JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 4b: Op de vlucht - Jezus vlucht naar Egypte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 4b: Op de vlucht - Jezus vlucht naar Egypte

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
De schets over de vlucht van de Heere Jezus naar Egypte biedt veel aanknopingspunten om met de kinderen over vluchtelingen te praten en om met hen na te denken over dit thema.
Voorbereiding is voor deze schets belangrijk.
Op de website: ggvoorvluchtelingen.nl is informatie te vinden over initiatieven voor vluchtelingen vanuit de Gereformeerde Gemeenten.
Op de website van stichting Gave (gave.nl) zijn ideeën te vinden voor kinderclubs rond het thema vluchtelingen. Er zijn ook verhalen te vinden, in deze schets vindt u er drie.
Krantenknipsels zijn handig, zeker als u een collage wilt laten maken.
Als er een asielzoekerscentrum in de buurt is, spreekt het nog meer aan. Misschien zijn er mogelijkheden om daadwerkelijk een kaart te sturen, zoals in de schets als suggestie wordt gegeven.
Als er veel jonge kinderen op de club zitten, is het gedeelte uit de schets over Hosea waarschijnlijk wel moeilijk. Je zou dan kunnen volstaan met alleen te zeggen dat de profeet Hosea al gezegd had: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen.

Doel van de vertelling
De kinderen zijn zich bewust dat de Heere Jezus ook heeft moeten vluchten omdat Zijn leven gevaar liep. In het programma wordt duidelijk dat dit een troost is voor christenen die nu moeten vluchten. Ze weten dat de Heere Jezus hen hierin is voorgegaan en dat Hij nu bij hen is.

Introductie van het thema voor de kinderen
Van tevoren zorg je dat je een krant bij je hebt, met een recent artikel en foto’s van vluchtelingen, of een artikel van internet over dit onderwerp.
Begin dan met het volgende stukje te vertellen of voor te lezen:
Het is nacht. In Aleppo, een stad in Syrië, is het stil, de mensen slapen. In het licht van de maan zijn de huizen te zien. Veel huizen zijn kapot. Er zijn bommen op gevallen.
Heel zachtjes gaat er een deur open. Een paar mensen komen naar buiten, een man en een vrouw en een paar kinderen. De man draagt een kind in zijn armen. Ze kijken om zich heen. Dan lopen ze de straten door, de stad uit. Weg, hier vandaan, weg uit Aleppo, weg uit Syrië. Niemand ziet hen, niemand hoort hen. Zo moet het ook, want ze moeten vluchten.
Waarom? Is die man een dief? Wordt hij gezocht door soldaten?

Hierna stop je. Vraag of iemand het antwoord weet en pak de krant erbij; laat de foto’s en het artikel zien.

Mogelijkheid 1
Op een flap-over of op een bord schrijf je het woord ‘vluchteling’ en vraag je of de kinderen kunnen vertellen waarom er mensen op de wereld op de vlucht zijn. In steekwoorden schrijf je de reacties van de kinderen op. In plaats van het woord ‘vluchteling’ op te schrijven kun je ook het krantenartikel op een flap-over plakken of een foto van een vluchteling opplakken.
Vervolgens pak je de Bijbel en vraag je of de kinderen ook vluchtelingen uit de Bijbel kennen. Die reacties schrijf je er bij.

Mogelijkheid 2
Je kunt ook per groepje een vel papier geven, waarop de kinderen om de beurt een woord opschrijven dat met vluchtelingen te maken heeft. Daarna vraag je of ze namen of woorden uit de Bijbel kunnen opschrijven die met vluchten te maken hebben. Laat die bladen rouleren langs de groepjes, zodat ze die van elkaar kunnen lezen en hang ze daarna op het bord.
Dan begin je de vertelling: “Vandaag horen jullie de geschiedenis van Iemand Die ook moest vluchten.”

Zingen
Psalm 119:10
Psalm 142:1, 2, 4, 5 en 7
Psalm 80:6 en 11
Psalm 81:6 en 11
Psalm 56:4, 5 en 6
Psalm 136:11 en 12
Psalm 105:20 en 24
Lied uit ‘Tot Zijn eer’: Wat de toekomst brengen moge

Lezen
Mattheüs 2:11-23

Kerntekst
Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in de droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeke en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeke zoeken, om Hetzelve te doden (Mattheüs 2:13).

