JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 4a: Op de vlucht - David

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 4a: Op de vlucht - David

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Dit is de eerste vertelling bij het thema ‘Op de vlucht’. Er zijn de afgelopen tijd veel vluchtelingen naar Europa gekomen. Met dit thema willen we daarover nadenken met de kinderen. Vluchtelingen zijn niet alleen iets van nu, ook in de tijd van de Bijbel waren er mensen die moesten vluchten. Een voorbeeld daarvan is David. Dit verhaal beschrijft de geschiedenis uit 1 Samuël 24. Het gaat hier over David en Saul. David spaart het leven van Saul bij Engédi.

Hoe gaan wij om met vluchtelingen? Vraag aan de kinderen of zij wel eens bidden voor de vluchtelingen en voor hun vervolgers.

Doel van de vertelling
De kinderen zien dat ook mensen in de Bijbel moesten vluchten voor hun leven, het is niet alleen iets van nu. Ze zien ook dat, wie God liefheeft, uiteindelijk veilig en welbewaard is.

Introductie van het thema voor de kinderen
Neem een recent bericht mee (met een foto) over vluchtelingen, bijvoorbeeld uit de krant. Vraag of de kinderen het bericht ook hebben gezien, of ze weten wie er op de foto staan, waar ze vandaan komen, wat er aan de hand is in dat land.
Moesten deze mensen vluchten voor hun leven? Wat zou er gebeuren als ze terug moesten naar het land waar ze vandaan komen?
Vertel dat in de Bijbel ook geschreven wordt over mensen die moesten vluchten. Over één van die mensen gaat het vandaag.

Zingen
Psalm 37:1, 2, 3 en 4
Psalm 43:1
Psalm 62:5
Psalm 138:3
Psalm 142:2, 4 en 5
Psalm 145:6
Lied uit ‘Tot Zijn eer’: Als g’ in nood gezeten

Lezen
1 Samuel 24:1-13 en vers 17 en 18

Kerntekst
En hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden (1 Samuël 24:18).

Vertelling

“Koning Saul, wij weten waar David zich verstopt heeft. Hij is opnieuw weggevlucht. Hij is gevlucht naar Engédi, het gebergte dichtbij de Dode Zee. In dit gebergte ligt een grote kloof waar heel veel grotten en spelonken zijn. In één van deze spelonken zal hij zijn met zijn mannen.”
De koning kijkt de boodschapper aan en zegt: “Dan moet ik ook naar Engédi, want ik moet en zal David vinden. Ik wil David doden voordat hij straks koning zal worden in mijn plaats.”
Met drieduizend mannen trekt Saul op naar Engédi. Drieduizend goed getrainde soldaten. Met zulke mannen moet het Saul dit keer wel lukken. De soldaten van Saul zoeken overal. Ze zoeken in alle spelonken. David moet hier toch ergens zijn? Steile rotsen beklimmen ze; en dat terwijl het zo warm is. Zo snel als ze kunnen, moeten ze David vinden.

Daar gaan David en zijn mannen. Ze klimmen en klauteren over de rotsen. Het gebied waar David zich nu verstopt, is vol grotten en spelonken. Hier wonen de steenbokken die met gemak van de ene rots naar de andere rots springen. Het is een heel eenzaam gebied. Mensen komen er bijna niet. Eigenlijk kunnen er geen mensen wonen… Maar David moet wel. Overal dreigt voor hem gevaar, want steeds weer probeert koning Saul hem te doden. En waarom? Saul weet dat David koning zal worden. Maar dat wil Saul niet. Hij wil zelf koning blijven… Waar moet David heen? Op mensen hoeft hij niet te vertrouwen. Hij is al eerder verraden. Ook zijn er mensen die tegen Saul zeggen dat David de koning wil doden. David is in groot gevaar. En dat iedere dag weer…

Wat erg, als je nergens veilig bent! Als je steeds bang moet zijn voor vijanden die je kwaad willen doen. Ook vandaag wonen er in deze wereld nog mensen en kinderen die in gevaar zijn. Ook zij moeten vluchten. Ook zij zoeken een veilig plekje waar ze kunnen wonen, zonder steeds maar weer bang te moeten zijn voor de vijanden die hen achtervolgen.

