JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 4b: Het tiende gebod

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 4b: Het tiende gebod

Achab en Naboth

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen
1 Koningen 21:1-7

Zingen
Psalm 27:2 en 5
Psalm 119:12, 26 en 59
Psalm 131:3 en 4
Psalm 140:4, 8 en 12
Psalm 141:9 en 10
Tien geboden des Heeren:7 en 8

Kerntekst
Gij zult niet begeren uws naasten huis, gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is (Exodus 20:17).

Thema
Het thema van dit jaar is de Wet of de Tien Geboden. Deze schets gaat over het laatste gebod. Eigenlijk gaat het in dit gebod over de wortel van alle zonden. Aan veel zonden gaat het begeren vooraf. Als je al zou kunnen zeggen dat je veel van de andere geboden naar de letter gehouden hebt, dan stelt het tiende gebod je toch schuldig.
Er is ook een goede begeerte: naar Gods geboden leven en Hem gehoorzamen.

Introductie van het thema op de club
Voorafgaand aan de vertelling van het verhaal is het mogelijk om de tekst van het ledenboekje (voor) te lezen. Er kan dan een gesprekje gehouden worden waarbij de kinderen vast gaan nadenken over wat begeren nu eigenlijk is. Mogelijke vragen: Herken jij dit? Ben jij wel eens jaloers? Geef eens voorbeelden van dingen waar je jaloers op kunt zijn? Wat kan het gevolg zijn van jaloezie?

Vertelschets

Genietend loopt koning Achab door de tuinen rond zijn zomerpaleis. De zon schijnt, maar er waait ook een koel briesje. Het uitzicht op de bergen rond de vallei is prachtig. "Wat heerlijk is het hier toch!” denkt de koning. “Heerlijk rustig! Heel anders dan in het drukke stad Samaria, waar mijn winterpaleis staat. Daar hoor je altijd mensen: geschreeuw van kooplui, bevelen van soldaten, spelende kinderen…"
Het zomerpaleis van koning Achab ligt op een vlakte, tussen twee bergketens. Achab heeft er prachtige tuinen aan laten leggen. Die zien er heel anders uit dan de wijngaarden in de omgeving. Daar zie je vooral rechte rijen wijnstokken. In de tuinen van de koning groeien en bloeien bijzondere planten. En hij heeft er ook een moestuin aan laten leggen. Het is allemaal veel werk geweest en er is nog steeds genoeg werk te doen. Want al die planten hebben water nodig. De wijnstokken halen zelf hun water wel uit de grond, maar de planten in de tuin van Achab moeten iedere dag water krijgen. Anders gaan ze dood.
Inmiddels is Achab bij zijn moestuin aangekomen. Tevreden kijkt hij rond. "Er is goed werk geleverd. Alles ligt er mooi bij,” denkt de koning. Er groeien allerlei groenten en vruchten. “Mooi hoor, heel mooi!” De koning kijkt om zich heen. Allemaal van hem! Alleen… wat jammer dat daar een muurtje staat. Achter dat muurtje is een wijngaard. Die is niet van Achab. Eigenlijk zou de moestuin daar nog wat groter gemaakt moeten worden. Achab bekijkt eens goed hoe hij zou willen dat de grenzen zouden lopen. “Ja hoor,” denkt hij, “zie je wel, eigenlijk hoort dat stuk land er gewoon bij. Mijn tuin is pas echt af, als dat stuk erbij hoort! Wie is eigenlijk de eigenaar van die wijngaard?” Hij vraagt het na bij zijn knechten. Die weten het wel. “Die wijngaard is van Naboth, koning.” “Van Naboth? Laat hem eens bij mij komen.”
In het hart van koning Achab is begeerte gekomen. Hij wil heel graag hebben wat van iemand anders is en waar hij geen recht op heeft. Hij is niet tevreden met de overvloed die hij al heeft gekregen. Misschien herken je dit wel. In de Wet staat dat wij niet mogen begeren. Het is vaak het begin van een andere zonde…