Vertelling

Het is nacht. In Bethlehem is het stil, de mensen slapen. Het is heel donker. Hier en daar zie je een klein lichtje flikkeren: daar brandt in een huis nog een olielampje voor de nacht. Heel zachtjes gaat er een deur open. Een paar mensen komen naar buiten, een man en een vrouw. De vrouw draagt een Kindje in haar armen. Ze kijken om zich heen. Dan lopen ze de straten door, de stad uit. Weg, hier vandaan, weg uit Bethlehem, weg uit Israël. Niemand ziet hen, niemand hoort hen. Zo moet het ook, want ze moeten vluchten.
Waarom? Is die man een dief? Wordt hij gezocht door soldaten?

In die afgelopen week was er een groep mannen op kamelen aangekomen in Bethlehem. Ze hadden een lange reis achter de rug. Honderden kilometers hadden ze afgelegd. Het waren rijke mannen, wijze mannen, sterrenkundigen uit een ver land. En daar, in het Oosten, hadden ze een ster gezien, zo bijzonder! Ze waren op reis gegaan, want ze geloofden vast dat deze ster betekende dat er een Koning geboren was. Ze wilden deze Koning gaan eren en Hem geschenken gaan geven.
Ze waren naar Jeruzalem gegaan. Maar daar wist niemand van de geboren Koning. De enige koning die ze daar ontmoet hadden, was de oude Herodes. Hij had hen wel verteld waar ze naar toe moesten gaan om de Koning te vinden die ze zochten. Naar Bethlehem, in Judea, niet ver van Jeruzalem.
En zo was het gebeurd. Tot hun grote blijdschap was de ster weer verschenen en die had hun de weg gewezen, de weg naar de Koning. Vol aanbidding en eerbied hebben ze voor het Kind geknield. Dit Kind was de Koning Die ze zochten: de Heere Jezus. Uit hun tassen en pakken hadden ze hun geschenken tevoorschijn gehaald. Kostbare geschenken, goud, wierook en mirre. En bij deze Koning hebben zij vrede gevonden voor hun hart. Vol van blijdschap zouden ze weer teruggaan naar hun verre land. Eerst nog langs koning Herodes. Dat was afgesproken, want Herodes had gezegd dat hij het Kind ook wilde aanbidden.

Maar… kijk wat er gebeurt! Ze gaan níét naar Jeruzalem, naar koning Herodes. De Heere heeft in een droom tegen hen gezegd dat ze dat niet moesten doen. En daarom gaan ze nu langs een andere route terug naar hun eigen land. De wijze mannen hebben hun kamelen weer klaargemaakt voor de lange reis. Hun tassen zijn leeg, maar hun harten zijn vol. Vol van de vrede en blijdschap die ze bij Koning Jezus gevonden hebben.

En dan wordt het nacht. In Bethlehem is het stil, de mensen slapen. Maria en Jozef slapen. Jezus slaapt. Maar de hemelse Vader waakt. Hij waakt over Zijn eigen Zoon. Hij is het Die tegen de wijzen heeft gezegd dat ze niet naar koning Herodes moesten gaan om te vertellen waar ze het Kind gevonden hadden. Koning Herodes wil het Kind niet aanbidden, maar doden. Als Herodes door heeft dat de wijzen niet meer naar hem toe zullen komen, maakt hij een nieuw plan. Als hij dan dat ene Kind niet kan doden, zal hij álle kinderen van Bethlehem doden. Dan is die Koning der Joden er zeker bij! Weg met die Koning der Joden. Hij, Heródes, is de koning de Joden. En dat zal hij blijven ook. Dat Kind moet sterven.

