JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 1a: Onze Vader

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 1a: Onze Vader

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij deze handleiding is een -10 en een +10 werkboekje beschikbaar. Klik op onderstaande link om deze in te zien.

Lezen
Mattheüs 6:6-9a
Genesis 1:31 t/m 2:1-7

Kerntekst
Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt (Mattheüs 6:9a).
“Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde” (Apostolische Geloofsbelijdenis, artikel 1).

Zingen
Gebed des Heeren:1
Psalm 33:7, 11
Psalm 6:1
Psalm 25:3
Psalm 103:7
Psalm 19:1, 2
Psalm 104:1, 10, 14
Psalm 100:1, 2

Vertelschets

Onze Vader, Die in de hemelen zijt…
Die woorden ken je vast! Zo begint het gebed, dat de Heere Jezus aan Zijn discipelen heeft geleerd.
Over dat gebed gaan we dit jaar op de club nadenken. Elke keer zal het gaan over een regel uit dat gebed. Misschien bidden jullie dat thuis wel. Misschien bid je het zelf wel, als je zachtjes bidt voor je eten. Onze Vader. Mooi is dat, vind je niet? De Heere Jezus leert Zijn discipelen, dat ze de Heere God 'Vader' mogen noemen.
”Gij dan, bidt aldus. Zo moet je bidden,” zegt de Heere Jezus. “Zo mag je God aanroepen. Onze Vader, Die in de hemelen zijt.”
Ken jij de Heere zo? Weet jij, Wie die machtige en ook trouwe God is, Die 'Vader' genoemd wil worden? Weet je, wie Hem echt zo kende? Dat was Adam. In de Hof van Eden, het Paradijs.

Stilte. Niets te zien, niets te horen. Er is niets.
Er is wel Íémand. God is er. Waar is Hij dan? Overal! Wanneer is Hij dan gekomen? Hij is er altijd geweest. De heerlijke, grote God. De drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Hoe kan dat dan? Dat is Gods geheim. Hij is de almachtige, eeuwige, goede God.

En dan gebeurt het wonder. God blijft niet alleen. God is Vader. Vader van Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus. Maar God gaat ook scheppen. Hij wil Vader zijn van een hele wereld, Vader van de schepping en van schepselen. God zal een wereld gaan scheppen. Een wereld voor Hem. Alles op die wereld zal Hem dienen en loven en prijzen. God zal voor die wereld in liefde zorgen. Als een Vader.

En zo komt daar, helemaal in het begin, de hemel en de aarde. Door God geschapen. Wat is die aarde nog woest en leeg! De Geest van God zweeft over de donkere wateren.
Hoor, daar klinkt Gods stem: “Laat er licht zijn!” Licht! Die duisternis moet verdwijnen. Licht moet er zijn. God spreekt alleen maar en kijk: Het ís licht. God Zelf is de God van het licht. En als Hij nu kijkt naar de aarde en het licht ziet, wat is het dan mooi. Wat is het licht goed! “Het licht is de dag,” zegt God, “en als het donker is, is het nacht.”
Zie je hoe groot God is? Hoe machtig Hij is? Hij is de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en van de aarde. Hij hoeft alleen maar een woord te zeggen en dan is het er. En als de Heere kijkt, naar wat Hij heeft gemaakt, dan ziet Hij dat het goed is.
Als jij iets maakt, dan mislukt het wel eens. Je maakt een rijtje sommen, of een tekening. Dan is het helemaal fout, of toch niet precies, zoals je het wilde dat het zou worden. Maar zo is het bij de Heere niet. Het is goed. Er mankeert niets aan. Het is volmaakt.

Dan wordt het donker. Het wordt nacht. Maar het blijft niet donker! Het wordt weer licht! Er komt een nieuwe dag, de tweede dag. De Heere maakt het uitspansel, de lucht. Er komt een scheiding tussen het water op de aarde en boven de aarde. Wat boven de aarde is, als een prachtige koepel, noemt de Heere hemel. Hier is de lucht die we inademen. Hier zijn de wolken. Overdag zie je de prachtige blauwe kleur. Wat is het mooi! Het is goed! Het wordt opnieuw donker. De blauwe kleur van de hemel verandert in grijs, in zwart. De tweede dag is voorbij.

