JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 5b: Het belangrijkste gebod

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 5b: Het belangrijkste gebod

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen
Markus 12:28-34

Zingen
Psalm 1:1
Psalm 19:6
Psalm 81:12
Psalm 86:6
Psalm 95:4
Psalm 116:1
Psalm 119:3, 24 en 83
Psalm 133
Tien Geboden:1 en 9

Kerntekst
Hoor, Israël, de HEERE onze God is een enig HEERE! (Markus 12:29b).
Gij zult liefhebben de Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten (Mattheüs 22:37-39).
Zo is dan de liefde de vervulling der Wet (Romeinen 13:10).

Thema: toelichting voor leidinggevenden
Het vorige seizoen zijn we begonnen met het thema over de Tien Geboden. We hebben toen de eerste vijf geboden behandeld. Dit seizoen zijn de overige geboden aan de beurt gekomen. Dit nummer is een afsluiting van het thema. In dit verhaal wordt een samenvatting van de Wet behandeld, zoals de Heere Jezus Zelf die heeft gegeven. De inhoud van deze samenvatting is ‘liefde’, zoals Paulus dat verwoordt in Romeinen 13:10: Zo is dan de liefde de vervulling der Wet.

Suggesties voor inleiding op de vertelling
Je kunt kiezen uit verschillende mogelijkheden:
1. Laat de kinderen de Tien Geboden noemen (in steekwoorden) en schrijf ze op een groot blad papier. Vraag daarna aan de kinderen wat zij denken dat het belangrijkste gebod van die tien is (en waarom ze dat vinden). Daarna kun je overgaan naar de vertelling: “Luister maar naar het antwoord dat de Heere Jezus Zelf op deze vraag geeft.”
2. Laat de kinderen van elk gebod de kern noemen en schrijf die op tien losse blaadjes. Hang ze met een plakbandje aan een groter vel papier. Vraag daarna aan de kinderen wat zij denken dat het belangrijkste gebod van die tien is en waarom ze dat vinden. Wijs dan op het grote lege vel. Zeg, dat daar straks iets op moet komen te staan, dat daar alles mee te maken heeft en dat je daar aan het einde van de vertelling op terug komt. Daarna kun je overgaan naar de vertelling: “Luister maar naar wat de Heere Jezus zegt over het belangrijkste gebod.” Na de vertelling kom je hierop terug. Zie bij ‘afronding van de vertelling’ (na de vertelschets).
3. Bespreek de volgende stelling: ‘De geboden van de tweede tafel zijn belangrijker dan die van de eerste.’
4. Bespreek de volgende stelling: ’Iemand gehoorzamen die je niet liefhebt, is onmogelijk.’

Vertelschets

“Weer mislukt!” Teleurgesteld kijken de Sadduceeën elkaar aan. Ze waren met een vraag naar de Heere Jezus gegaan en ze hoopten, dat Hij daar een verkeerd antwoord op zou geven. Ze hadden zo’n goede vraag bedacht. Maar weer wist de Heere Jezus een goed antwoord op hun vragen. Weer is het mislukt. Jammer!
Kijk, daar staat een groepje mannen. Ze hebben gehoord dat de Sadduceeën aan de Heere Jezus een vraag hebben gesteld. Daarover praten ze met elkaar. Wie zijn die mannen? Het zijn Farizeeërs. Ze proberen zo goed mogelijk te leven. Ze doen precies wat de Heere in Zijn Wet gezegd heeft. Ze hebben er zelfs nog een heleboel wetten bij gemaakt, zo bang zijn ze dat ze iets verkeerd zullen doen. Want alleen als ze gehoorzaam zijn aan alle geboden van de Heere, zullen ze het eeuwige leven krijgen en mogen ze de hemel binnengaan. Maar de Heere Jezus zegt steeds weer, dat ze zélf het eeuwige leven níet meer kunnen verdienen. Daarom haten ze Hem. Het liefst zouden ze Hem doden! Want als het waar is wat Hij zegt, als Hij gelijk heeft, dan hebben zíj ongelijk. En als zíj ongelijk hebben, dan is álles wat ze doen voor niets! Dan zullen ze ook niet in de hemel komen!