Nacht in Bethlehem. De Heere waakt. Hij stuurt zijn engel met een droom naar Jozef. “Sta op, Jozef! Er is gevaar! Het Kínd is in gevaar! Koning Herodes zoekt het Kind. Hij wil Het doden! Sta op, neem het Kindje en Zijn moeder, en vlucht! Vlucht naar Egypte. Daar moet je blijven totdat Ik zal zeggen, dat het weer veilig is.”
Jozef schrikt op uit zijn slaap. Hij heeft gedroomd. Een engel heeft tot hem gesproken in de droom; net als maanden geleden, toen de engel hem in een droom vertelde dat Maria de moeder van de Messias zou worden.|
Jozef zit rechtop in zijn bed. “Sta op, Jozef, vlucht!” De woorden klinken nog na in zijn hoofd. Hij kijkt naast zich in het donker. Daar ligt Maria, zijn vrouw. Daar slaapt Jezus, voor Wie hij als een vader moet zorgen. “Vlucht!” Jozef beseft dat er gevaar is. Hij weet hoe gemeen en wreed koning Herodes is. Wil hij Jezus doden? Dat mag niet gebeuren! De Messias, de beloofde Koning, de Zaligmaker mag niet sterven door de moordenaar Herodes.
Haastig staat hij op. “Maria, je moet wakker worden, je moet opstaan!” In het donker van de nacht staat hij naast haar. “De engel van de Heere heeft tot mij gesproken in een droom. We moeten hier weg! Koning Herodes wil het Kind doden. De engel zei, dat we moeten vluchten naar Egypte!”
Wat schrikt Maria. Haastig komt ze overeind en kleedt zich aan. Daar liggen de geschenken nog van de wijze mannen uit het oosten. Wat was ze blij en verwonderd geweest dat die vreemdelingen uit dat verre land gekomen waren. Dat ze gekomen waren om Jezus te aanbidden. Wat was ze verwonderd geweest over de kostbare geschenken die ze hadden meegebracht. Nu is ineens alles anders. Ze moeten vluchten! Weg uit dit huis, weg uit Bethlehem, weg uit Israël zelfs! Ze moeten naar Egypte. Daar heeft Herodes geen macht. Daar kan hij het Kind niet doden.

Het is nacht. In Bethlehem is het stil, de mensen slapen. Heel zachtjes doet Jozef de deur open. Stil lopen ze naar buiten. Maria draagt het Kind in haar armen. Ze kijken om zich heen. Dan lopen ze de straten door, de stad uit. Op de vlucht! Waarom? Omdat Herodes het Kind wil doden! Jezus moet sterven. Hij mag de Koning der Joden niet zijn. En achter de plannen van de wrede Herodes zit de duivel met zijn boze plannen. Weg met die Messias. Het Koninkrijk van God mág niet komen. Weg met deze Koning.

Zie je wat er gebeurt? Jezus moet vluchten. Hij wordt achtervolgd. Er was eerst al geen plaats in de herberg, nu is er ook geen plaats meer in Bethlehem, geen plaats in Israël. Jezus lijdt als Hij in de kribbe wordt gelegd. Hij lijdt als Hij vluchten moet. De Koning van hemel en aarde, de Zoon van God gaat hier in de armen van Zijn moeder als een vluchteling de stad uit. Want… Herodes wil Hem doden. De duivel wil Hem weg hebben. Maar het plan van Herodes mislukt. Het plan van de duivel mislukt. Want het Koninkrijk van Jezus komt! Juist nu Hij als een bange vluchteling naar Egypte moet. Daar hebben de Israëlieten gewoond, toen er honger was in Kanaän. Die andere Jozef, de zoon van Jakob, werd door de Heere gebruikt om voor eten te zorgen en voor een veilige plaats om te wonen. Nu gaat Jezus er heen. En Jozef uit Nazareth neemt het Kind en mag voor Hem zorgen. Hier in Egypte zullen ze vreemdelingen zijn, zullen ze vluchtelingen zijn, maar juist hier zijn ze veilig. Ze zullen er niet hoeven te blijven! Ze moeten er blijven, tot de Heere zeggen zal, dat ze terug mogen gaan.