De derde dag. Op de aarde stroomt overal water. Hoor, God spreekt opnieuw: “Laat al het water één kant op stromen, zodat er droog land tevoorschijn komt.” En kijk, daar stroomt het water. Het komt allemaal bij elkaar. “Dat is de zee,” zegt de Heere, “en al dat droge, dat heet aarde, dat is het land.” De Heere kijkt, hoe het er uitziet. “Het is goed, zo moet het zijn.” Maar er moet nog meer komen. Het land is nog leeg en kaal. En opnieuw spreekt de Heere: “Laat er gras groeien op de aarde, en struiken en bomen die vruchten dragen.” En kijk, hoe wonderlijk mooi. De aarde is niet langer grauw en grijs, maar groen! Zie je de bloemen staan tussen het gras? Ruik je de heerlijk geur van de bloemen? Zie je al die mooie kleuren? Zie je al die verschillende bomen die allemaal een ander soort bladeren hebben? En zie je nu ook wat daar gebeurt? Het gras, de bloemen en de bomen, ze vertellen hoe groot God is. Ze laten zien, dat Hij de Almachtige is, de Koning van hemel en aarde. De Heere ziet het. “Het is goed,” zegt God.

Een nieuwe dag breekt aan. God spreekt: “Laat er lichten zijn aan het uitspansel.” Een licht op de dag en een licht in de nacht. Op de dag zal er een groot licht zijn, de zon. Maar ook in de nacht zal er een licht zijn, kleiner dan de zon, dat is de maan. En in de donkere nacht zullen er nog veel meer kleine lichten zijn, dat zijn de sterren. Wat is dat wondermooi! Het gras glanst, de bloemen stralen in het warme zonlicht. En wat gebeurt er aan het einde van de dag? Het uitspansel, de hemel kleurt oranjerood. De zon gaat onder. Nog even en dan zijn haar stralen verdwenen. Maar kijk, daar aan de donkere hemel! Het is nu niet meer alleen maar donker. Er schijnt een licht: de maan! En zie je al die lichtjes flonkeren en schitteren? Duizenden sterren stralen. Wat is God groot! Hij heeft alleen maar een woord gezegd en hoe prachtig is de aarde nu! De Heere ziet het. “Het is goed,” zegt God. De vierde dag is voorbij.

Wat is het wondermooi, als voor het eerst de zon opkomt op de nieuwe dag. “Laten er nu vissen zijn in het water,“ spreekt God. “Veel vissen, grote en kleine, overal moeten ze rondzwemmen. En in de lucht, in het uitspansel, moeten vogels vliegen.” Kijk, daar zwemt een grote walvis en daar zwemmen een heleboel kabeljauwen. Overal verschillende soorten! En bij het water hippen een paar mussen rond. Hoor ze eens kwetteren. En hoor je de merel in de boom? Een eindje verder klinkt het fluiten van een andere vogel. Allemaal verschillende tonen. En toch zingen ze allemaal hetzelfde lied: Ze loven en prijzen de Schepper van hemel en aarde! Hun lied klinkt tot lof van God! De Heere ziet het. Hij hoort het. “Het is goed,” zegt God. De vijfde dag is voorbij.

Weer gaat God spreken. “Laten er nu dieren op de aarde komen. Grote en kleine dieren, kruipende dieren en dieren die op vier poten lopen. Koeien, schapen, paarden, leeuwen, mieren, slakken, ratten…” Wat is het mooi, wat is het goed. Wat is God machtig!
Dan komt het allermooiste, de kroon op Gods werk. De Heere gaat de mens scheppen. Een mens die op Hem lijkt. Die Zijn beeld laat zien. Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis, spreekt de Heere. Die mens mag dan de baas zijn en zorgen voor alles wat er op de aarde groeit en leeft.
Deze keer is het anders. Nu spreekt de Heere niet alleen Zijn Woord en het is er. Nee, nu neemt de Heere stof uit de aarde. Hoe wonderlijk mooi, zoals God de mens schept. En kijk wat de Heere dan doet: Hij blaast hem de adem in. Levensadem! De mens wordt zo een levende ziel. Adam, daar loopt hij. Over het gras, tussen de bomen door. Hij hoort de vogels zingen. Hij ziet de vruchten groeien. Daar stroomt de rivier. In het water zwemmen de vissen. In het warme licht van de zon is er voor hem alleen maar vrede en blijdschap.
“Adam,” spreekt de Heere, “hier mag je wonen. Deze tuin is de hof van Eden, het Paradijs. Jij mag ervoor zorgen. Je mag van de vruchten van alle bomen net zoveel eten als je maar wilt. Van één boom mag je niet eten, dat is de boom van de kennis van het goede en het kwade. Als je daar toch van eet, zul je sterven.”
Met een hart vol blijdschap loopt Adam rond. Hij proeft van de heerlijke vruchten. Overal merkt hij, dat de Heere er is. Overal ziet hij het werk van de Schepper. Zíjn Schepper, Zijn Vader, Die hem dit allemaal heeft gegeven.
Nog mooier wordt het. De Heere laat Adam slapen. En terwijl hij slaapt, neemt de Heere één van de ribben van Adam en schept daarvan een vrouw. Wat is Adam blij, als de Heere de vrouw aan hem geeft. “Manninne,” zegt hij, “been van mijn benen, en vlees van mijn vlees!”
De Heere ziet het. Hij hoort het. “Het is zeer goed,” zegt God. De zesde dag is voorbij.

