JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 4a: In het hart, in het oog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 4a: In het hart, in het oog

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen
Markus 9:14-30

Kerntekst
En terstond de vader des kinds, roepende met tranen, zeide: Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp (Markus 9:24).

Zingen
Psalm 3:2
Psalm 27:7
Psalm 66:4 en 5
Psalm 84:3
Psalm 86:4
Psalm 116:2, 3, 4 en 5
Psalm 141:1, 2 en 9

Toelichting op de vertelschets
Dit jaar is het thema voor Kompas ‘geloven’. Steeds staat een ander aspect van het geloof centraal. Ook de Bijbelse vertelling in deze actieschets sluit aan bij dit thema. In dit verhaal ligt de nadruk op de strijd tussen het geloof en het ongeloof. De vader van de zieke jongen geeft eerst blijk van twijfel en ongeloof (zo Gij iets kunt) evenals de schare en de discipelen. Na het bestraffende antwoord van Jezus roept de vader met tranen in zijn ogen: Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp. De Heere heeft hem in een ogenblik laten zien waar het bij hem fout zit. Hij wil nu geloven, maar heeft inmiddels zijn eigen hart leren kennen. Na deze belijdenis laat de Heere Zich niet onbetuigd en geneest zijn zoon. De belijdenis van de (on)gelovige vader is dan ook de kern van deze geschiedenis, meer nog dan de genezing van de zieke jongen.
Er ligt in deze schets ook een link met de actie ‘In het hart, in het oog’. In de gemeente worden we opgeroepen om elkaar in het gebed bij de Heere Jezus te brengen. Het maakt echt uit hoe we dat doen. Leggen we de noden van anderen aan de Heere voor in het geloof dat Hij uitkomst kan geven naar Zijn macht en welbehagen? Durven we onszelf en anderen aan Zijn almacht toe te vertrouwen? De Heere zegt ook tegen kinderen en volwassenen in de gemeente: Brengt hem tot Mij.

Inleiding
Misschien heb je wel zorgen of verdriet. Je moet er steeds weer aan denken. Misschien is er iemand erg ziek die je goed kent, een familielid of een vriendje uit de klas. Wat voel je je naar. En je kunt helemaal niets voor hem of haar doen. Niets? Jawel hoor! Je kunt tot de Heere bidden. Je mag al je zorgen bij de Heere brengen. Je mag je vriendje uit de klas in het gebed bij de Heere brengen. Dat moet zelfs, want dat zegt de Heere in de Bijbel. Hij zegt: Breng hem bij Mij!
Maar hoe doe je dat? Geloof je echt dat de Heere alle macht heeft? Durf je jezelf en anderen aan Hem toe te vertrouwen? Misschien vind je het wel moeilijk om zo te geloven. Dit verhaal gaat over iemand die dat uit zichzelf ook niet kon.

Vertelschets ‘Ik geloof, Heere, kom mijn ongeloof te hulp’

“Hebben jullie het al gehoord? Er trekt een Man door Galilea, Die allemaal wonderen doet. Hij maakt blinden ziende en Hij maakt zieken beter. Ook werpt Hij duivelen uit.” Nieuwsgierig luistert een groepje mannen naar de handelaar die aan het vertellen is. “Hij heeft zelfs een jongen die gestorven was, opgewekt uit de dood. Weer levend gemaakt!”

Eén van de mannen die luistert naar de handelaar ziet er moe en verdrietig uit. Zijn gezicht zit vol rimpels. Hoopvol luistert hij. Zou die Man over Wie de handelaar het heeft, zijn zoon ook kunnen genezen?
Hij heeft één zoon, van wie hij heel veel houdt. Maar zijn zoon is anders dan andere jongens. Hij krimpt ineen als hij daaraan denkt. Het gebeurt regelmatig dat er ineens een duivelse geest in hem komt. Die duivelse geest maakt hem stom zodat hij niet meer kan praten en smakt hem op de grond. Het schuim staat dan op zijn mond. Hij knarst met zijn tanden en verkrampt helemaal. Soms valt hij daardoor in het vuur of in het water. Doodsangsten heeft de vader al uitgestaan om zijn zoon. Verschrikkelijk zijn die momenten. En daarom staat zijn gezicht zo moe en verdrietig. Steeds weer moet hij opletten dat zijn zoon niet in het vuur of in het water valt. Stel je voor dat hij het niet ziet als het gebeurt. Hij moet er niet aan denken. Dan zal hij verbranden of verdrinken. En niemand kan er wat aan doen. Of zou die Man over Wie de handelaar het heeft iets kunnen?