“Heb je het gehoord?” zeggen ze tegen elkaar, ”de Sadduceeën durven de Heere Jezus geen vraag meer te stellen, omdat Hij hun een goed antwoord heeft gegeven. Zullen wij het nog eens proberen? Misschien geeft Hij dan wél een verkeerd antwoord. “Ik weet nog wel een vraag,” zegt één van de Farizeeërs. “Ik wil aan Hem gaan vragen, welk gebod het belangrijkste is. Daar hebben wij het zelf ook al zo vaak over gehad. Laten we Hém eens vragen welk gebod Híj het belangrijkste vindt.” De andere Farizeeërs vinden dat een goed idee.
Even later komt die Farizeeër bij de Heere Jezus. Hij weet heel veel van de Bijbel, van de Schrift. Hij studeert er elke dag in en hij leert ook andere mensen wat erin staat. Daarom wordt hij een Schriftgeleerde of Wetgeleerde genoemd. Hij zegt tegen de Heere Jezus: “Meester, wat is het grootste gebod?” Vol verwachting kijkt hij de Heere Jezus aan. Welk antwoord zal die Rabbi uit Nazareth hem geven? Zal Hij wel een antwoord weten op deze vraag?
Hoe kom jij tot de Heere, als je bidt of als je in de Bijbel leest of naar de kerk gaat? De Heere ziet je zo graag komen. Maar Hij wil ook dat het je oprecht om Hem te doen is.

De Heere Jezus heeft de vraag van de Wetgeleerde gehoord. Hij weet wel waarom die man bij Hem komt. Hij komt om Hem te verzoeken, om Hem in de val te laten lopen. Toch stuurt de Heere hem niet weg. Wat een wonder! Ook al komt deze man met een verkeerde bedoeling, toch wil de Heere Jezus hem een antwoord geven op zijn vraag.
De Heere Jezus kijkt de Wetgeleerde aan. Hij zegt: “Hoor Israël, de HEERE onze God is een enig HEERE!” De Heere Jezus zegt eigenlijk: om de Wet van de Heere te kunnen doen, moet je Hem echt kennen!
De Wetgeleerde luistert. Ja, die tekst kent hij goed. Die staat in Deuteronomium. Dat heeft Mozes tegen het volk van Israël gezegd toen hij de Wet van de Heere herhaalde. Toen begon hij met deze woorden. Dit is een van de eerste teksten, die alle Joodse kinderen uit hun hoofd leren. Maar dan gaat de Heere verder met Zijn antwoord: “En Gij zult de Heere liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. En het tweede aan dit gelijk is: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse (dat is: de hele) wet en de profeten.”

Verrast kijkt de Schriftgeleerde de Heere Jezus aan. Dat antwoord had hij niet verwacht. Hij had gedacht dat de Heere Jezus zou kiezen voor één van de geboden die zij ook het belangrijkste vinden. Maar, liefhebben? Toch, als hij er eens goed over nadenkt, moet hij toegeven dat het waar is wat de Heere Jezus zegt. Dat je God moet kennen om Zijn Wet te kunnen doen. Ja, want wanneer kun je de wil van iemand doen? Toch alleen maar als je hem kent? En wanneer wíl je de wil van iemand doen? Toch alleen maar als je iemand liefhebt? De Schriftgeleerde kent die teksten uit zijn hoofd, want dat heeft Mozes vroeger gezegd. De Schriftgeleerde weet ook wat het betekent: je moet de Heere liefhebben boven alles. Niet alleen aan de buitenkant, dat is niet genoeg! Al zou je precies doen wat er in ieder gebod staat, dan betekent dat nog niet dat je de Wet hebt gehoorzaamd. Want de Heere kijkt niet in de eerste plaats naar wat wij dóen; Hij kijkt naar ons hart. Hij kijkt hóé we het doen. Of er in ons hart liefde is tot Hem. De Heere wil dat je Hem liefhebt met je hart en met je ziel en met je verstand en met je kracht. En dan niet met een stukje ervan, maar met alles. Hij wil je héle hart hebben en héél je verstand en ál je kracht. De Heere wil je helemáál hebben! Want als Hij je hart heeft, heeft Hij ook je handen en je ogen en je mond. Dan wil je die allemaal gebruiken om Hem daarmee te dienen en te eren. Daarom zegt de Heere immers: ”Mijn, zoon, Mijn dochter, geef Mij uw hárt.” Hij wil dat je hart altijd vol van Hém zal zijn.

