JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Willibrord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Willibrord

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerntekst: Mattheüs 28:19 "Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb."

Met de hand boven de ogen tuurt Willibrord over het water. Nog even en ze zullen de monding van de Rijn opvaren. Dan duurt het niet lang meer of hij zal kunnen beginnen aan het grote werk waar hij al zolang naar uitgekeken heeft. Al tien jaar lang heeft hij zich immers voorbereid in het klooster in Ierland om het Evangelie te gaan verkondigen bij de Friezen. De Friezen die tot nu toe steeds geweigerd hebben om christen te worden, omdat ze hun goden niet los willen laten en omdat ze bang zijn dat de zendelingen die er kwamen spionnen van de Franken waren. Hij, Willibrord, is geen Frankische zendeling. Hem zullen ze in elk geval niet voor een spion van de Franken aanzien. Maar zouden de Friezen hun oude goden wel vaarwel willen zeggen? Zou dat heidense volk, dat in het noorden en westen van de lage landen aan de zee woont, wel willen buigen voor God? Hun koning Radboud is in elk geval een felle tegenstander van de christenen. Hij zal niet nalaten om zijn werk kapot te maken. Zou Radboud het deze keer ook winnen van hem? Zullen de Friezen dan altijd in het duister moeten blijven dwalen? Dat mag niet! Even kijkt Willibrord omhoog. Hij ziet de witte wolken, hij ziet de blauwe lucht. Daarboven woont God. Daar woont zijn Zender. Heeft Hij Zelf niet gezegd: "Gaat dan henen, onderwijst al de volken, hen dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes."? "Heere", bidt hij, "wilt U Zelf de weg banen? Wilt U de harten van deze heidenen openen, opdat ze naar Uw stem zullen horen?"

Met de hand boven de ogen tuurt Willibrord over het vlakke land van Walcheren. "Het kan niet anders of we moeten er vlakbij zijn. Hier moet ergens het grote afgodsbeeld staan", zegt hij tegen zijn elf trouwe helpers. "Wacht eens even, wat is dat daar? Het lijkt wel of daar in de verte een hele grote groep mensen staat. Kom mannen, we gaan erheen. Wie weet, staat daar het beeld wel." Hoe dichter ze in de buurt komen, hoe beter ze zien wat er aan de hand is. Daar, midden in de kring, staat een groot beeld van Wodan. Van heinde en ver zijn de mensen samengekomen om het grote offerfeest bij te wonen. Vlak bij het beeld staan de priesters. Alles wordt door hen klaar gemaakt om het offer te kunnen brengen. "Kom mannnen", roept Willibrord. "We moeten vlug zijn. Nog even en ze zullen gaan offeren aan Wodan. We moeten nu laten zien Wie er echt God is: Wodan of Jezus!" Met grote passen loopt hij naar de menigte toe. Snel baant hij zich een weg tussen de mensen door tot hij midden in de kring staat, vlak naast het beeld. Verbaasd kijken de priesters op van hun werk. Wat doet die man hier opeens? Wat wil hij? "Stop maar met offeren", roept Willibrord. Het heeft helemaal geen zin om die dieren te doden. Uw god is geen god, het is maar een stenen beeld. Er is maar één God en dat is de God Die de hemel en de aarde geschapen heeft. Alles wat u om u heen ziet, heeft Hij gemaakt. Ik zal u eens laten zien, dat uw god maar een stenen beeld is." Zoekend kijkt Willibrord om zich heen. Ha, daar ziet hij precies wat hij zoekt. Snel bukt hij zich en raapt een grote hamer van de grond. Met een paar stappen is hij bij het beeld. Hoog heft hij de hamer boven zijn hoofd. Een schreeuw weerklinkt, maar het is al te laat. Met een enorme klap slaat hij de hamer tegen het beeld. Even wankelt het op zijn voetstuk, maar dan valt het met een dreunende slag tegen de grond. "Daar ligt nu uw god!" roept hij luid.

