Handleiding 2b: Paulus
God is almachtig
Toelichting op het thema
Dit jaar behandelen we in de Kompasschetsen het thema ‘Gods eigenschappen’. In deze Kompas zal het gaan over reformatie in de Bijbel: Gods almacht en genade in de bekering van Saulus.
Doel van de vertelling
In de vertelling willen we de kinderen laten zien hoe de Heere een almachtige en een genadige God is. De Heere roept Saulus om Zijn evangelie te verkondigen, ondanks dat Saulus Gods gemeente vervolgt. Hij kan ook de meest harde vijand tot Zijn kind en knecht maken.
Introductie van het thema voor de kinderen
“Mama, zul je voorzichtig zijn?” Cho is bang. Haar moeder gaat straks naar de kleine huiskerk in hun dorp. Maar niemand mag het weten. De huiskerk is geheim. “Als de geheime politie het hoort, moeten we in de gevangenis omdat we in de Heere geloven,” fluistert Cho. Mama zegt zacht: “Wees maar stil. Laten we bidden of de Heere voor ons wil zorgen. God is almachtig. Hij kan alle dingen, zelfs de mensen van de geheime politie bekeren.”
Er zijn landen waar christenen worden vervolgd omdat ze in de Heere geloven. Noord-Korea is zo’n land. Mensen worden verraden en opgepakt. En toch… de Heere is almachtig. Hij kan zelfs mensen bekeren die christenen vervolgen. Kun jij het je voorstellen dat iemand die andere mensen oppakt zelf ook een knecht van de Heere kan worden?
Luister goed naar het verhaal. Hoe zie je in het verhaal Gods almacht en Gods genade?
Zingen
Psalm 25:2 en 6
Psalm 32:1
Psalm 33:5
Psalm 36:2
Psalm 40:4
Psalm 77:6
Psalm 118:11
Lied uit ‘Tot Zijn eer’:
Alle roem is uitgesloten
Amazing grace
Heer’ wat wilt Gij dat ik doe?
Lezen
Handelingen 9:1-9
Kerntekst
En zij ontzetten zich allen, die het hoorden, en zeiden: Is deze niet degene, die te Jeruzalem verstoorde, wie dezen Naam aanriepen, en die daarom hier gekomen is, opdat hij dezelve gebonden zou brengen tot de overpriesters? Doch Saulus werd meer en meer bekrachtigd, en overtuigde de Joden, die te Damaskus woonden, bewijzende, dat deze de Christus is (Handelingen 9:21 en 22).
Vertelling
“Kijk eens, Saulus, hier heb je de brieven.” Saulus neemt de samengebonden rol aan van de hogepriester. “Dank u wel,“ zegt hij opgetogen. “Ik kom terug en ik zal ze vastgebonden meenemen naar Jeruzalem, al die mensen die niet naar Gods wet willen leven! Het moet maar eens klaar zijn met die leer van Jezus. Een bedrieger is Hij!”
Ja, Saulus heeft een grote hekel aan de volgelingen van Jezus. Want de volgelingen van Jezus zeggen dat Jezus de Zoon van God is. En hij weet zeker dat dat niet zo is. Toen hij kind was, heeft zijn vader hem al naar school gestuurd bij de Farizeeërs. Daar heeft hij geleerd dat je de wet van de Heere héél goed moet houden, en als je dat doet, zal je zeker de hemel en de zaligheid ontvangen.
Daarna was hij naar Jeruzalem gegaan, om daar nóg beter te leren wat er in Gods wet staat. En hij deed heel goed zijn best. Alle geboden van de Heere hield hij, zelfs nog een beetje meer dan nodig was. Hij had zich voorgenomen om heel nauwkeurig de wet te houden, dan zou hij zeker zalig worden! Maar daar in Jeruzalem had hij kennis gemaakt met de volgelingen van Jezus. En die zeiden dat Jezus de Zoon van God is. Zij zeiden dat het erom ging om God lief te hebben boven alles en je naaste als jezelf. Jezus had dat hun geleerd. En hij wist het zeker: Jezus was een bedrieger en die dienaren van Hem hadden geen gelijk. Daarom was hij zo boos op hen geworden. Daarom had hij zo’n hekel aan hen gekregen. Daarom had hij meegeholpen toen in Jeruzalem de volgelingen van Jezus vervolgd en gedood werden. Over de Naam van Jezus moest niet meer gesproken worden. Het moest maar eens uit zijn met dat gepraat over Hem!
Maar tijdens de vervolging waren er veel volgelingen van Jezus gevlucht naar Damascus. Wat was hij daar boos om! Straks gaan ze daar ook nog spreken over Jezus! Hij was naar het Sanhedrin gegaan en had een voorstel gedaan. “Zal ik naar Damascus gaan en daar de volgelingen van Jezus vangen?” had hij gezegd. De hogepriester vond het een prachtig plan. Hij had brieven geschreven en in die brieven stond dat hij toestemming had om ook in Damascus die mensen te grijpen en ze mee te voeren naar Jeruzalem. Ook de hogepriester wilde graag dat niemand de Naam van Jezus meer zou noemen. Snel maakt Saulus alles klaar. Zorgvuldig zoekt hij een aantal knechten uit. Die moeten met hem mee naar Damascus.