“David, de koning komt eraan met heel veel soldaten.” Eén van de verspieders van David staat voor hem. Snel verspreidt David zich met zijn mannen in één van de spelonken. Ze trekken zich terug, helemaal achter in de grot. Niemand kan hen hier zien, want het is zo donker. Maar David en zijn mannen kunnen wel zien wie de spelonk binnenkomt. Vanuit de donkere grot houden ze de ingang goed in de gaten. Stil luisteren ze naar de geluiden van buiten de spelonk.
Horen ze het goed? Komt er iemand aangelopen? Het lijkt wel alsof ze voetstappen horen, die steeds dichterbij komen. Gespannen kijken de mannen naar de ingang van de grot.
Kijk eens, daar staat iemand in de opening van de spelonk. David en zijn mannen kunnen hem zien. Gelukkig kan de man in de opening hen niet zien. Hij kijkt de donkere grot in. Wat komt hij doen? Ze kijken nog eens goed naar de gestalte van de man in de opening. Is het een spion van koning Saul. Nee, het is… koning Saul zelf! De koning is helemaal alleen. David en zijn mannen zien hoe koning Saul zijn mantel uitdoet. Hij gaat op zij hurken zitten. En dan begrijpen ze het. Koning Saul moet zijn behoefte doen en daarom is hij alleen.
“Dit is onze kans!” fluistert iemand zacht. “Nu kunnen we hem doden! David zullen wij het voor u doen? Als we koning Saul doden, hoeft u niet meer te vluchten, dan kunt u koning worden. Ziet u, David? De Heere heeft Saul in uw handen gegeven.”
Heel voorzichtig sluipt David naar de ingang van de spelonk. De mannen kijken toe… Nu zal David koning Saul vast en zeker doden. Maar kijk eens, David pakt de mantel van koning Saul. Hij neemt zijn zwaard en snijdt snel een stuk van de mantel af. Meteen schrikt David van wat hij gedaan heeft. Hoe durft hij een stuk van de mantel van de koning af te snijden. De koning die door de Heere Zèlf gezalfd is. Met het stuk van de mantel loopt hij terug naar zijn mannen. Zijn mannen hebben met verbazing toegekeken. “David, wat doe je nu?” wordt er weer gefluisterd. “Snel, dood de koning. Straks ontsnapt hij nog. Wat hebben we nu aan een stuk van zijn mantel? We zijn steeds weer op de vlucht voor koning Saul en nu kunt u hem doden en doet u het niet.”
Maar David schudt zijn hoofd. “Nee,” fluistert hij. “Nee, ik kan Saul niet doden. Hij is de gezalfde van de Heere.” Hij moet wachten en vertrouwen op de Heere. De Heere zal hem op Zijn tijd koning maken. Hij geeft David het vertrouwen door het geloof. Hij zal doen wat Hij beloofd heeft.
Een paar mannen staan op. Als David het niet doet, dan zullen zij Saul wel doden. Ze pakken hun zwaarden. “Nee,” fluistert David opnieuw, “jullie mogen Saul niet doden, ik verbied het jullie.” De mannen luisteren naar David. Ze gehoorzamen hem.