Het is een tijd later. Onrustig loopt de vader van de ongelukkige jongen heen en weer. Hij heeft het moeilijk. Zal hij het doen? Hij heeft gehoord dat Jezus nu in de buurt is. Hij twijfelt. Nadat de handelaar heeft verteld over die Man Die mensen genas en zelfs een kind levend maakte, heeft hij meer mensen over die Man horen vertellen. Diep onder de indruk waren ze van Zijn wonderen. Jezus heet Hij. En daardoor heeft deze vader een klein beetje hoop gekregen. Zou die Jezus zijn kind beter kunnen maken? Maar dan kijkt hij naar zijn zoon. Hij ziet er slecht uit. En dan die brandwonden op zijn armen. Steeds komen de aanvallen terug. Zou die Jezus hem wel beter kunnen maken?

Plotseling neemt hij een besluit. Hij gáát! Hij heeft zoveel gehoord over Jezus. Dat kan geen gewone Man zijn. Hij zal zijn kind bij Jezus brengen. Hij moet van de duivel verlost worden.
En jij? Gelukkig ben jij niet bezeten met een duivel. Maar als je onbekeerd bent, dan dien je wel de duivel. Dan ben je eigenlijk net zo ongelukkig als die bezeten jongen. Voel je dat ook?

Aan de voet van de berg is het een drukte van belang. Voorzichtig loopt de vader met zijn zoon tussen de menigte door. Hij ziet de mensen kijken naar zijn jongen. Geen wonder, hij is zo mager en ziet er zo slecht uit. “Weten jullie waar Jezus is?” vraagt hij aan een man. “Nee, Die is er niet,” antwoordt hij. “Maar Zijn volgelingen zijn er wel. Daar!” en hij wijst naar een groepje mannen. Teleurgesteld kijkt de vader van de zieke jongen naar de aangewezen plek. Jezus is er niet, terwijl hij juist Hém nodig heeft. Misschien kunnen de discipelen ook wonderen doen, bedenkt hij. Hij wringt zich tussen de mensen door en maakt ruimte zodat zijn zoon erdoor kan. “Mijn zoon is door een boze geest bezeten. Kunnen jullie hem genezen?” vraagt hij. Hoopvol kijkt hij de eenvoudige mannen aan die voor hem staan. De discipelen kijken elkaar eens aan. De twijfel is van hun gezichten af te lezen. Hun Meester is met enkele discipelen op de Olijfberg. Ze kunnen Hem niet te hulp roepen. Ondertussen is de hele menigte om hen heen gaan staan. Het is stil geworden. Alle ogen zijn op de discipelen gericht. Zouden ze de jongen beter kunnen maken?

Hoor! Daar klinkt het uit de mond van de discipelen: “Wij gebieden u, ga uit van die jongen!” Maar de stemmen klinken onzeker. Alsof ze niet echt geloven dat de boze geest uit de jongen kan gaan. Een ogenblik heerst er een angstige stilte. Iedereen houdt zijn adem in… Nee, er gebeurt niets. Het kind is bezeten en blijft bezeten. Hulpeloos kijken de discipelen rond. Wat nu?
Er komen plotseling wat mannen naar voren. Het zijn Schriftgeleerden. Een spottende glimlach ligt op hun gezicht. Ha, nu hebben ze iets waarmee ze de discipelen van die gehate Jezus van Nazareth kunnen bespotten. Honend zeggen ze: “Waarom kunnen jullie dat niet? Als jullie Meester echt Gods Zoon is, waarom helpt Hij jullie dan niet?” Triomfantelijk kijken ze de kring rond. Medelijden met de zieke jongen hebben ze niet.
Beschaamd zwijgen de discipelen. Ze weten niet wat ze moeten antwoorden. Voor hen staat nog steeds de vader. Diep teleurgesteld, net als de menigte mensen om hen heen. Kunnen zij de jongen niet helpen? Zou het nu gedaan zijn met de macht van Jezus van Nazareth? De mensen beginnen met elkaar te praten. De Schriftgeleerden doen om het hardst mee. Ze maken er met de mensen ruzie om of Jezus wel echt alles kan. Anders zou Hij Zijn discipelen toch helpen?