Even later wordt Naboth bij de koning gebracht.
“Naboth,” zegt de koning vriendelijk, “ik heb je laten roepen om je een voorstel te doen. Loop eens met me mee. Zie je, hier liggen mijn tuinen. Hier, kijk, mijn moestuin. Vind je het niet prachtig? Maar kijk, Naboth, daar ligt jouw wijngaard. Eigenlijk zou mijn tuin daar nog door moeten lopen, zie je wel? Maar ja, dat land is van jou. Daarom heb ik je laten roepen. Ik wil graag die wijngaard van je overnemen. Ik zal je er ruim voor betalen. Of als je dat liever hebt, dan wil ik ook wel met je ruilen. Ik heb nog wel ergens een wijngaard die beter is dan deze. Dan krijg je die, als je dat wilt.” Vol verwachting kijkt de koning Naboth aan. Nou, hij zal wel blij zijn met zo’n mooi aanbod. Veel geld of een betere wijngaard… Achab zou wel weten wat hij moest kiezen…!
Maar nee, Naboth kijkt helemaal niet blij… Dat stuk land heeft hij van zijn vader geërfd. En die heeft het weer van zijn vader geërfd… Daardoor is dat land al heel lang in de familie. Al zo lang als de Israëlieten in het land Kanaän wonen. Toen heeft de Heere iedere stam en iedere familie zijn stuk land gegeven. Eigenlijk bleef het land van de Heere, maar Hij gaf het aan de Israëlieten om er te wonen en ervoor te zorgen. Daarom kan en mag het land niet verkocht worden. Het is geen eigendom. Naboth hoeft er niet lang over na te denken. Als hij nee zegt, wordt de koning misschien boos op hem. Als hij het wèl doet, doet hij de Heere verdriet en is hij ongehoorzaam aan Gods bevel. Dát wil hij helemaal niet! Hij heeft de Heere lief en wil Hem gehoorzaam zijn. En daarom schudt hij zijn hoofd! “Nee koning,” klinkt het beslist, “dat late de Heere verre van mij zijn, dat ik u de erve van mijn vaderen geven zou.” Eigenlijk zegt Naboth: de Heere beware mij ervoor dat ik tegen Hem zal zondigen, dat ik Hem ongehoorzaam zal zijn. Het stuk land dat mijn familie van Hem gekregen heeft, mag ik niet verkopen.
Koning Achabs gezicht betrekt. Zegt Naboth ‘nee’? Tegen hem, de koning? Tegen zo’n mooi aanbod? Daar had hij niet op gerekend. In zijn hoofd was het allemaal al geregeld, was de wijngaard eigenlijk al van hem. En nu zegt Naboth nee. De koning kijkt naar Naboth en ziet aan zijn gezicht dat verder aandringen geen zin heeft. Naboth wil God meer gehoorzaam zijn dan de koning. Achab weet best dat Naboth gelijk heeft. Het is niet naar Gods Wet om je erfdeel te verkopen. Koning Achab neemt het niet altijd zo nauw met de geboden van God, maar Naboth wel. Daar staan ze nu, tegenover elkaar: een teleurgestelde koning en een vastbesloten Naboth.
Dan draait de koning zich om en zonder nog iets te zeggen, gaat hij met grote stappen het paleis in, naar zijn slaapkamer. Hij laat zich neervallen op zijn bed en draait zijn gezicht naar de muur. Mokkend ligt hij daar. Zijn mooie plan kan niet doorgaan omdat Naboth niet wil meewerken. Omdat Naboth zijn land niet wil verkopen. Achab krijgt steeds meer medelijden met zichzelf. Hij vergeet dat hij al prachtige tuinen heeft. Hij vergeet dat hij al zovéél heeft. Hij denkt alleen maar aan wat hij niet heeft, wat hij niet kan krijgen maar toch wil hebben…
Kijk jij ook vaak naar een ander, wat die wél heeft en jij niet? Ben je dan jaloers? Je bent dan niet tevreden met wat je hebt, maar je wilt meer. Dat is een verkeerde begeerte, want het gaat over iets waar je geen recht op hebt.

Er komt een knecht aan de deur. “Koning, de maaltijd staat gereed. Wilt u opstaan en eten?” “Nee!” snauwt de koning. “Laat me met rust!” Ook andere knechten die iets aan de koning willen vragen, worden weggestuurd. De koning is voor niemand bereikbaar. De koning is boos. Maar dan komt Izebel, de vrouw van Achab, de slaapkamer binnen. Ze heeft gehoord dat de koning op zijn bed ligt en niets meer wil. “Wat is er aan de hand?” vraagt ze. “Waarom lig je op bed en ben je zo boos?”
“Omdat ik met Naboth gepraat heb en tegen hem gezegd heb: geef mij je wijngaard, ik zal je er goed voor betalen of je een andere wijngaard ervoor terug geven. Maar hij wil me de wijngaard niet geven.”
Izebel kijkt Achab spottend aan. “Nou zeg, ben jij nu een koning? Dat laat je toch zo maar niet gebeuren? Sta maar op, ga eten en wees vrolijk. Ik zal er wel voor zorgen dat jij de wijngaard krijgt.”