Hoe kan het toch, dat Jezus Die de Messias is, moet vluchten? Juist omdát Hij de Messias is, moet Hij vluchten. Zijn leven is lijden, kruisdragen, al direct vanaf het begin. De profetie wordt vervuld. Nu kun je juist zien dat Jezus de Messias is. Daarom moet Hij ook naar Egypte. Daar waren de Israëlieten onderdrukt door Farao. Daar waren de pasgeboren jongetjes in de Nijl gegooid. Maar God had hen verlost. Er was een paaslam geslacht, er was bloed gestreken aan de deurposten en toen was de bevrijding gekomen. En nu gaat Jezus naar Egypte. Als een vluchteling. Maar juist ook als de Messias. Want zoals de Heere Israël verlost heeft uit Egypte, uit de slavernij, zo zal Jezus verlossen uit de slavernij van de zonde. Jezus zal niet in Egypte blijven! God zal Zijn Zoon weer terug roepen uit Egypte. De profeet Hosea heeft dat al gezegd: "Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen." Mijn zoon, dat was Israël. Hij heeft hen uit Egypte verlost! Hij heeft hen bevrijd en teruggebracht naar Kanaän. Waarom? Omdat de Heere Israël lief had! Hij heeft het volk uit Egypte verlost om Hem te gaan dienen, als ze in Kanaän zouden wonen. Wat is daar weinig van terecht gekomen. Israël ging de afgoden dienen. En nu gaat er opnieuw een Zoon naar Egypte, Gods eigen Zoon. Maar Hosea heeft het gezegd: “Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen.” Jezus zal terug komen. En Hij zal wél als een gehoorzame Zoon Zijn Vader dienen.

Wat gaat het anders dan Jozef en Maria gedacht hadden. Daar gaan ze, door het donker van de nacht. Het is een bange tocht.
“Zouden we toch niet te laat zijn? Zal Herodes toch niet ontdekken dat Jezus niet meer in Bethlehem is? Dan komt hij ons nog achterna!”
“Nee, dat zal niet gebeuren. Zou de Heere ons dan voor niets gewaarschuwd hebben? Herodes zal Jezus niet kunnen doden. We zijn veilig in Gods hand. De engel heeft het toch gezegd: “Deze zal groot zijn, en God zal Hem de troon van Zijn vader David geven."
Door Jezus zijn ze veilig. Ze moeten vluchten vanwege Jezus, maar juist Hij is hun Schuilplaats.

Zo is het nog! Duizenden christenen moeten vluchten vanwege hun geloof in de Heere Jezus Christus. Maar Hij is bij hen op hun vlucht. Hij is Zelf een vluchteling geweest. Bedreigd door het zwaard van Herodes. Maar veilig in de hand van Zijn Vader in de hemel.
Zo is het nog! Ook voor jou! Je wordt niet vervolgd, en toch is er een vijand die ook jou gevangen wil nemen, die je dood wil. Het is de duivel. Waar kun je heen vluchten? Naar de Heere Jezus. Bij Hem ben je veilig. Waar moet je dan naar toe? Naar het kruis op Golgotha! Daar kan de boze je geen kwaad doen. Daar heeft Jezus de duivel verslagen. Daar was er voor Jezus geen veilige schuilplaats meer. Daar was er niemand die voor Hem zorgde. “Sta op, vlucht naar Egypte”, had de engel tegen Jozef gezegd. “Sta op, vlucht naar de Heere Jezus”, zegt de Heere nu tot jou.

Veilig komen Jozef en Maria met de Heere Jezus in Egypte aan. Wat zorgt de Heere hier goed voor hen. In Egypte wonen veel Joden. Daar kunnen ze bij gaan wonen. En ze hoeven er niet te bedelen. Al zijn ze vluchtelingen en hebben ze alles moeten achterlaten, ze hebben de geschenken van de wijzen uit het oosten: goud, wierook en mirre. Wonderlijk is Gods trouwe zorg.

Enkele jaren gaan voorbij. Het is stil in het huis in Egypte, het is nacht. Iedereen slaapt. Dan spreekt de Heere opnieuw door een engel tot Jozef. "Sta op, Jozef! Je kunt terug gaan naar het land Israël. Koning Herodes is gestorven. Neem het Kind en Zijn moeder. Je mag naar huis. Het is weer veilig." Jozef is wakker geworden. Nu is er geen schrik. Nu is er blijdschap als hij Maria wakker maakt. Ze mogen terug! Ze hoeven niet in Egypte te blijven. De Heere Zelf roept Zijn Zoon terug uit Egypte! De profetie is vervuld. Jezus is de Messias!

Daar gaan ze. Terug naar Israël, terug naar Bethlehem. Daar hoort de Messias toch? De Zoon van David? Maar als Jozef weer terug is in Israël, hoort hij, dat een zoon van koning Herodes regeert over Judea. In die provincie ligt ook Bethlehem. Opnieuw zorgt de Heere. Opnieuw spreekt de Heere tot Jozef in een droom. Hij zegt dat Jozef naar Galilea moet gaan. Zo besluit Jozef om naar Nazareth te vertrekken. Daar zullen ze gaan wonen. De vluchtelingen komen thuis. En Jezus is bij hen. Zo mogen vluchtelingen thuis komen. Gevlucht om Jezus’ wil, thuis gekomen om Jezus’ wil.