Maar de Heere Jezus heeft nog meer gezegd: “Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse (dat is: de hele) wet en de profeten.”
Ook dat heeft Mozes eens gezegd. Dat staat in Leviticus, het boek waarin Mozes geschreven heeft over alle offers die gebracht moesten worden. Daar heeft de Heere Jezus wel gelijk in. Want alle geboden van de tweede tafel van de Wet gaan over je naaste. Ieder gebod zegt eigenlijk dat je de naaste moet líefhebben. Dat je van je naaste moet houden, zoals je van jezelf houdt en zoals je voor jezelf zorgt.
De Heere wijst dus niet één gebod aan en zegt: ‘dát gebod is het belangrijkste. Maar Hij zegt: die geboden zijn allemáál belangrijk. En toch, het gaat eigenlijk niet om die gebóden. Het gaat om iets anders. Het gaat erom hóé je die geboden doet. Want al zou je nu alle geboden doen, maar je doet het zónder líefde, dan is dat niet zoals de Heere dat wil.

Stil heeft de Wetgeleerde naar het antwoord van de Heere Jezus geluisterd. Hij is ervan onder de indruk. De Heere heeft hem een antwoord gegeven op zijn vraag. De Wetgeleerde kan dat antwoord niet verbeteren. Het is waar wat Jezus gezegd heeft. Toch wordt hij niet boos. Hij zegt ook niets lelijks tegen of over de Heere Jezus. Nee, hij zegt heel eerlijk: “Meester, U hebt in waarheid gezegd, dat er een enig God is, en er is geen ander dan Hij. En Hem lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelf is de vervulling van de Wet. Ja, dat is zelfs belangrijker dan het brengen van brandoffers en slachtoffers.”
Wat weet die Schriftgeleerde het goed! Net als jij! Want jij weet ook het gebod van de Heere. Dat hoor je iedere zondag voorlezen in de kerk. Je hoort het thuis en op school. En toch… weten alleen is niet genoeg. Doe je het ook? Heb jij de Heere boven alles lief? Heb jij je naaste lief als je zelf? Als je veel van iemand houdt, wil je graag doen wat hij fijn vindt. Dan doe je dat niet om iets te verdienen, maar uit liefde. Zo is het ook met de Wet van de Heere!

De Heere Jezus kijkt de Wetgeleerde aan. Die man heeft een wijs antwoord gegeven. Wijs, omdat hij ziet dat al die offers die gebracht worden, niet genoeg zijn om de zonden weg te nemen. Wijs ook, omdat hij eerlijk toegeeft dat de Heere gelijk heeft. Daarom zegt de Heere tegen hem: ”Gij zijt niet ver van het Koninkrijk van God. Wetgeleerde, u bent heel dicht bij het Koninkrijk van God.” Maar… niet ver ervandaan, dat is nog niet erin! Want om erin te kunnen komen, moet je niet alleen wéten wat het grote gebod is, maar moet je dat gebod ook dóén. De Heere liefhebben boven alles en je naaste als jezelf.

De Wetgeleerde is weggegaan. Hoe het verder met hem is gegaan, weten we niet. Wel staat er dat er niemand meer iets aan de Heere Jezus durft te vragen. Ook de Farizeeërs weten geen vragen meer te bedenken, waarmee ze Hem een verkeerd antwoord kunnen laten geven.