Opeens draaien alle hoofden een andere kant op. Daar komt... de Heere Jezus. Door al het rumoer hebben ze Hem helemaal niet aan zien komen. De mensen zijn verbaasd. Dat hadden ze niet verwacht. Ze voelen zich niet op hun gemak door wat ze allemaal hebben gezegd. Ze lopen direct op Hem af en groeten Hem eerbiedig. Maar Jezus weet wat er in hun harten leeft. Hij weet wat er net is gebeurd, ook al was Hij er niet bij.
Onderzoekend vraagt Jezus aan de Schriftgeleerden: “Wat twist gij met dezen? Waarom maken jullie ruzie met Mijn discipelen?” De Schriftgeleerden geven geen antwoord. Het blijft stil. Dan dringt de vader naar voren en hij valt voor de Heere Jezus op zijn knieën. “Meester, ik heb mijn zoon, die een stomme geest heeft, tot U gebracht. Ik heb Uw discipelen gezegd, dat zij hem zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund.” Er glijdt een schaduw over Jezus’ gezicht en Hij begint te praten: O ongelovig geslacht. Hoe lang zal Ik nog bij u zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Dan kijkt Hij naar de vader van de zieke jongen en beveelt: Brengt hem tot Mij!
Dat zegt Hij ook tot jou. Heb je een zieke klasgenoot? Of is er iemand in de kerk ernstig ziek? Breng ze maar bij de Heere als je vanavond bidt voordat je naar bed gaat. Al je zorgen mag je bij de Heere brengen. Wat het ook is. Als anderen je niet kunnen helpen, bij de Heere kun je terecht. Hij zegt zelf: Weest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging, bekend worden bij God. Het mag. De Heere beveelt het zelfs: Brengt hem tot Mij!

Op dát moment, als de jongen bij Jezus komt, begint de duivelse geest weer in de jongen te razen. Hij valt op de grond en rolt heen en weer. Het schuim staat op zijn mond. “Hoelang heeft hij dit al?” vraagt de Heere Jezus. “Al vanaf zijn kinderjaren,” antwoordt de vader. Aan zijn stem kun je horen hoeveel verdriet hij om zijn zoon heeft. “Vaak heeft de boze geest hem in het vuur en in het water gegooid om hem te doden,” vertelt hij. “Maar als U iets kunt, heb dan medelijden met ons en help ons!” Als U iets kunt…? Maar de vraag is niet, of Jezus het wel kán, maar of de vader het gelóóft, dat Jezus het kan! Want zou Jezus iets níet kunnen? “Als u kunt geloven,” zegt de Heere Jezus daarom, “alle dingen zijn mogelijk voor degene die gelooft.” En dan zie je de strijd van de vader. De strijd tussen het geloof en het ongeloof. Met tranen in zijn ogen roept hij: Ik geloof, Heere! Kom mijn ongelovigheid te hulp! Heb jij zo ook weleens tot de Heere geroepen? Dat je wel op de Heere wilde vertrouwen, maar dat je het zo moeilijk vond? Want dat is geloof: dat je met al je zorgen, niet meer op jezelf, maar op de Heere vertrouwt.