Afsluiting
Kijk samen met de kinderen naar de flap-over of naar het bord met de papieren waarop de kinderen de woorden hebben geschreven over vluchtelingen.
Stel vragen als: “Wat hebben jullie woorden en de vertelling met elkaar te maken? Moeten nu de meeste mensen ook vluchten voor hun geloof, of ook voor andere dingen? Kunnen zij ook vluchten tot de Heere Jezus?”
“Wie zou er nu nog iets bij willen schrijven?”
Schrijf die woorden er nog bij. Sluit (als je het werkboekje nog behandelt) af met de opmerking: “We gaan er met elkaar nog verder over nadenken. Over de Heere Jezus, Die ook een vluchteling was. Over de vluchtelingen nu en over wat wij voor hen kunnen doen.”

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte

Profetie van Hosea
Mattheüs, die zich in zijn evangeliebeschrijving vooral richt op de Joden, haalt veertien keer een profeet aan, om aan te geven dat in Christus de profetieën vervuld zijn: Jezus is de Christus. In hoofdstuk 2 vers 15 citeert Mattheüs de profeet Hosea: Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen.
Met dit vers begint Hosea een ontroerend hoofdstuk, waarin hij Gods gedachten over Zijn volk Israël weergeeft. De Heere maakt Zich hier bekend als Vader en noemt Israël Zijn zoon, Die Hij heeft liefgehad. Hij verloste hen uit Egypte. Hij heeft Efraïm leren lopen, Hij nam hen op Zijn armen, zorgde voor hen. Maar wat deed Israël? Ze offerden aan de Baäls en dienden de Heere niet.
‘Gods doel (een zoon roepen uit Egypte) bleek onvervuld in de exodus van het volk Israël, dat daarom terugkeert naar Egypte. Dit doel wordt wel bereikt wanneer God Zijn eigen Zoon, ontvangen uit de Heilige Geest, uit Egypte gaat roepen. Dan zal er werkelijk een eigen en gehoorzaam kind uit dat land komen. Om dit te bewerken en daardoor ook de redding van de onwaardige zondaren in Israël en daarbuiten te bereiken, moet Jezus nu eerst naar Egypte terug… Hij zal Zelf de exodus moeten waarmaken.’ (Citaat dr. J. van Bruggen, CNT blz. 54).
Hosea's woord sloeg op het verleden, maar werd zo ook vervuld in Christus. Het dienen van Israël in Egypte kon niemand vrijmaken van de dienstbaarheid. Maar als Christus, Gods Zoon, uit Egypte geroepen wordt, dan is Hij de Vrijmaker van Egyptes slavernij. Hij heeft Egyptes macht gebroken, al heeft Egypte het niet geweten. En alleen in Zijn uitgang uit Egypte wordt de uitgang van Zijn volk mogelijk. Zo komt er een heerlijk licht over Mattheüs' aanhaling van de profetie van Hosea.