Wat de Heere Jezus tegen die Wetgeleerde zei, geldt ook voor ons. Je weet de geboden van de Heere. Je weet, wat de Heere van je vraagt. Maar alleen als je dat ook doet, kun je het Koninkrijk van God ingaan.
Weet jij hoe dat moet? Misschien ben je erachter gekomen dat je de Heere vanuit jezelf nooit meer lief kunt hebben. Luister dan eens! Wat de Heere Jezus hier tegen die wetgeleerde zegt, heeft Hij Zélf gedaan. Hij is naar de aarde gekomen om te doen wat zondige mensen en kinderen niet meer kunnen. Hij heeft God, Zijn Vader, liefgehad boven alles. Zelfs tot in de dood. Hij heeft Zijn naaste liefgehad, tot op het kruis. Hij deed dat niet voor Zichzelf, maar voor zondaren. Daarom kun jij zalig worden. Want Zijn Naam is Jezus, Zaligmaker. Dat is het liefste werk wat Hij doet: zondige mensen, zondige kinderen zalig maken; dat is verlossen van hun zonden en ze weer bij de Heere terug brengen. Vertel Hem dan maar eerlijk wat een zondig hart je hebt en vraag Hem of Hij het schoon wil wassen door Zijn bloed. Vraag of je Hem mag leren kennen en of Hij je wil leren Hem lief te hebben boven alles en je naaste als jezelf. Want daarvoor is Hij gekomen!

En als je Hem al mag kennen, vraag dan maar of Hij je wil leren om Hem steeds meer lief te hebben. Want zonder Hem kun je Zijn Wet van de liefde nooit volbrengen. Daarvoor heb je Hem nodig, iedere dag weer! Maar ook dat wil Hij je schenken, mild en overvloedig. Want Hij, de Wetgever van de Wet, heeft die Wet Zelf vervuld!

Afronding van vertelling (hoort bij suggestie 2)
Kijk samen nog eens naar het vel papier waar de geboden aan hangen. Welk woord moet er nu op dat lege vel komen te staan? Wie weet het?
Hopelijk hebben de kinderen zo goed geluisterd, dat ze weten dat daar het woord ‘liefde’ of ‘liefhebben’ of ‘God en je naaste liefhebben’ moet komen te staan. Laat een kind dat opschrijven of doe dat zelf.
Sluit dan af: “Kijk, aan de liefde hangt nu de hele wet.”
Zing met elkaar bijvoorbeeld nog de Tien geboden:9.

Aantekeningen bij de tekst

Mattheüs 22
Vers 34 dat de Sadduceeën de mond gestopt had: met Zijn antwoord op hun spottende vraag naar de opstanding van de doden.
Vers 35 een Wetgeleerde: een uitlegger der Wet (door Markus wordt hij ‘een Schriftgeleerde’ genoemd. Zie verder de achtergrondinformatie.
Vers 37 met geheel uw hart: met al uw gevoelens.
met geheel uw ziel: met geheel uw ziel.
met geheel uw verstand: met uw volle bewustzijn.
geheel: God vraagt volle liefde, volledige overgave en volkomen toewijding.
Vers 38 Dit is het eerste: in rangorde.
en het grote gebod: het belangrijkste gebod.
Vers 39 het tweede: in rangorde.
aan dit gelijk: dit gebod is even belangrijk als het eerste gebod.
uw naaste: uw medemens.
als uzelf: God stelt de naaste op één lijn met onszelf. De liefde waarmee we onszelf liefhebben, horen we ook te geven aan onze naaste.
Vers 40 Aan deze twee geboden hangt de ganse Wet en de profeten: Dit is de kern van het hele Oude Testament. Daar draait alles om.
de ganse Wet: de vijf boeken van Mozes.
de profeten: de profetische boeken, Jozua tot en met Maleachi, in de Hebreeuwse Bijbel.

Markus 12
Vers 28 dat Hij hun wel geantwoord had: een goed antwoord heeft gegeven.
Vers 29 Hoor, Israël!: neem dit ter harte.
De HEERE, onze God, is een enig HEERE!: er is maar één God, de Heere, Die Zich in de Bijbel aan ons openbaart. (Alleen Zijn wil is Wet.)
Vers 30 uit geheel uw kracht: met al wat in uw vermogen ligt.
Vers 31 Er is geen ander gebod, groter dan deze: dan het gebod der liefde.
Vers 32 Gij hebt wel in der waarheid gezegd: het is helemaal waar wat U zegt.
Vers 33 is meer dan alle brandoffers en slachtoffers: het komt ook bij het offeren aan op de liefde in het hart.
brandoffers: offers die helemaal verbrand werden.
slachtoffers: offers waarvan een deel door de priesters en de familie die offert, gegeten werd in de tempel.
Vers 34 verstandelijk: verstandig, goed.
Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods: u begrijpt waar het op aankomt. Als u het nu ook nog in de praktijk brengt, zult u het Koninkrijk van God binnengaan.

