maar de oogst zal nooit meer lukken. Nergens zul je meer rust vinden. Kaïn, dat is je straf, omdat je niet naar Mijn waarschuwing hebt geluisterd en je broer hebt doodgeslagen.

Daar staat Kaïn. Elk woord van de Heere heeft hij gehoord. Wat een straf. Nooit meer loon op zijn werk, altijd zwerven, nooit meer rust. Kaïn ervaart dat de Heere de zonde niet ongestraft laat. Toch ontvangt hij nog niet meteen de straf die hij verdiend heeft namelijk de dood. De Heere is hem nog genadig en geeft hem nog tijd om zich te bekeren van zijn boze weg. Kaïn krijgt nog genadetijd, zoals elke dag die jij krijgt ook genadetijd is. Wat zal Kaïn daar dankbaar voor zijn! Dankbaar? Nee, luister maar naar wat hij zegt: "Heere, mijn misdaad is groter dan dat zij vergeven worde." Eigenlijk zegt hij: "Heere, Ik heb wel een misdaad begaan, maar de straf die U mij daarvoor geeft, is veel te streng en veel te groot. Hij is voor mij echt te zwaar om te dragen. Hoor je: Kaïn klaagt er helemaal niet over dat hij gezondigd heeft, maar komt in opstand tegen de straf die de Heere hem oplegt. Wat erg. Kaïn slaat Gods reddende hand weg en is nog boos op de Heere ook. Kaïn heeft geen berouw. Iemand die berouw heeft, zegt: "Heere, als U mij streng wilt straffen, heb ik het helemaal verdiend, maar wilt U mijn zonden vergeven." Heb je zo ook weleens gesmeekt om genade? Of ben je, net als Kaïn, alleen maar bang voor de straf op dingen die je verkeerd doet? Ben je diep in je hart soms zelfs opstandig? Wat doe je dan de Heere verdriet. Vraag of de Heere je wil leren wat echt berouw is, of Hij je wil leren voor hem te buigen en met je zonden naar Hem toe te vluchten. "Heere", zegt Kaïn verder, "straks zal ik over de aarde zwerven, maar ik weet zeker, dat iedereen die mij tegenkomt, mij zal willen doodslaan, omdat ik een moordenaar ben." "Nee Kaïn", antwoordt de Heere, "daar hoef je niet bang voor te zijn. Ook al ben je een moordenaar, ook al heb je geen berouw en vind je Mijn straf eigenlijk te zwaar, toch zal Ik je beschermen. Iedereen die jou zal doodslaan, zal verschrikkelijk gestraft worden. Je zult zevenvoudig gewroken worden. En opdat iedereen zal weten dat jij Kaïn bent, zal Ik je een teken geven, zodat niemand je zou durven doden."

De Heere zwijgt. Wat is de Heere een lankmoedig en geduldig God. Dat was Hij voor Kaïn en dat is Hij ook nu nog voor ons. Kaïn kreeg genadetijd. Die krijg jij ook nog, elke dag. Tijd van de Heere om om genade te smeken, om je te bekeren van de boze weg. Gebruik die tijd!

Kaïn gaat weg. Weg bij God vandaan. Overal waar hij zwerft, is dat stille gezicht van Abel. Hij kan het maar niet vergeten, wat hij ook probeert. Zijn bedreven kwaad laat hem niet met rust. Kaïn draagt zijn misdaad zelf. Dat is een onnoemelijke zware last, die hem tenslotte, als hij zich niet bekeert, in de eeuwige duisternis zal storten.

En Abel? Voor Abel is alles voorbij. Nee, toch niet, voor Abel begint het leven nu pas echt. Voor de eerste keer zendt de Heere Zijn engelen om een kind van Hem thuis te halen. Zie, daar nemen ze Abels ziel op in de hemel en brengen hem binnen voor Gods troon. Wat moet dat geweest zijn. De eerste mensenziel bij God en de engelen. Hoor, daar spreekt de Heere: "Komt in gij gezegende Mijns Vaders." Voortaan mag je bij Mij zijn zonder zonde, rein en heilig, vanwege het bloed dat gestort zal worden op Golgotha." Dan mag Abel als eerste mens een loflied tot Gods eer aanheffen. Een loflied, dat tot in alle eeuwigheid zal weerklinken en dat gezongen zal worden door een koor dat zal worden tot een schare die niemand kan tellen. Zou jij niet zo'n zanger willen zijn? Gelukkig, ook voor jou kan het, uit enkel genade, want... de God van Abel leeft nog!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1991

Mivo -12 | 16 Pagina's

Kaïn en Abel

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1991

Mivo -12 | 16 Pagina's