Koning Herodes
De ‘koning Herodes’, die we in Mattheüs 2 tegenkomen, is Herodes de Grote.
Herodes de Grote (ca. 73 v. C. – Jericho, 4 v. C.), ook genoemd Herodes I, was een Edomiet die van 37 v. C. – 4 v. C. 'koning van Judea' (Luk. 1:5) was, d.w.z. als vazalkoning onder de Romeinen over Judea heerste. In de laatste jaren van zijn regering, ca. 6. v. C., werd de Heere Jezus geboren. Deze Herodes liet de kleine kinderen in Bethlehem vermoorden, in de hoop daarmee de pas geboren Koning der Joden uit de weg te ruimen.
We weten veel van zijn leven, familie en regering door de Joodse geschiedschrijver Flavius Josefus. Het koningshuis van de Herodessen, waarvan Herodes de Grote de eerste koning was, was niet van Joodse afkomst, maar stamde uit Edom, waar de nakomelingen van Ezau woonden. Hij was dus een Edomiet. Het gebied heette toen Idumea, Herodes was een Idumeeër.
Herodes was een zoon van Antipater en Cypros. Hij werd in 37 v. C. door de Romeinse senaat aangesteld tot koning over Judea.
Herodes was een kundig man, doch ook koel, wreed en geslepen. Door zijn ijzeren bewind, maar vooral door de steun van Rome, was er over het algemeen vrede gedurende zijn 32-jarige regering. Hij probeerde de macht van de farizeeën, die de Joodse wet handhaafden, te breken door de Sadduceeën te steunen. De beroemde wetgeleerde Hillel voerde voortdurend twistgesprekken met de regering van Herodes.
Herodes' eerste daad was de uitmoording van bijna het gehele Sanhedrin (Joodse Raad). Vervolgens liet hij Hyrcanus, de vorige koning van Judea, ter dood brengen. Later gaf Herodes bevel zijn eigen vrouw te doden en nog weer later haar moeder. Hij liet ook drie van zijn eigen zoons ombrengen. Volgens de romeinse schrijver Macrobius moet dit laatste keizer Augustus tot de uitspraak gebracht hebben: ‘Men kan beter Herodes’ varken zijn dan zijn zoon’ (Herodes at geen varkensvlees). Hij was gehaat om zijn wreedheid.
Herodes probeerde de gunst van de Joden te winnen, onder meer door de tempel in Jeruzalem in de orthodox-Joodse stijl te herbouwen. Tegelijkertijd bracht hij andere bouwwerken tot stand om zijn macht te tonen. Hij bouwde bijna 20 paleizen. Hij liet onder meer de haven van Caesarea aanleggen en hij bouwde een Hippodrome, een circus voor gladiatorengevechten, een door Joden verafschuwd vermaak. Zijn bewind toont de grootse stijl van de Romeinse keizers, maar die overdadige levensstijl ergerde juist vele Joden.
Kort na de kindermoord in Bethlehem stierf Herodes in 4 v. C.
Daarna kwamen de Joden in opstand, maar de Romeinen sloegen de opstand meedogenloos neer.
Na Herodes’ dood werd zijn rijk door de keizer Augustus verdeeld onder zijn zonen. Bijna de helft van het rijk, namelijk Judea, Samaria en Idumea, was voor Archelaüs, de oudste dan levende zoon. Deze drie gebieden vormden de Romeinse provincie Judea. Een vierde part van Herodes’ gebied, namelijk Galilea en het land over de Jordaan viel ten deel aan Herodes Antipas. Een ander vierde deel, namelijk Iturea en Trachonitis, was voor Filippus, de jongste zoon.
Herodes I was de eerste en belangrijkste koning van het Herodiaanse koningshuis. Deze dynastie heerste enkele geslachten lang, tot 39 n. Chr., over het joodse land. In doorsnee waren de Herodessen achterdochtige en wrede heersers, ook ten opzichte van hun eigen familie.

Egypte
Op bevel van de engel vluchtten Jozef en Maria met het Kind naar Egypte. Wat kwamen de geschenken die de wijzen uit het oosten hadden meegebracht, nu goed van pas. Zij kwamen niet in Egypte als bedelaars, maar konden in hun onderhoud voorzien. Beter gezegd, de Heere heeft zo op een wonderlijke manier in hun onderhoud voorzien. Er woonden veel Joden in Egypte, vooral in Alexandrië. Daar werden de Joden begunstigd door de Ptolemeën, de Griekse koningen van Egypte. Op bevel van een van deze vorsten werd er met de Griekse vertaling van het Oude Testament begonnen, de Vertaling der Zeventigen genoemd (Septuagint). Het verblijf in Egypte was voorspeld. In Hosea 11:1 staat: Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte geroepen. Dit is niet alleen van toepassing op de verlossing uit Egypte, genoemd in Exodus, maar het is ook van toepassing op de Heere Jezus. Door Israëls verblijf in Egypte werd afgeschaduwd dat eenmaal ook Christus, het ware Zaad van Abraham, in dat land wonen zou.
Het verblijf in Egypte heeft naar alle waarschijnlijkheid slechts enkele jaren geduurd.