Achtergrondinformatie

Wetgeleerden en Schriftgeleerden
Degene die met een vraag tot de Heere Jezus komt, wordt bij Mattheüs een ‘Wetgeleerde ‘ genoemd, terwijl Markus hem een ‘Schriftgeleerde‘ noemt.
Waarschijnlijk werden met ‘Wetgeleerden’ mensen bedoeld die veel kennis van de Wet hadden, terwijl ‘Schriftgeleerden’ geleerden van een hoger niveau waren; zoals bij ons niet alle ‘geleerden’ het ambt van professor bekleden. Deze man zou dan dus zowel het een als het ander zijn.
Sinds de tijd van Ezra (Ezra 7:6) werden onder ‘Schriftgeleerden’ verstaan de mensen die kennis hadden van de Wet van Mozes en zich toelegden op de levenslange studie van de wet (Thora) en haar uitlegging. De Schriftgeleerden moesten nauwkeurig de geschreven wet leren (het O.T.) en ook de mondelinge wet (de ‘inzettingen der ouden’, dat is de leer van de rabbijnen). In Jezus’ tijd werden ze aangesproken als rabbi (meester, leraar). Ze werden ook Wetgeleerden genoemd (Lukas 10:25) De meeste Schriftgeleerden waren geen priesters; ze vormden een groep apart en werden beschouwd als de opvolgers van de profeten. Er waren Schriftgeleerden die tot de Farizeeërs behoorden, anderen behoorden tot de Sadduceeën. In hun levensonderhoud voorzagen zij door één of ander handwerk. Jezus kwam regelmatig met hen in conflict; Hij klaagde hen aan dat ze anderen lasten oplegden die ze zelf niet aanraakten (Lukas 11:45-52). Hij verweet hun de mug ergens uit te ziften, maar de kameel door te slikken (Mattheüs 23:24); wat betekende, dat zij zich druk maakten over onbelangrijke dingen, terwijl ze voor belangrijke dingen geen oog hadden. Aan de andere kant waren veel Wetgeleerden zich wel bewust van het gevaar van een eenzijdige gebondenheid aan de vele geboden en verboden van de Wet. Eén van hun meest geëerde leraars, Hillel (50 v. Chr. - 10 n. Chr.) stond een meer tolerante opvatting toe van de toepassing van de Wet. Zijn kleinzoon Gamaliël was de leermeester van de apostel Paulus.

Hem verzoekende
Het woord ‘verzoeken’ betekent ‘beproeven’, ‘op de proef stellen’. De drijfveer kan goed of slecht zijn. God ‘verzocht’ Abraham, hoewel Jakobus zegt in Jakobus 1:18: “God verzoekt niemand.” Met dit ‘verzoeken’ wordt bedoeld dat God Abraham op de proef stelde, met de bedoeling dat het geloof van Abraham zou blijken en dat God geëerd zou worden.
Uit de weergave van Markus blijkt, dat het verzoeken door de Wetgeleerde hier niet negatief bedoeld is. Dit was wel de opzet van de Farizeeërs door wie hij gestuurd werd, maar mogelijk was deze Wetgeleerde wel verlangend om onderwijs van de Heere Jezus te ontvangen. Dat zouden we af kunnen leiden uit wat in Markus over hem geschreven staat, waar de Heere tegen hem zegt: ‘Gij zijt niet ver van het Koninkrijk Gods’.

De aanleiding tot deze vraag
In de laatste hoofdstukken van zowel Mattheüs als Markus komen we allerlei twistgesprekken tegen die zowel de Sadduceeën als de Farizeeërs met de Heere Jezus hielden. Ze deden dit met de bedoeling Hem tot een verkeerd antwoord te verleiden. Daarmee wilden ze Hem in een kwaad daglicht stellen tegenover de Joden, maar ook tegenover de Romeinen. Zie bijvoorbeeld de vraag over het betalen van de schatting aan de keizer, Mattheüs 22:15-22.