Al na korte tijd vertrekken ze uit Jeruzalem. Ze reizen door Samaria en Galilea en dan om het meer van Galilea heen. Dan volgen ze de oude handelsweg, die uitkomt in de Damascus. Het is een lange reis, van meer dan 200 kilometer. Maar dat heeft hij er wel voor over. Hij verlangt ernaar die gehate volgelingen van Jezus te grijpen, al moet hij er nu een week voor reizen! De Naam van Jezus mag niet meer genoemd worden, ook niet in Damascus. Die Naam moet worden uitgeroeid.
Eindelijk komen ze in de buurt van Damascus. Nu zal het gaan gebeuren, denkt Saulus. Bijna kan hij zijn werk gaan doen en niemand kan hem tegenhouden. Hij is immers in dienst van het Sanhedrin? En hij bewijst er ook nog eens God een dienst mee. De Heere zal hem zegenen, omdat hij die godslasteraars vervolgt.
Maar dan… ineens is er een verblindend licht van de hemel. Saulus ziet niets meer! Hij valt languit op de grond en verbergt bevend zijn gezicht in zijn armen. Vol angst hoort hij een stem. "Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?" Wie zegt dat? Wie spreekt daar? “Wie zijt Gij, Heere?” vraagt hij. “Ik ben Jezus, Die gij vervolgt. Het is u hard de verzenen tegen de prikkels te slaan,” zo klinkt het antwoord. “Je lijkt op zo’n os die van de boer moet ploegen. Soms wil die os niet lopen en schopt hij naar de boer. Maar dan houdt de boer een scherpe stok voor zich en de os schopt dan tegen die scherpe stok. Dat doet pijn. Dan luistert de os wél. Saulus, je doet net als zo’n onwillige os.“
Dan dringt het tot Saulus door. Wat is hij een dwaas! Het is verkeerd wat hij doet. Hij vervolgt de mensen die Jezus dienen, maar dat is fout. Jezus was geen bedrieger. Jezus is de Christus, de Messias, de Zoon van de levende God. Nu begrijpt hij het. Hij vecht tegen Gods volk en dus tegen God!
Zacht klinkt zijn stem: “Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?” Jezus’ antwoord komt: “Ga maar naar de stad. Daar zal iemand je vertellen wat je doen moet.” Saulus staat op. Hij opent zijn ogen, maar… ziet niets. Hij is blind geworden! Onzeker voelt hij om zich heen. Dan merkt hij dat één van de knechten hem vastpakt. En verbaasd beginnen ze tegen hem te praten. Zíj snappen niet wat er gebeurd is. Ze hebben wél het licht gezien. En daarvan zijn ze geschrokken. Ook zíj hebben zich op de grond laten vallen. En ook zíj hebben een geluid gehoord, maar ze begrepen er niets van.
Saulus kan het niet uitleggen. In zijn hart is onrust gekomen. Het liefste wil hij nu alleen zijn. Wat een verdriet is er in zijn hart! Hij voelt dat hij het helemaal verkeerd heeft gedaan. Hij voelt dat hij zwaar tegen God heeft gezondigd! Hij heeft gespot met Jezus. Hij heeft Gods kinderen vervolgd!
De knechten nemen Saulus mee naar Damascus. Als ze daar zijn, brengen ze hem in het huis van een zekere Judas. Daar krijgt Saulus een kamer. Daar is hij alleen. Alleen met al zijn gedachten. Alleen met zijn angst, met zijn nood, met zijn verdriet. Daar bidt hij tot de God tegen Wie hij gestreden heeft. Zou er voor hem vergeving zijn voor al dat kwaad? Zou de Heere hem genadig willen vergeven dat hij Jezus’ volgelingen vervolgd heeft?
Drie dagen lang is Saulus in die kamer. Drie dagen lang bidt en smeekt hij om vergeving. Hij belijdt zijn zonden. Nu ziet hij ook hoe zijn leven is geweest. Het was een leven in de duisternis. Hij dacht dat hij de Heere diende, maar hij miste het belangrijkste: de liefde.
Dan is het of het donker éven verdwijnt. Maar Saulus merkt wel dat het niet echt is. Het is een gezicht, een visioen. Hij ziet een man naar zich toekomen. Die man zegt dat hij Ananias heet. Ananias legt zijn hand op Saulus om hem weer ziende te maken. Dan verdwijnt het gezicht weer. Maar in Saulus’ hart komt weer hoop. Zou de Heere tóch naar hem om willen zien?