Ondertussen verdringen de mensen elkaar om de zieke jongen te zien. Dan stapt de Heere Jezus op hem toe en roept: Stomme en dove geest, Ik beveel u, ga van hem uit en kom niet meer in hem! Hij vraagt het niet, hij beveelt het. Hij zegt het als de Koning der koningen. De Heere Jezus is naar deze wereld gekomen om de duivel te overwinnen. Dat zal Hij straks gaan doen op Golgotha. Daar zal Hij de duivel voorgoed verslaan. Daar zal het klinken: Het is volbracht! Niet de duivel, maar de Heere Jezus is Koning. Hij heeft alle macht. Ga uit van hem! Een hartverscheurend geschreeuw komt uit de mond van de bezeten jongen. Dan wordt het stil. Roerloos blijft het kind liggen. “Hij is dood!” fluisteren sommige mensen. Jammer, nu is het te laat… Nee hoor! Kijk maar. De Heere Jezus bukt Zich en grijpt de hand van de jongen. Ademloos kijken de mensen toe. Wat zou er gebeuren? Meteen komt er beweging in de jongen. Dan helpt Jezus hem overeind. De jongen is volkomen gezond. Wat een wonder! Stralend van blijdschap kijkt de vader naar zijn zoon. Zijn jongen, zo ziek en nu genezen! De onrustige blik in zijn ogen is verdwenen en hij praat weer.
De mensen vertrekken. Ze zijn diep onder de indruk van het wonder. Ook de vader vertrekt, samen met zijn gezonde zoon. In het hart van de vader is dankbaarheid. Zijn enige zoon is genezen. Hij gelooft het vast, Jezus is Gods Zoon.

De Heere Jezus blijft met Zijn discipelen achter. Aarzelend lopen de discipelen naar Jezus toe. “Heere,” vragen ze, “waarom hebben wij de boze geest niet kunnen uitwerpen?” “Om jullie ongeloof,” antwoordt Jezus. “Want Ik zeg jullie, als je een geloof had zo klein als een mosterdzaadje en je zou tegen de berg die je hier ziet, zeggen: ‘Ga hier weg,’ dan zou hij weggaan. Niets zal dan onmogelijk zijn! Maar deze duivels gaan niet weg dan alleen door bidden en vasten.” De kracht van het gelovig gebed is zo groot, dat geen enkele duivel ertegen op kan! Zo klinken de woorden die Jezus sprak tegen de bange vader, ook tot de discipelen en ook tot ons: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor degene die gelooft. De Heere doet wonderen, nog altijd! Ga dan met alles naar de Heere toe: Brengt alles tot Mij! Ook je twijfel, ook je ongeloof. “Geef mij geloof, Heere!”

Aantekeningen bij de tekst

Vers 15 de gehele schare, Hem ziende, werd verbaasd: Ze verwonderen zich erover dat Jezus uitgerekend nu terugkomt. Ze vragen zich af waar Hij geweest is en wat er gebeurd is. Ook schijnt het dat er nog enige glinstering lag op het gezicht van Jezus, net als bij Mozes.
Vers 16 Wat twist gij met dezen?: De Schriftgeleerden bespotten boosaardig het falen van de negen discipelen. Hun aanval is niet zozeer op de discipelen dan wel op Jezus gericht. Daarom pakt de Heere Jezus hen eerst aan.
Vers 17 die een stomme geest heeft: een boze geest maakt hem stom.
Vers 18 zo scheurt hij hem: als een roofdier zijn prooi. De jongen stuiptrekt.
en schuimt enz.: dit zijn symptomen van epilepsie of vallende ziekte. Toch is hier niet alleen sprake van epilepsie. Er zijn ook andere verschijnselen: de jongen is bezeten van een demonische geest, die hem ook doof en stom maakt.
en verdort: de jongen verstijft.
Vers 20 als hij Hem zag: als de boze geest in de jongen Jezus ziet. De duivel heeft de jongen helemaal in zijn bezit. Hij misbruikt zijn ogen, wil, gevoel, kortom zijn hele geest en lichaam.
Vers 21 Hoe lange tijd is het, dat hem dit overkomen is: wat een rust en macht gaat er van de Heere Jezus uit. Hij is volkomen zeker van Zijn zaak.
Van zijn kindsheid af: door de vader eerst dit antwoord te laten geven, laat Christus Zijn kracht nog veel meer tot uiting komen. Het brengt ook het zwakke geloof van de vader scherper aan het licht: al lange tijd gaat Jezus rond in Galilea en al die tijd is de vader niet tot Hem gekomen om genezing te zoeken voor zijn jongen.
Vers 22 zo Gij iets kunt: de man is er niet helemaal van overtuigd dat het Jezus lukt. Hij gelooft nog niet in de almacht van de Heere Jezus.
Vers 23 alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft: wij verkrijgen alles wat God ons beloofd heeft, als wij daarom gelovig bidden. De tijd en de wijze van verhoring moeten we aan God overlaten. Wij mogen God echter alleen vragen om alles wat Hij ons geboden heeft te bidden.
Vers 24 Ik geloof, Heere!: in een oogwenk werkt de Heilige Geest het geloof in zijn hart.
kom mijn ongelovigheid te hulp: hij erkent dat hij zijn eigen ongeloof niet kan overwinnen en vraagt Jezus dat te doen. Hij ziet Jezus als God, want Die kan alleen geloof schenken.
Vers 25 Gij stomme en dove geest!: de duivel maakt de jongen stom en doof.