Dan gaat Izebel aan het werk. Ze schrijft brieven aan de oudsten en de edelen van de stad Jizreël waarin staat: Roep een vergadering bijeen, zoals altijd gebeurt als iemand erg gezondigd heeft en zet Naboth op een podium. Zet tegenover hem twee slechte mannen die hem ervan beschuldigen dat hij God en de koning gevloekt heeft. Breng Naboth dan buiten de stad en stenig hem.
En wat doen de oudsten? Zij wéten dat Naboth onschuldig is. Dat dit een oneerlijk proces is. En toch.., ze gehoorzamen. Ze doen precies wat Izebel heeft geschreven. Ze zoeken een paar oneerlijke mannen, die wel geld willen verdienen aan het vertellen van een leugen. De mensen uit Jizreël worden bij elkaar geroepen. Naboth wordt op het podium gezet. De mensen kijken verbaasd: Naboth? Moet hij daar staan? Heeft hij gezondigd? Ze kunnen het haast niet geloven. Iedereen heeft veel respect voor de godvrezende Naboth. Hoor, de eerste getuige gaat spreken: “Ik heb gehoord dat Naboth God en de koning gezegend heeft!” De mensen kijken elkaar ongelovig aan. God en de koning gezegend? Ze weten wel wat daarmee bedoeld wordt. Eigenlijk bedoelt de man dat Naboth gevloekt heeft, zo erg, dat je het niet kunt herhalen. Zou het waar zijn? Hoe kan het toch…?
Maar dan komt de tweede getuige: “Ik heb gehoord dat Naboth God en de koning gezegend heeft!” Nou, als er twee getuigen zijn die het gehoord hebben, dan zal het wel waar zijn. Dat heeft God zo geboden: als twee getuigen hetzelfde zeggen, is het waar.
Daar staat Naboth. Beschuldigd door valse getuigen. Hij moet sterven, terwijl hij onschuldig is aan deze zonde.
Weet je met Wie dat ook gebeurde? Met de Heere Jezus. Hij werd ook beschuldigd door valse getuigen. Hij moest onschuldig sterven. Naboth is wel godvrezend, maar niet zonder zonde. Maar de Heere Jezus had nooit zonde gedaan en toch moest Hij de dood ingaan. Om de straf voor zondaren, ook voor Naboth, te kunnen dragen.
Naboth wordt vastgegrepen en meegenomen, buiten de stad. De mensen gaan mee. Buiten de stad worden stenen opgepakt en wordt Naboth gestenigd.

Daar komt Izebel weer bij koning Achab. “Sta maar op en neem de wijngaard van Naboth in bezit. Want Naboth leeft niet meer, hij is dood.” Achab springt op. Is het Izebel gelukt om de wijngaard in bezit te krijgen? Is Naboth dood? Dan heeft hij nu zijn zin! Opgewekt loopt hij naar buiten. Hoe het zo gekomen is en of het wel eerlijk is gegaan? Het lijkt wel of de koning dat niet wil weten. Hij vraagt nergens naar, maar gaat zo snel mogelijk naar de wijngaard om nieuwe plannen te maken.

Er is nog iemand op weg naar de wijngaard. Hij is naar de wijngaard gestuurd door de Heere. Want al leek het erop, dat de Heere zijn kind Naboth vergeten was, toen hij bedolven werd onder de stenen, dat is niet zo! De Heere heeft zijn engelen gestuurd om Naboth tot Zich in de hemel te halen. Daar heeft hij meer dan een wijngaard tot een erfenis gekregen. Daar mag hij het koninkrijk van God beërven!
Nu stuurt de Heere Elia naar Achab, want je kunt niet zomaar doen wat je wilt! De Heere heeft het gezien en zal Achab straffen.