Na een poosje staat Saul op, pakt zijn mantel en loopt de spelonk uit. Even later staat ook David op. Hij loopt Saul achterna. In zijn hand heeft hij het stuk van de mantel van Saul. David wacht nog even totdat Saul een eindje op weg is.
“Mijn heer koning!” roept hij. “Mijn heer koning!” Met een schok staat Saul stil. Die stem kent hij. Dat is de stem van David, van zijn vijand!
Verbaasd draait hij zich om. Daar staat David. David buigt zich heel diep, uit eerbied voor de koning. “Koning, waarom luistert u naar de woorden van de mensen? Zij zeggen dat ik u kwaad wil doen. Op deze dag heeft u het zelf kunnen zien. De Heere had u in mijn hand gegeven, hier in deze spelonk. Mijn mannen zeiden tegen mij dat ik u moest doden, maar ik heb het niet gedaan. Ik wil u, koning, die de gezalfde van de HEERE bent, geen kwaad doen. Kijk maar eens wat ik hier heb.” David houdt het stuk van Sauls mantel omhoog. “Ik heb een stuk van uw mantel afgesneden, maar ik heb u niet gedood. Dit is het bewijs, ik wil u helemaal geen kwaad doen. Maar u, koning, u wilt mij doden en daarom moet ik steeds vluchten voor u.” Het is of David wil zeggen: “U doet alsof ik een misdadiger bent, maar dat is toch helemaal niet zo?”
Dan zegt David: “Laat de Heere dan de Rechter zijn en als ik verkeerd gedaan heb, laat Hij mij dan straffen.” David weet dat de Heere gezegd heeft: Mijn is de wraak en de vergelding. David laat zien dat hij zijn vijanden lief wil hebben. Net zoals de Heere Jezus, Die aan het kruis bad voor Zijn vijanden: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.”

Wat moet Saul hierop zeggen? Dit had hij nooit verwacht. Hij was ervan overtuigd dat David een groot gevaar voor hem was. Andere mensen zeiden dat ook tegen koning Saul. Maar nu komt het niet eens meer in hem op om David gevangen te laten nemen. Het dringt tot hem door dat hij wel in heel groot gevaar geweest is in de spelonk. Saul roept zijn soldaten niet, hij geeft ze geen bevel om David te doden. God weerhoudt hem ervan om dat te doen. Het enige wat Saul nu doet is luisteren naar wat David tegen hem te zeggen heeft. Saul is helemaal van streek en barst in tranen uit. Er is niets meer over van die stoere koning die daar met drieduizend mannen naar Engédi kwam.
Saul moet het nu eerlijk belijden aan David: “Gij zijt rechtvaardiger dan ik, want gij hebt mij goed en ik heb u kwaad vergolden.” Hij heeft kwaad gedaan, maar David heeft juist goed gedaan. Hij erkent dat de Heere hem in de handen van David heeft gegeven, maar dat David hem toch gespaard heeft. Saul beseft wel dat hij dat zelf niet gedaan zou hebben. Hij moet eerlijk bekennen: David is veel beter dan hij. Het lijkt alsof Saul heel ootmoedig is en op dit moment meent hij het ook. Hij is geraakt door de woorden van David.
Saul wenst David de zegen van de Heere toe op zijn verdere weg en hij erkent dat David koning zal worden. Hij weet het zo zeker dat hij David om een gunst vraagt. “David als jij koning bent geworden, wil je me dan beloven dat je goed zult zijn voor mijn nageslacht, dat je ze niet zult doden?” David belooft het, hij doet er zelfs een eed op.

Saul roept zijn soldaten bij elkaar. Hij gaat terug naar Gibea, maar David blijft met zijn mannen in de woestijn. Waarom? Saul zal hem nu toch met rust laten? Maar David is voorzichtig.
De woorden van Saul leken zo mooi. Even dacht hij dat hij moest ophouden met het vervolgen van David. Maar het bleef niet zo. Niet lang daarna is het bij Saul weer precies hetzelfde. De haat tegen David komt weer terug en Saul wil hem opnieuw doden. Saul wil zo graag zelf koning blijven.

Voor David was er geen rustig plekje op de aarde. Steeds opnieuw moest hij vluchten. Ook vandaag zijn mensen op zoek naar een veilige plek om te wonen. Ze vluchten van de ene plek naar de andere. In ons land wonen al veel vluchtelingen met hun kinderen. Wat is het bijzonder dat ze een veilige plek mogen hebben om te wonen. Die hebben wij ook nodig. Waar is die veilige plek? Kijk maar naar David. Hij schuilde bij de Heere.