Het is doodstil geworden. Niemand beweegt zich. Vol schrik en ontzetting staren ze naar de brokstukken die op de grond liggen. Verschrikkelijk, hoe durft iemand hun god zo te vernederen. Nu zal Wodan wel komen en deze man doden. Dat kan niet anders! Ze wachten... maar er gebeurt niets. Rustig staat Willibrord daar. "Ziet u wel", zegt hij kalm, "uw god is helemaal niet machtig. Uw god bestaat niet, anders had hij mij allang gedood. Dien toch de Heere. Hij is de levende God." Zwijgend kijken de mannen Willibrord aan. Waarom straft Wodan hem niet? Zou het dan toch waar zijn wat deze christen zegt? Een van de Friezen kan het opeens niet langer meer uithouden. Als Wodan dan niets doet, zal hij het wel doen. Met een rauwe schreeuw springt hij naar voren. Een zwaard flikkert in het zonlicht. Willibrord wankelt achteruit. Uit een wond aan zijn hoofd gutst het bloed. Weer heft de Fries zijn zwaard; Willibrord moet sterven! Maar dan grijpen sterke handen hem beet. Willibrords helpers zullen hun meester beschermen. Snel heffen ze hun wapens op; deze man moet sterven. "Stop", roept Willibrord als hij ziet wat zijn mannen van plan zijn te doen. "Dood hem niet. Ik vergeef hem zijn daad." Diep onder de indruk gaan de mensen die dag naar huis. Ze waren gekomen om hun god te aanbidden en om voor hem te offeren, maar het is heel anders gegaan. Hoe kan het nu toch dat Wodan die man niet heeft gestraft? Zou de God van de christenen dan toch machiger zijn?

Door het duinlandschap bij Alkmaar loopt een groepje mannen. Af en toe staan ze stil en kijken rond. Is er dan nergens water te ontdekken? Ze lopen nu al de hele dag en de zon staat al uren aan de hemel te branden. Moedeloos kijken ze elkaar aan. Als ze geen water vinden, zullen ze omkomen van dorst. Dan is al hun werk voor niets geweest. "Kom", zegt Willibrord, "moed houden mannen. Misschien is er achter de volgende top wel een duinpan met water." En weer gaat de tocht verder. Maar achter de volgende top is geen water en achter de toppen die daarna komen ook niet... Een van de helpers gaat op de grond zitten. Hij kan niet meer verder. Willibrord ziet het. Ook hij heeft brandende dorst. Als het nog even zo doorgaat, zal er niets meer terecht komen van de prediking van het Evangelie aan de Friezen. Zou hij dan voor niets naar dit land gekomen zijn? Het werk is immers nog lang niet klaar. Opeens keert hij zich om naar zijn uitgeputte helpers. "Gaan jullie op deze plek eens een kuil graven", zegt hij. Verbaasd kijken de mannen hem aan. Wat een vreemde opdracht geeft Willibrord hen. "Ga maar beginnen mannen. Straks zul je begrijpen waarom je dit moet doen." Rustig staat Willibrord te kijken terwijl zijn helpers beginnen te graven. Er is opeens rust gekomen in zijn bezorgde hart: ook al weet hij niet meer hoe het moet, God in de hemel weet het wel en Hij kan grote wondéren doen.