Achab schrikt op. Hij is niet alleen in de wijngaard. Er is nóg iemand! Het is een man met een kamelenharen mantel en een leren gordel om. Achab kent hem heel goed. “Hebt gij mij gevonden, o mijn vijand?” Daar staat Elia, de profeet van de Heere, die hem elke keer komt waarschuwen en over Gods oordelen vertellen. Elia, die ervoor gezorgd heeft dat het meer dan drie jaar droog geweest is in Israël, die de profeten van Baäl heeft gedood. Achab weet goed dat het zonde was, dat hij de wijngaard van Naboth wilde hebben. Hij weet heel goed dat hij schuldig is aan de dood van Naboth. Maar hij wil er niet aan denken.
“Ik heb u gevonden ja, omdat u niet naar de Heere wilt luisteren, maar alleen naar uw eigen boze hart. Ik heb een boodschap voor u. De Heere zal kwaad over u brengen en al uw kinderen zullen sterven. Van uw familie zal niemand overblijven, omdat u steeds opnieuw tegen de Heere gezondigd hebt en omdat u Israël tegen Hem hebt doen zondigen.”
Vreselijke dingen profeteert Elia in de Naam van de Heere tegen Achab. De doden zullen niet begraven worden en Izebel, zijn goddeloze vrouw, zal door de honden gegeten worden. Vreselijke dingen, omdat Achab en Izebel vreselijk gezondigd hebben. Als Achab die boodschap hoort, schrikt hij heel erg. Hij scheurt zijn koninklijke mantel en trekt een rouwkleed aan. Ook buigt hij zich diep voor de Heere. Heeft Achab berouw? Is er nu diep verdriet in zijn hart, omdat hij tegen de Heere gezondigd heeft? Nee, hij is alleen maar bang voor de straf.
Maar toch ziet de Heere ook deze tranen aan. Wat is de Heere geduldig met de zondige Achab! Opnieuw moet Elia naar Achab toe. Omdat Achab zich vernederd heeft, zal de straf pas komen als Achab al gestorven is. Zo goed is de Heere, zo vol van genade. Hij zal zeker horen als je met berouw over je zonden tot Hem vlucht.

Welke begeerte leeft er in jouw hart? Verlang jij ook nog steeds naar alle dingen van deze aarde, net als koning Achab? Of is er in jouw hart dat verlangen, dat Naboth had, die de wil van de Heere wilde doen? Ken jij die begeerte en dat verlangen om de Heere lief te hebben, naar Zijn geboden te leven en te strijden tegen de zonde? Vraag of de Heere ook jou wil leren bidden:
Leer mij naar Uw wil te handelen,
'k zal dan in Uw waarheid wandelen;
neig mijn hart en voeg het saam
tot de vrees van Uwe Naam.

Aantekeningen bij de tekst

Vers 2 kruidhof: moestuin, groententuin.
Vers 4 gemelijk: verdrietig, korzelig, afkerig.
keerde zijn aangezicht om: naar de wand, van de mensen af, wilde met niemand spreken, als een verongelijkt kind dat zijn zin niet krijgt.
Vers 7 Zoudt gij nu het koninkrijk over Israël regeren? Izebel bedoelt hiermee te zeggen dat hij het niet waard is om koning te zijn, als hij geen middel weet te bedenken om Naboth te bedwingen en hem zijn wijngaard afhandig te maken.
Vers 8 oudsten: oversten van de stad.
signet: koninklijk zegel of stempel.
Vers 9 roept een vasten uit: vastendagen werden ook onderhouden om dan onderzoek te doen naar openbaar gekomen grove zonden en die naar behoren te straffen.
in de hoogste plaats: een verheven plaats in de vergadering, waar de beschuldigde geplaatst werd zodat iedereen hem kon zien en horen.
Vers 10 zet tegenover hem twee mannen: de wet vereist een eensluidend getuigenis van tenminste twee mannen.
zonen Belials: gewetenloze mensen.
gezegend: het vloeken werd voor zo vreselijk gehouden, dat het op bedekte manier genoemd werd.
voert hem uit: misdadigers werden meestal buiten de steden of dorpen ter dood gebracht.
stenig hem: naar Gods wet moest een vloeker gestenigd worden, Leviticus 24:15 en 16.
Vers 15 bezit de wijngaard van Naboth erfelijk: neem in bezit. Het erfgoed wordt verbeurd verklaard en vervalt aan de koning.
Vers 20 hebt gij mij gevonden: durft u mij onder ogen te komen, ondanks dat u weet dat ik u haat?
verkocht: overgegeven aan de slavernij van de zonde.
Vers 21 de beslotene en verlatene in Israël: die gevangen is en in de steek gelaten werd.
Vers 27 dat hij zijn klederen scheurde: een voorbeeld van slechts uiterlijk en tijdelijk berouw, dat niet voortkwam uit een hart dat door het geloof gezuiverd en bekeerd was, zoals te zien is in het vervolg van de geschiedenis.
Vers 29 zo zal Ik het kwaad in zijn dagen niet brengen: een voorbeeld van Gods goedheid, waardoor Hij de welverdiende straf uitstelt om een geveinsde vernedering.