Nu is de schepping klaar. De zevende dag is er rust. Er komt niets nieuws meer. Maar de Heere gaat nog wel door met Zijn werk! Hij zorgt voor de schepping. Hij blijft zorgen voor de hemel en de aarde. En Hij is er blij mee. Er is vreugde bij God vanwege al het mooie. En er is vreugde op de aarde vanwege God. Vreugde en vrede. God ziet Zijn kinderen wandelen in de hof. Adam en Manninne genieten van al het mooie. God is zo dichtbij. Ze horen de wind: God spreekt met hen. Ze hebben alles wat ze nodig hebben. Er is geen angst, geen pijn, geen verdriet. Alles wat adem heeft, looft de Heere. Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Ja, Adam weet precies wat dat betekent. God is Zijn Vader. Zijn goede Vader, Die hem geschapen heeft. God heeft er recht op, dat hij Hem dient. Hij is immers de Schepper van hemel en aarde?
Ken jij de Heere zo? Weet jij, wie die machtige en ook trouwe God is, Die Vader genoemd wil worden? “Gij dan, bidt aldus. Zo moet je bidden,” zegt Jezus. “Zo mag je God aanroepen, omdat Hij je Schepper is.” Onze Vader, Die in de hemelen zijt.

Kijk eens, wie lopen daar? Alsof ze weggestuurd zijn? Alsof ze vluchten? Zijn dat Adam en Eva? Ja, het zijn Adam en Eva. Ze kijken nog een keer achterom. Ze zíjn ook echt weggestuurd. Weg uit het mooie Paradijs. Kijk, daar staat een engel met een zwaard in zijn handen bij de ingang van de tuin. Ze mogen er niet meer in. Ze hebben gezondigd. Geluisterd naar de slang, naar de stem van de duivel. Ze hebben gegeten van de boom van de kennis van het goede en het kwade. Terwijl de Heere gezegd had, dat het niet mocht.
En nu? De blijdschap is veranderd in verdriet. De vrede is veranderd in angst. In het leven is de dood gekomen. Alles is veranderd.
Nee, toch niet. God is Dezelfde gebleven. Hij is nog altijd de Vader, de Almachtige, de Schepper van hemel en aarde. Adam en Eva horen niet meer in het Paradijs, maar ze horen nog wel altijd bij Hem! Hoewel Adam en Eva zich losgemaakt hebben van God, toch laat de Heere hén niet los.
Hij blijft de Vader, Die in de hemelen is. Een vader op aarde zou misschien zijn ongehoorzame kind voor altijd wegsturen. Maar van de Vader in de hemel moet je niet zo aards denken. Hij blijft Vader. Een goede Vader, Die de zonde echter wel bestraft.
Adam kende Hem zo. Maar weet je Wie Hem nog veel beter kent? De Heere Jezus, Gods eigen Zoon. Hij heeft die bange Adam zien wegkruipen in de struiken, toen hij zo gezondigd had. En Hij heeft gezegd: “Geef de straf maar aan Mij, Vader. Adam heeft de dood verdiend, maar Ik wil voor hem sterven.” Daar hangt de Zoon van God, aan het kruis. Hoor hoe Hij bidt. Niet meer 'Onze Vader', maar: 'Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?'

“Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Zo moet je bidden,” zegt Jezus. “Zo mag je God aanroepen.” Maar we hebben gezondigd! We zijn geen kinderen van God als we geboren worden. Ja, dat is zo. Hoe erg is dat. Maar God is Dezelfde gebleven. Hij is nog altijd de Vader, de Almachtige, de Schepper van hemel en aarde. Als je opnieuw bent geboren, wedergeboren, dan mag je door genade Zijn kind zijn. Dan mag je de Heere, heel eerbiedig, weer écht Vader gaan noemen.

Ben jij een kind van de Heere? Ben je opnieuw geboren? Heb je de Heere lief gekregen? Of noem je Hem Vader, maar ben jij niet Zijn kind? Luister dan naar het grote wonder: de Heere, Die de hemel en de aarde geschapen heeft, kan ook jou nieuw maken. Ook als je nog jong bent. Denk maar aan David, aan Obadja, aan Samuël. Als je opnieuw geboren wordt, ben je niet alleen Zijn schepsel, maar dan mag je door genade Zijn kind zijn. Dan mag je de Heere heel eerbiedig 'Vader' noemen. En dan niet meer alleen omdat Hij de Schepper is. Dan ga je het Onze Vader bidden, niet meer omdat je het geleerd hebt van je vader en moeder, of op school. Maar dan mag je het Onze Vader bidden door het geloof. Door het werk van de Heilige Geest. En dan ontvangt de Heere alle eer.