"Stop maar met graven", zegt Willibrord na een poosje. Terwijl de mannen het zweet van hun voorhoofd wissen, knielt hij neer in het hete zand. Hij vouwt zijn handen en bidt. "Heere", smeekt hij, "wilt U ons redden uit deze grote nood. Wilt U ons water geven, zodat wij weer krachten krijgen om onze tocht voort te zetten. Zodat wij weer mensen kunnen vertellen van U? Het is toch niet ons werk, maar het gaat toch om Uw zaak. Wat zullen de inwoners van dit land wel niet zeggen als wij hier sterven van dorst. Ze zullen U bespotten. Heere, red ons dan om Uw grote Naam." Eerbiedig luisteren de helpers naar het smeekgebed van Willibrord. Zou de Heere een wonder doen? Ja, de Heere laat Zijn knechten niet in de steek. Nu niemand hen meer kan helpen, komt Hij om hen te redden uit deze grote nood. Terwijl Willibrord op zijn knieen ligt , borrelt er helder water op in de net gegraven put. De mannen kunnen drinken zoveel als ze willen. Wat is de Heere goed. Nog steeds is bij het plaatsje Heiloo een put te vinden die de naam "Willibrordsput" draagt, zodat we herinnerd worden aan Gods trouwe zorg en wonderlijke daden! Zo kan Willibrord weer verder met zijn opdracht om mensen het Evangelie te verkondigen. Hij trekt steeds verder naar het noorden. Tenslotte wil hij ook graag in Denemarken het Woord van God gaan vertellen. Nog nooit is in dat land een prediker geweest. Vol goede moed gaat hij op reis. Maar hoe hij de mensen ook de blijde boodschap laat horen, ze luisteren niet. Ze willen helemaal niets ermee te maken hebben. Tenslotte moet Willibrord wel weer terug naar het land van de Friezen. Toch kan hij de Denen niet aan hun lot overlaten. Vlak voordat hij de terugreis per schip weer aanvangt, koopt hij dertig Deense slaven vrij. Zij moeten met hem mee, zodat ze onderwezen kunnen worden in de Bijbel en later zelf aan de Denen het Evangelie kunnen verkondigen in hun eigen taal.