Achtergrondinformatie

Erven
Waarom weigert Naboth zo beslist zijn wijngaard aan Achab te verkopen?
De wet van Mozes verbood de gehele vervreemding van het vaderlijk erfdeel en vooral het overgaan van de grond van de ene stam op de andere. Een eigendom kon verkocht worden tot aan het jubeljaar. Dan kwam het aan zijn oorspronkelijke eigenaar terug (Leviticus 25:23, Numeri 36:6-9).
Achab wilde dat Naboth afstand deed van zijn erfenis, maar Naboth weigerde dit voorstel om gewetens- en godsdienstige redenen. Hij wilde Gods bevel niet overtreden. In feite wist Naboth zich beheerder in plaats van bezitter.
Een erfdeel had je ook niet alleen voor jezelf. Je zorgde er ook mee voor de armen en behoeftigen, door van de oogst wat te laten liggen.

Jizreël
In Jizreël is het zomerpaleis van Achab. Het lag op ongeveer 32 kilometer ten noorden van Samaria, aan de oostelijke zijde van de vlakte van Esdraelon en bood een mooi en uitgestrekt vergezicht: naar het westen de vruchtbare vlakte en de bergketen Karmel, naar het oosten de Jordaan en verder de bergen van Gilead. De naam Jizreël werd gegeven aan de stad en aan de vallei of de vlakte die daar beneden ligt tussen Gilboa en de kleine Hermon.
Aan de buitengewone vruchtbaarheid van deze vlakte had Jizreël (God zaait) waarschijnlijk zijn naam te danken.
Jizreël of Meggido is ook een plaats waar veel strijd geleverd is.

Wet
In deze geschiedenis worden meerdere geboden met de voeten getreden:
Het zesde gebod: gij zult niet doodslaan.
Het negende gebod: gij zult geen vals getuigenis spreken.
Het tiende gebod: gij zult niet begeren (…) iets dat van uw naaste is.
In de Heidelbergse Catechismus staat bij het tiende gebod: ‘Dat ook de minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods in ons hart nimmermeer kome, maar dat wij te allen tijde van ganser harte aller zonden vijand zijn en lust tot alle gerechtigheid hebben.’
Zonde tegen het tiende gebod is vaak aanleiding tot overtreding van een ander gebod. Begeren is de wortel van het kwaad. De Heere Jezus refereert hieraan als Hij zegt dat wie een vrouw aanziet om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar heeft gedaan (Mattheus 5:27-28). Als we zo naar de geboden kijken, is er niemand die kan zeggen dat hij onschuldig is.

Vernedering en lankmoedigheid
Achab vernedert zich voor de Heere en toont berouw over wat hij gedaan heeft. Hij meent het op dat moment wel, maar het is slechts een tijdelijke bekering. Hij houdt het niet lang vol en valt al snel weer terug in zijn oude zondeleven. Achab is niet bedroefd over de zonde maar over de gevolgen van de zonde.
Toch heeft de Heere veel geduld met Achab. De Heere is te allen tijde bereid de berouwvolle zondaar te vergeven. Als de Heere al zo goed is om de straf uit te stellen bij het tijdelijk berouw van Achab, dan kunnen we zeker zijn van Zijn bereidwilligheid om ons te vergeven als ons berouw hartelijk is.

Berouw
Oprecht berouw blijkt altijd in het verlaten en mijden van de zonde. Bij oprecht berouw gaat niet over de gevolgen van de zonden voor jezelf. Het gaat erom dat je gezondigd hebt tegen een goeddoend God en Hem verdriet hebt gedaan door je zonde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

Kompas Handleiding | 20 Pagina's

Handleiding 4b: Het tiende gebod

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

Kompas Handleiding | 20 Pagina's