In de stad woont Ananias, een volgeling van de Heere Jezus. Hij is bang. Hij is naar Damascus gevlucht, een poosje geleden al. Misschien is hij daar veilig voor de vervolgers. Maar nu heeft hij gehoord dat Saulus, één van de ergste vervolgers, in Damascus is gekomen. Zou het nu voor niets zijn dat hij gevlucht is? Zou hier nu óók vervolging komen? De schrik slaat hem om het hart.
Opeens hoort hij een stem. “Ananias!” Meteen begrijpt hij het. Het is Gods stem! Het is de stem van de Heere, Die hij lief heeft. “Zie hier ben ik,” antwoordt Ananias. Weer spreekt de Heere Jezus tegen hem: “Ananias, sta op en ga naar de Rechte Straat. Daar is het huis van een zekere Judas. Daar moet je vragen naar Saulus van Tarsen. Hij bidt! Hij heeft in een visioen gezien dat een man, Ananias, bij hem binnenkwam. En die legde hem de handen op om hem ziende te maken.” Ananias schrikt. “Maar Heere, ik heb al zoveel over Saulus gehoord! U weet toch wel hoeveel kwaad hij de volgelingen van Jezus in Jeruzalem heeft gedaan? U weet toch wel dat hij toestemming heeft van het Sanhedrin om hen ook hier in Damascus te vervolgen?”
Het antwoord van de Heere volgt snel. “Ga naar hem toe. Ik heb Saulus uitgekozen om de heidenen van Mij te vertellen.”
Daar gaat Ananias. Gehoorzaam loopt hij naar de Rechte Straat. Hij heeft het huis van Judas al snel gevonden.
Saulus hoort dat de deur van de kamer opengaat. Een man komt naar hem toegelopen. Hij legt zijn handen op Saulus’ hoofd. “Saul, broeder, de Heere Jezus heeft mij naar u toegestuurd. Hij is aan u verschenen op de weg naar Damascus. Hij wil dat u weer kunt zien en dat u vervuld wordt met de Heilige Geest.”
Dan gebeurt het wonder. Saulus’ ogen gaan open. Hij kan weer zien! Maar wat nog een veel groter wonder is: de Heilige Geest komt in zijn hart. Hij verlicht zijn hart en Saulus ontvangt vergeving van al zijn zonden. Saulus mag zien Wie de Heere is. De Heere is almachtig. Hij kon zelfs het harde hart van Saulus zacht maken en hem tot Zijn kind en knecht maken. Al die boze zonden zijn weggenomen, omdat Jezus voor hem wilde sterven. Wat een genade. Wat een wonder!
Nu is Saulus rechtvaardig voor God, door het geloof in de Heere Jezus.
Merk je dat de Heere almachtig is? Hij kon zelfs Saulus de vervolger tot Zijn kind maken. En zie je ook dat de Heere vol genade is? Er was ook vergeving voor de zonden van Saulus.
Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte
Farizeeën
Saulus was lid van de sekte van de Farizeeën. Hun naam betekent ‘zij die zich afzonderen’. In de tijd van Saulus waren er in Israël ongeveer 6000 Farizeeën.
Farizeeën waren boven alles gericht op het geloof. Ze waren van mening dat de ballingschap het gevolg was geweest van de ongehoorzaamheid van hun voorvaderen aan Gods wet. Ze wilden voor de wet rein zijn en zich van elke vorm van verontreiniging afzonderen. Ze geloofden dat het onderscheid tussen rein en onrein lag in het houden van die wet.
Deze visie leverde wel problemen op. De wetten van Mozes zijn niet altijd even duidelijk. Daarom voerden ze ellenlange discussies over wat er nu precies wel of niet mocht. Ze ontwierpen een heel stelsel van regels om mensen te beschermen tegen het breken van de wet zelf. Ze hielden er een hoogstaande wijze van leven op na.
De Heere Jezus had veel aanzien onder het gewone volk, terwijl de Farizeeën maar moeilijk de gunst van het volk wisten te krijgen. De kern van de onenigheid tussen Jezus en de Farizeeën was, dat de Farizeeën uit het oog verloren waren wat de kern van de wet was: God liefhebben boven alles en de naaste als zichzelf. Dit verschil leidde ertoe dat de Farizeeën Jezus begonnen te haten en ook dat Saulus en anderen ertoe kwamen om Jezus’ volgelingen te vervolgen.
Saulus geloofde niet dat Jezus de Messias is. Hij ziet hoe de volgelingen van Jezus dat wél geloofden. Hij voelt zich geroepen om hieraan een einde te maken (Uit: Het dagelijks leven in de Bijbel, R. Gower).
Damascus
Damascus is nog steeds de hoofdstad van Syrië. Deze stad is ongeveer 230 kilometer verwijderd van Jeruzalem. Het was in Saulus’ dagen een reis van ongeveer 5 à 6 dagen. (Uit: Leren en Leven, deel 3)
Belijdenisgeschriften
De twaalf artikelen, artikel 1
“Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017
Kompas Handleiding | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017
Kompas Handleiding | 14 Pagina's