Verhalen over vluchtelingen

Het verhaal van Fazil - voor jonge kinderen (4-8 jaar)
Dicht bij een heel groot dorp, buiten aan de rand, staan allemaal grijze huizen zomaar midden in het land. Al die huizenblokken bij elkaar lijken wel een dorpje in het klein. Je kunt er niet zomaar binnenkomen of doorheen rijden, want er staat een slagboom voor. Al die huizenblokken bij elkaar zijn eigenlijk een wereld in het klein. Want in die huizen wonen mensen uit heel veel verschillende landen. Er wonen donkerbruine mensen met krulletjeshaar, lichtbruine mensen met zwart steil haar, witte mensen met lichtbruin haar. En al die mensen spreken allemaal verschillende talen. Dus al die huizen bij elkaar zijn eigenlijk een wereld in het klein. In één van die huizen, op kamer 18, woont Fazil. Samen met zijn moeder, zijn zusjes, zijn oom en met Donkey zijn knuffelbeer. Fazil is bijna zeven en al best een beetje groot. Zijn zusjes zijn ukkepukken van vier. Hoe oud zijn oom is, weet Fazil niet. Fazil vindt het fijn dat zijn oom bij hen woont, want wie er niet bij hen wonen zijn: zijn vader en zijn grote broer van veertien. En dat is heel verdrietig voor hen allemaal. Want als je in een vreemd land moet wonen, zonder je eigen kleren, zonder je eigen huis, zonder je eigen vrienden en je eigen spullen, is dat helemaal niet leuk. En als dan ook je eigen vader en je eigen broer verdwenen zijn… dan is dat héél verdrietig. De plek waar Fazil woont, heet Asiel-Zoekers-Centrum, een AaZetCee. Een moeilijk woord voor een moeilijke plek. Als je asielzoeker bent, ben je op zoek. Op zoek naar onderdak. Op zoek naar veiligheid, naar liefde en vriendjes. Fazil komt uit een ander land. Een land waar oorlog is. Waar het niet veilig is. En daarom is Fazil nu hier. In Nederland. Op zoek naar een veilig plekje om te wonen. In het AaZetCee staat ook de school waar Fazil iedere dag naartoe gaat. ‘Het is leuk op school,’ vindt Fazil. Fazil krijgt op school veel Nederlandse les. Want Fazil spreekt een andere taal. Nederlands praten gaat best goed. Dat is natuurlijk heel belangrijk. Want als je met elkaar kunt praten, kun je beter met elkaar spelen, kun je beter andere mensen verstaan. Lijkt het net of je een beetje bij elkaar hoort. Fazil, zijn moeder, zijn zusjes en zijn oom mogen straks in een eigen huis gaan wonen. Misschien dat zij bij jou in het dorp komen wonen. Misschien dat zij bij jou in de straat komen wonen. Het kan zelfs zijn dat Fazil bij jou in de klas komt. En wat dan…?

Bron: gave.nl. Bronvermelding: Vink, H. (1999). Fazil woont nog in het AaZetCee. Utrecht: Uitgeverij de Banier.

Het verhaal van Myriam (Voor kinderen 8-12 jaar)
Myriam is een meisje van 11 jaar. Myriam woonde eerst in Qaraqosh. Hier woonde ze met haar vader en moeder en zusje. In Qaraqosh had ze het goed. Ze ging naar school, speelde met haar vriendinnetjes en elke zondag ging ze met papa en mama mee naar de kerk. Ruim een jaar geleden kwam de ISIS steeds dichterbij. En ze wisten het wel: als ISIS komt moet je zorgen dat je weg komt! Daarom is ze met haar familie gevlucht naar Erbil. Dit is een plaatsje in Noord-Irak, 70 kilometer lopen vanaf Qaraqosh. Eerst sliep Myriam in een tent. Maar nu woont ze in een trailer met twee slaapkamers (bijlage 8). Hier woont zij nu samen met haar familie. Hoe lang? Dat weten ze niet. Myriam mist haar huis. Ze mist de dingen die ze deed. Ze mist haar vriendinnetjes. Eén van haar vriendinnetjes was Sandra. Sandra en zij waren altijd samen. Ze hielden van elkaar en als ze ruzie hadden, maakten ze het weer goed. En toch is ze niet boos. Want waarom zou ze boos zijn en de ISIS willen doden? Ze weet dat God voor haar zorgt, wat er ook gebeurt. Hij heeft voor hen gezorgd toen ze moesten vluchten. Hij heeft hen bewaard voor de ISIS. Ja, toen Myriam en haar familie pijn en verdriet hadden, zorgde God voor hen! Als Myriam groot is, wil ze gaan werken bij Artsen zonder Grenzen. Ze wil mensen helpen die geen geld hebben om een dokter te betalen. Omdat Jezus ons zoveel geeft wil zij ook andere mensen helpen met wat ze nodig hebben. Myriam houdt veel van Jezus. Ze weet dat Hij altijd bij haar is, want Hij heeft Zelf gezegd: wees niet bang, Ik ben altijd bij je!