‘Wat is het grote gebod van de Wet?’
De achtergrond van deze vraag is de rangorde van belangrijkheid die de Wetgeleerden hebben aangebracht in hun 613 geboden en verboden. Er was bij de Schriftgeleerden een onderling verschil van inzicht over de vraag wat het allerbelangrijkste gebod is. Er waren twee partijen die streden over deze vraag. De ene partij zei dat de besnijdenis het belangrijkste was, de andere partij zei dat het de sabbat was. Deze Wetgeleerde is benieuwd hoe de Heere Jezus hierover denkt. De Heere Jezus lost echter met één woord alle problemen op. Het gaat bij de geboden van de Heere om ‘liefde’. Elke onderhouding van de Wet van God die niet uit liefde tot God en de naaste voortkomt, is overtreding van de Wet des Heeren. Dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe (1 Johannes 4:21).

De Wet van God – God liefhebben
De Heere zegt in Zijn Wet niet zozeer wat we doen en laten moeten, maar de Wet van God zegt Wie God is. De Wet is een weerspiegeling van Gods deugden. Daarom zegt de Heere Jezus: ‘De Heere, uw God, is een enig Heere. En gij zult liefhebben de Heere uw God (…)’ De liefde tot God gaat voorop. Deze liefde komt tot uiting in het onderhouden van Zijn hele Wet. Niet alleen van de eerste tafel van de Wet, maar ook van de tweede. De liefde tot God is de bron van de liefde tot de naaste. Het is onmogelijk de naaste lief te hebben zonder eerst God lief te hebben.

De Wet van God - de naaste liefhebben
De liefde tot de naaste is een vanzelfsprekend gevolg van de liefde tot God. Deze liefde komt tot uiting in het onderhouden van de tweede tafel van de Wet des Heeren. Het liefhebben van de naaste laat zien dat wij God liefhebben. Het is onmogelijk God lief te hebben en niet de naaste lief te hebben.

Gij zijt niet ver van het Koninkrijk Gods
De Heere Jezus zegt tegen de Wetgeleerde dat hij niet ver is van het Koninkrijk van God. En dat als antwoord op de belijdenis dat liefhebben van de Heere en de naaste meer waard is dan het brengen van offers. De Schriftgeleerde beseft waar het om gaat. Maar weten alleen is niet genoeg. Hij moest die Wet ook volbrengen. Hij moest erachter komen dat hijzelf dat niet kan en de Heere Jezus nodig krijgen. Zolang dat niet gebeurt, zal hij buiten het Koninkrijk van God blijven. Alleen door wedergeboorte en geloof worden we onderdaan van dat Koninkrijk.

De offerdienst
De Heere had aan Israël de offerdienst gegeven. De Israëlieten hadden voorschriften gekregen voor allerlei soorten offers. Maar hoeveel offers er dagelijks ook werden gebracht - en dat eeuwen lang - zij konden niet één zonde verzoenen. Daarvoor was het nodig dat de Heere Jezus, naar Wie al die offers heenwezen, zou komen om te lijden en sterven en zo aan Gods gerechtigheid voldoening te geven. Maar ook was het nodig dat Hij die Wet Zelf volkomen zou onderhouden.

HC Zondag 2, vraag en antwoord 4 en 5
Wat eist de Wet God van ons?
Dat leert ons Christus in een hoofdsom, Mattheüs 22:37-40: Gij zult liefhebben de Heere, uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand, en met geheel uw kracht. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.

Kunt gij dit alles volkomenlijk houden?
Nee ik; want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten.

HC Zondag 34, vraag en antwoord 62
Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?
Daarom, omdat de gerechtigheid, die voor Gods gericht bestaan kan, gans volkomen en der Wet Gods in alle stukken gelijkvormig zijn moet, en dat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn.

HC Zondag 44, vraag en antwoord 114 en 115
Maar kunnen degenen die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomenlijk houden?
Nee, maar ook de allerheiligsten, zolang als zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel van deze gehoorzaamheid; doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven.

Maar waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan?
Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen, en des te begeriger zijn, om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen en God bidden om de genade des Heilige Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2016

Kompas Handleiding | 22 Pagina's

Handleiding 5b: Het belangrijkste gebod

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2016

Kompas Handleiding | 22 Pagina's