Achtergrondinformatie

Context
De Heere Jezus was op het moment dat de vader bij de discipelen komt, samen met Petrus, Jakobus en Johannes, op de berg der verheerlijking. Zie Markus 9:2-13. Daarom moesten de negen discipelen, die achtergebleven waren, zelf de boze geest uitwerpen.

Wonderen, alleen door het geloof
De Heere Jezus heeft Zijn discipelen de macht gegeven om wonderen te doen. Dit is een bijzondere genadegave van de Heilige Geest. Want deze wordt door de Geest gegeven het woord der wijsheid (…); en een ander het geloof, door dezelfde Geest. Deze gave werkt alleen als zij werkelijk geloven dat zij in Jezus’ Naam wonderen kunnen doen. Waar dit geloof ontbreekt, kunnen zij geen wonderen (meer) doen. Dat bedoelt de Heere Jezus als Hij zegt: Zo gij een geloof had als een mosterdzaad, gij zoudt tot deze berg zeggen: Ga heen van hier derwaarts en hij zal heengaan en niets zal u onmogelijk zijn. Gelooft het en het zal geschieden. De Heere Jezus wil de bede van de vader verhoren, als deze in waar geloof tot Hem komt. Maar dit wil niet zeggen dat de Heere Jezus afhankelijk is van het geloof van de vader.

Zaligmakend geloof
Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft (Markus 9:23). De Heere Jezus leert de man eerst dat het hem schort aan geloof. Hij brengt hem eerst tot het bewustzijn van zijn ongeloof, dat hem beheerst. Zolang wij ongelovig zijn, zal de kracht van Christus ons niet baten. Al wat wij daarentegen in het geloof aan de Heere vragen, in de overtuiging dat Hij de macht en de wil heeft het ons te geven, zullen wij ontvangen. Zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen (Johannes 14:14).

Ongeloof
Onder tranen vraagt de gelovige vader of de Heere Jezus hem wil verlossen van zijn ongeloof: kom mijn ongelovigheid te hulp. De duivel zaait het ongeloof in het hart. Ongeloof is de grootste zonde. We geloven van alles en nog wat en we vertrouwen op mensen en op onszelf. Maar God, de Enige Die de volle waarheid spreekt, geloven we niet. God, de Enige op Wie we volledig aankunnen, vertrouwen we niet. Dat is Godonterend!

Betekenis van het wonder
Deze geschiedenis leert ons dat we niet ongelovig, maar gelovig moeten zijn. In al onze nood moeten we ons rechtstreeks tot de Heere Jezus wenden om hulp en geloven dat Hij ons kan en wil helpen. Ook als wij of anderen beheerst worden of zelfs bezeten zijn door de boze, moeten we ons alleen tot de Heere Jezus richten, Die macht heeft over de boze. Mensen, ook dienaren van Christus, kunnen ons als het erop aankomt niet helpen. Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God en niemand meer (Jesaja 45:22).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 2013

Kompas Handleiding | 15 Pagina's

Handleiding 4a: In het hart, in het oog

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 2013

Kompas Handleiding | 15 Pagina's