De terugreis gaat niet zo voorspoedig als Willibrord gehoopt had. Ze komen midden in een grote storm terecht. Wild beuken de golven tegen het schip. Hoe ze ook proberen hun schip in de juiste koers te laten gaan, het lukt niet. Zou dit dan het einde zijn van hun werk? Moeten ze dan omkomen in de golven? Nee, weer laat de Heere zien Wie Hij is en dat Hij wonderen kan en wil doen. Het schip komt terecht bij Helgoland (een van de Waddeneilanden). Ongedeerd stapt iedereen aan land. Al gauw horen ze dat koning Radboud ook op dit eiland is. Een beetje bezorgd kijken de helpers Willibrord aan. Dat ziet er niet zo best uit. Ze weten allemaal dat Radboud een felle tegenstander van het christendom is en dat hij geen kans voorbij zal laten gaan om christenen tegen te werken. Hij zal er zeker niet voor terugdeinzen om hen te doden. Zou het niet veel veiliger zijn als Willibrord maar niet zou gaan preken? Dan lopen ze geen gevaar om gedood te worden. Misschien hebben ze het wel tegen Willibrord gezegd: "Wees toch verstandig en denk aan je leven. Zwijg maar over God. Je bent nu zo dicht in de buurt van de man die al zoveel kerken en kloosters verwoest heeft en die al vele christenen gedood heeft." Maar Willibrord kan het niet laten. Of hij nu gegrepen zal worden door koning Radboud of niet, of hij nu moet sterven of niet, hij moet de mensen die op dit eiland wonen vertellen over de redding die er te vinden is bij God. Overal waar Willibrord komt, begint hij te preken en... de prediking draagt vrucht! Verschillende eilandbewoners willen niet langer de afgoden dienen. Ze vragen zelfs aan hem of hij hen wil dopen. Op een vroege morgen vindt de doopplechtigheid plaats. Willibrord heeft een geschikte plek gevonden. "Jullie zullen gedoopt worden met water uit de bron die aan Wodan gewijd is ". zegt hij tegen de mensen die gedoopt zullen worden. Verschrikt houden ze hun pas in. "Is dat niet ontzettend gevaarlijk?" "Waarom?", vraagt Willibrord. "Wodan bestaat toch niet en jullie geloven toch niet dat dat water heilig is?" "Ja maar," antwoorden ze, "de koning zal verschrikkelijk boos worden. Uw plan is veel te gevaarlijk. Hij zal u vast doden." "Voor de koning ben ik niet bang," antwoordt Willibrord rustig, "en dit is de beste manier om te laten zien dat Wodan geen god is." Zwijgend lopen de mannen verder tot ze bij de bron aangekomen zijn. Vlakbij grazen nog wat koeien. "Grazen die dieren hier altijd?" vraagt Willibrord. "Ja, dat zijn gewijde ossen" antwoorden de mannen. "Ah, die kan ik straks goed gebruiken. Kom, laten we bij de bron gaan staan, dan kunnen jullie gedoopt worden." Even later klinkt het plechtig: "Ik doop u in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes." Dankbaarheid en blijdschap zijn in het hart van Willibrord en zijn helpers. De Heere gaat door met Zijn werk. Dat kunnen ze voor hun ogen zien. Als zij straks weer weggaan, kunnen deze mensen doorgaan met de verkondiging van Jezus aan de andere eilandbewoners. "Kom", zegt Willibrord als de doopplechtigheid voorbij is, "laten we een van die ossen nemen en slachten voor de maaltijd. Die ossen zijn toch niet heilig; het zijn maar gewone dieren. De mensen kunnen dan direct zien, dat Wodan niet bestaat, omdat hij ons niet straft." Het duurt niet lang of iedereen op het eiland weet wat er is gebeurd: er zijn mensen gedoopt met water uit de heilige bron en er zijn gewijde ossen geslacht voor de maaltijd. Ook Radboud hoort ervan. Hij is woedend. Wat denkt die Willibrord wel? "Ga die man en zijn helpers halen! Hij zal weten wat hij gedaan heeft. Hij zal ervoor moeten boeten." Niet lang daarna staan Willibrord en zijn helpers gebonden voor hem. "Waarom heb je het water uit de heilige bron gebruikt en waarom heb je de gewijde ossen geslacht?" Rustig kijkt Willibrord de woedende koning aan. "Dat heb ik gedaan om te laten zien dat Wodan niet bestaat." "Wodan niet bestaan?" roept Radboud. "Ik zal je laten zien, dat hij wel bestaat. We gaan het lot werpen en hij zal aanwijzen wie zal sterven voor deze daad." Diep in zijn hart verwacht Radboud dat het lot Willibrord zal aanwijzen, zodat hij deze zendeling direkt uit de weg kan ruimen. Een beetje verwonderd kijkt hij naar Willibrord. Wat staat die man daar rustig, alsof hem niets kan gebeuren. Wacht maar, straks zal hij schreeuwen om medelijden als het lot hem aan zal wijzen. Maar Willibrord is niet bang. Hij weet dat zijn leven en dat van zijn helpers in Gods hand is. Als hij zal blijven leven, is het goed, maar als hij zal moeten sterven is het ook goed. Er is een God in de hemel Die over hem waakt. Hij ziet hoe alles klaargemaakt wordt voor het werpen van het lot. Hij ziet hoe de haat in de ogen van Radboud gloeit. Wat zal de koning spotlachen als hij aangewezen zal worden. "Heere", bidt Willibrord, "wilt U laten zien dat U almachtig bent en dat U regeert in plaats van Wodan of Radboud." Onder grote stilte wordt het lot geworpen. Vol spanning buigt de koning voorover om te zien of Willibrord aangewezen is door de goden. Jammer! Het lot heeft de zendeling niet aangewezen. Wacht hij zal het nog een keer laten doen.

Ook al werd de stem van Willibrord op aarde dan niet meer gehoord, het werk van de Heere is wel doorgegaan. De Heere heeft hem willen gebruiken om in ons land het Evangelie te verkondigen, zodat ook wij nu bekend zijn met het Woord van de Heere. Ben je er weleens dankbaar voor geweest dat de Heere zendelingen naar Nederland heeft willen sturen, zodat jij elke dag Zijn roepstem mag horen? Heb je weleens gebeden of de Heere jou zou willen gebruiken om aan mensen, die nog nooit van de Heere gehoord hebben, de blijde boodschap te mogen verkondigen? Of kan het je niet schelen, dat er nog gebieden zijn waar mensen voor afgoden knielen, dat je buurjongen misschien niets weet van de Heere, dat jij zelf de Heere helemaal niet nodig hebt. Wat ben je dan arm. Roep dan tot de Heere of Hij uit genade jou wil leren Wie Hij is en of hij jou ook zou willen gebruiken om aan andere mensen van Hem te vertellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1990

Mivo -12 | 39 Pagina's

Willibrord

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1990

Mivo -12 | 39 Pagina's