Bron: gave.nl

Syrische arts ontmoet Jezus in cel (voor oudere kinderen , 11-12 jaar)
Bekering na marteling
Littekens op zijn polsen en een glazen oog tonen de ernstige gevolgen van de martelingen, die de Syrische vluchteling Mohamed in zijn geboorteland moest doorstaan. “Ik ben gemarteld en gepijnigd, omdat ik mensen als arts wilde helpen,” vertelt hij met trillende stem en betraande ogen. “Dat was mijn grootste pijniging, maar het bracht mij bij Jezus.”
De Mohamed die zijn gasten verwelkomt in een eenvoudige bungalow op het asielzoekerscentrum – waar hij sinds oktober met zijn vrouw en drie kinderen woont - is niet te vergelijken met de stevige man, die hij ooit was. Zijn enorme gewichtsverlies en zichtbare littekens zijn het gevolg van langdurige martelingen en vernederingen in een gevangenis van de Syrische plaats Homs. Die stad staat bekend als bolwerk van verzet tegen president Bashar al-Assad. De vertrouwelingen van de president zijn daar niet blij mee. Dat blijkt als Mohamed – toen eigenaar van een privékliniek – in 2012 telefonische dreigementen ontvangt. “Je mag geen gewonden helpen van onze tegenstanders, anders doen we je iets verschrikkelijks aan," waarschuwden ze. “Dat maakte mij bang, maar als arts ben ik verplicht om iedereen te helpen; vriend en vijand."

Roepen om hulp
“Uiteindelijk hebben ze mij opgepakt en in een cel van één bij één meter gegooid.” Mohamed werd uitgehongerd, vernederd en gemarteld. Als moslim riep Mohamed om hulp van Allah en Mohamed, maar redding bleef uit. “Plotseling zag ik in mijn gedachten het beeld van de gekruisigde Jezus. De meeste moslims kennen dat verhaal. Toen ik Hem aanriep, gebeurde er iets bijzonders. Mijn donkere cel werd plotseling verlicht. Ik zag een Man in witte kleren – Jezus – Die mijn wonden aanraakte. Vervolgens nam Hij mij mee naar buiten.” Dit visioen werd later werkelijkheid. Niet lang daarna werd Mohamed uit zijn gevangenis gehaald en op straat gegooid. Hij was zo vermagerd en zwak, dat hij naar huis strompelde. “Die weg is maar twee kilometer, maar ik heb er vier uur over gedaan. De stad was verwoest. Thuis viel ik mijn familie in de armen.”

Gods leiding
Mohamed en zijn gezin besloten Syrië te ontvluchten en via omzwervingen door Turkije en Egypte, kwam hij in contact met een mensensmokkelaar. Die bracht hen naar Frankrijk. “Ik wilde naar mijn neef in Denemarken, maar de smokkelaar had geld van ons gestolen. We hadden nog precies genoeg voor een ticket naar Amsterdam. Nu geloof ik dat God dat zo heeft geleid. Toen Hij mij uit de cel bevrijdde, beschouwde ik dat als gebedsverhoring, maar niet meer dan dat. Hier in Nederland heb ik Hem pas echt leren kennen. De Bijbel die ik kreeg, viel op een dag open bij ‘De verloren zoon’. In hem herken ik mij helemaal. Jezus heeft mij teruggebracht bij mijn Vader.”
Mohamed kwam op het azc tot geloof in Jezus Christus en liet zich dopen. Mohamed: “Eerst wist ik niet, wat ik mij bij wedergeboorte moest voorstellen, maar nu weet ik dat het echt bestaat.”

Bron: Weergave, maart 2014 – iets vereenvoudigd

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2016

Kompas Handleiding | 18 Pagina's

Handleiding 4b: Op de vlucht - Jezus vlucht naar Egypte

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2016

Kompas Handleiding | 18 Pagina's