Even waren Saul en David bij elkaar geweest. De twee gezalfden des HEEREN. Daarna gingen ze weer uit elkaar. Toch zal er maar één koning kunnen zijn. Zolang Saul David blijft achtervolgen, zal hij een moeilijk leven hebben. David heeft ook geen makkelijk leven als vluchteling, maar hij mag met al zijn nood tot de Heere vluchten. Hij mag weten dat God met hem is. God zal hem op Zijn tijd koning maken. Saul is gezalfd met een kruikje olie, een kruikje breekt wanneer je het op de grond gooit. Zo is het ook met het koninkrijk van Saul. Het zal gebroken worden. David is gezalfd met een hoorn met olie. Een hoorn breekt niet wanneer je hem op de grond laat vallen. Zo zal het zijn met het koninkrijk van David. Dit koninkrijk zal nooit meer verdwijnen. Het zal een eeuwig koninkrijk zijn. Waarom? Omdat de Heere Jezus uit de familie van David geboren is. Hij is de grote Koning tot in der eeuwigheid. Deze Koning is nog een veel betere Koning dan David. Hij moest vaak vluchten voor Zijn vijanden. Voor Hem was er geen schuilplaats meer op Golgotha. Maar juist daar werd Hij een schuilplaats voor zondaren. Is de Heere Jezus al jouw Koning geworden? Of ben je nog een vijand van Hem? Ga met je schuld en zonden naar de Heere Jezus toe. Bij Hem is iedereen welkom, die tot Hem vlucht.

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte

Davids vlucht voor Saul
Als David merkt dat Saul hem wil doden, verlaat hij de stad Gibea en vlucht hij naar Rama. De profeet Samuël biedt hem onderdak in het naburige Najoth. Saul stuurt knechten naar Najoth om David gevangen te laten nemen. Terwijl Saul en zijn knechten profeteren, keert David terug naar Gibea. Jonathan gaat op verzoek van David na of zijn vader Saul het nog steeds op David gemunt heeft. Als blijkt dat Saul vastbesloten is om David te doden, vlucht David naar Nob. In Nob krijgt David hulp van de priester Achimelech. Vanuit Nob vlucht David naar de Filistijnse stad Gath. Vervolgens vlucht David naar Adullam. Daar krijgt hij gezelschap van zijn familie en honderden andere Israëlieten die gebukt gaan onder de regering van koning Saul. Vanuit Adullam reist David naar Mizpe, een stad in Moab, om zijn familie in veiligheid te brengen. David gaat zelf naar een vesting. Op aandringen van de profeet Gad verlaat David de vesting en vlucht naar Chereth, een woud in Juda. Als David hoort dat de Filistijnen Kehila aanvallen, vraagt hij God of hij tegen de Filistijnen ten strijde mag trekken. God geeft hem toestemming. David verslaat de Filistijnen en vestigt zich in Kehila. Als Saul hoort dat David in Kehila is, verzamelt hij een leger en trekt op naar Kehila om David gevangen te nemen. De Heere maakt David duidelijk dat hij niet veilig is in Kehila. Daarom vlucht hij naar de woestijn Zif. De Zifieten verraden de schuilplaats van David. Daarom vlucht David naar de woestijn van Maon. Saul zet de achtervolging in. David weet ternauwernood uit handen van Saul te blijven. Vervolgens trekt David naar Engédi. Daar spaart hij het leven van koning Saul.

Gezalfde
In het Oude Testament is zalving met olie een teken van inwijding in de dienst van de HEERE. Priesters werden bij hun aanstelling gezalfd, net als koningen en soms profeten. De Bijbel noemt soms ook dat iemand die gezalfd is de Geest van de HEERE ontvangt. De Geest maakt iemand bekwaam om zijn ambt te vervullen. Zalving wordt dan ook gebruikt als een beeld voor het ontvangen van de Heilige Geest. Als Gods gezalfde heeft de koning van Israël een bijzondere positie.

Overheid
David is door God tot koning gezalfd. Maar dat weerhoudt hem er niet van zich te onderwerpen aan de overheid, in de persoon van de goddeloze koning Saul, die hem bitter haat en naar het leven staat. Juist het geloof in de belofte van God doet Zijn wet eerbiedigen.

Vruchten
Als David zo goddeloos geweest was, als Saul dacht, had hij dat nu zeker ondervonden. Want het spreekwoord zegt: van de goddelozen komt goddeloosheid voort. Dat betekent in dit verband hetzelfde als wat Jezus leert: Aan hun vruchten zult gij hen kennen.

Getuige
David roept God tot Getuige. Hij weet dat hij onschuldig is. Alleen in dat geval zijn we gerechtigd dat te doen. Maar als we God niet van harte dienen, niet eerlijk zijn en ons geweten ons aanklaagt, verzwaren we ons oordeel als we God erbij roepen.

Rechter
David neemt geen persoonlijke wraak, maar hij legt de zaak in de handen van de hemelse Rechter. God zal op Zijn tijd ieder mens recht doen.

Overwinning
David geeft hier, geheel in de geest van de grote Zoon van David, het goede voorbeeld hoe we het kwaad, dat ons wordt aangedaan, zullen beantwoorden.
Deut. 32:35: Want er is geschreven: ‘Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de HEERE’. (…) Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede.

Berouw
Saul schijnt berouw te hebben en tot inkeer te komen. Dat is vaak het geval met goddeloze mensen, als ze in doodsgevaar verkeren. Maar als het gevaar geweken is, ebt ook het berouw weg. Tranen over onze zonden zijn nog geen bewijs van een hartelijk berouw. Ze kunnen voortkomen uit eigenliefde. Dan gaan ze meer over de gevolgen van de zonden, dan over de zonden zelf. Het is een droefheid naar de wereld. Het door de Heilige Geest gewerkte berouw begint echter met de droefheid over de zonden zelf. Het is een droefheid naar God, voortkomend uit een liefde tot God. Ze gaat niet over tot vergeving is ontvangen. En ze komt openbaar in het breken met de zonde. De tijd leert spoedig of ons berouw oprecht of geveinsd is.

Schuldbelijdenis
Saul belijdt dat hij tegen God gezondigd heeft en dat hij David groot onrecht aangedaan heeft. Hij veroordeelt zichzelf. Maar alle belijdenis met de mond is bedrieglijk en van geen enkele waarde, als ons leven daaraan niet beantwoordt, als we niet standvastig een rechtvaardig en heilig leven gaan leiden.

Verandering
Saul schijnt van gedachten veranderd te zijn. Maar hij kent zijn eigen geveinsde hart niet. David heeft zijn eigen boze hart wat leren kennen en weet dat een verandering, ook bij Saul, nog geen verbetering/vernieuwing is. Daarom blijft hij voorlopig in zijn schuilplaats. Als de HEERE ons hart niet verandert en vernieuwt, zijn alle veranderingen onbetrouwbaar en maar tijdelijk. Ware verandering blijkt in een doorgaande veroordeling van onszelf, in het meer en meer erkennen van onze zonde en ellende, in een grotere haat tegen de zonde en een aanhoudend bidden om vergeving en vernieuwing van ons leven.

Belofte
Saul houdt zich aan geen enkele belofte. Hij rust niet voor hij David gedood heeft. En toch durft hij David onder ede de belofte af te persen zijn familie geen kwaad te doen, als hij eenmaal koning is. In Saul zien we als in een spiegel hoe groot de geveinsdheid is van de mens en hoe groot de kracht van de zonde.

Engédi
Engédi ligt bij de Dode zee. In de rotsvestingen in de buurt van Engédi kan men zich gemakkelijk verbergen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2016

Kompas Handleiding | 18 Pagina's

Handleiding 4a: Op de vlucht - David

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2016

Kompas Handleiding | 18 Pagina's