Toelichting op de vertelschets

Dit seizoen gaan alle schetsen over een bede uit het Onze Vader.
Deze schets is het eerste deel uit de serie. In deze schets wordt de bede 'Onze Vader, Die in de hemelen zijt' behandeld. Aan het begin van elke vertelschets uit deze serie wordt in eenvoudige woorden iets gezegd over de bede of wordt er uitgelegd wat de bede betekent. Daarna volgt een Bijbelse vertelling waarin de bede wordt uitgewerkt.
Het doel van deze serie is om de kinderen de rijkdom en de diepte van het Onze Vader te laten zien. Wij belijden met dit gebed onze volstrekte afhankelijkheid van de Heere, we bidden om alles wat we lichamelijk en geestelijk nodig hebben. We loven en prijzen de Heere in het gebed en het is een wapen tegen de verleiding van de satan.

Aantekeningen bij de tekst

Mattheüs 6:6-9a
Vers 6: Binnenkamer: In Israël vaak de voorraadkamer. Jezus bedoelt een stille plaats waar niemand je ziet en je met de Heere alleen kunt zijn om tot Hem te bidden.
Vers 7: IJdel verhaal van woorden: Onnodige herhaling van woorden, alsof de Heere je daarom zou verhoren.

Genesis 1
Vers 1: Schiep: Iets maken uit niets, alleen door het machtswoord van God (Psalm 33:6).
Vers 6: Uitspansel: Het hemelgewelf, de dampkring.
Vers 26: Ons: God spreekt hier van Zichzelf in het meervoud, als de Drie-enige God.
Vers 26: Beeld en gelijkenis: Dat beeld bestaat in ware kennis van God, gerechtigheid en heiligheid.

Genesis 2
Vers 13: geformeerd: geschapen, gemaakt.
Vers 13: adem des levens: God geeft de mens de ziel.

Achtergrondinformatie

De schepping
NGB artikel 12a, Van de schepping aller dingen: “Wij geloven dat de Vader door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon, den hemel, de aarde en alle schepselen uit niet heeft geschapen, wanneer het Hem heeft goedgedacht, aan een iegelijk schepsel zijn wezen, gestalte en gedaante, en onderscheidene ambten gevende, om zijn Schepper te dienen. Dat Hij ze ook nu alle onderhoudt en regeert naar Zijn eeuwige voorzienigheid en door Zijn oneindige kracht, om den mens te dienen, teneinde de mens zijn God diene.”

Dat God de hemel en de aarde geschapen heeft, is een geloofsartikel. Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. (Hebreeën 11:3).
In de wereld waarin wij leven, wordt het geloof in de schepping nauwelijks serieus genomen. Daarom is het juist zo belangrijk onze kinderen mee te geven, dat niet de mening van de wetenschap de doorslag geeft, maar het Woord van de levende God. Dat vraagt niet om begrijpen en beredeneren, maar om eenvoudig te geloven, wat de Heere zegt.
Het doel van de schepping wordt ook in artikel 12 verwoord: om de Schepper te dienen.

God de Vader, Schepper van hemel en aarde
H.C. vraag en antwoord 26: “Wat gelooft gij met deze woorden: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde?
Dat de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus, Die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft, Die ook door Zijn eeuwige raad en voorzienigheid ze nog onderhoudt en regeert, om Zijns Zoons Christus' wil mijn God en mijn Vader is; op Welke ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren; dewijl Hij zulks doen kan als een almachtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader.”

In het antwoord op de vraag uit de Catechismus ligt meer de nadruk op het feit dat God, Die de Vader is van Zijn Zoon Jezus Christus, om Jezus' wil ook míjn God en Vader is. Opnieuw een geloofsantwoord. Hij onderhoudt en regeert de schepping, Zijn kinderen, zo doet Hij dat ook mij. Met macht en liefde.

God is Vader op drie manieren:
- Door generatie, dat ziet op Christus. Hij werd door de Vader gegenereerd.
- Door schepping, dat geldt alle mensen. Wij zijn Gods schepselen. Hij laat zijn zonlicht opgaan over bozen en goeden.
- Door herschepping, genade. Dat geldt Zijn kinderen.
Zie voor deze onderscheiding ook kanttekening 29 op Jesaja 64:8.

Wie mogen het Onze Vader bidden?
De Heere Jezus leert dit gebed aan Zijn discipelen. Discipelen zijn kinderen van God, die nog zo heel veel moesten leren. Bij die discipelen was echter ook Judas. Toch spreekt de Meester: Gij dan, bidt aldus. De Catechismus zegt zelfs: Hij heeft het geboden, om God zo aan te spreken. Vervolgens wordt er in de Catechismus gesproken van kinderlijke vrees. Is het dan alleen voor Gods kinderen om dit gebed te bidden?
In deze schets is bewust gekozen om bij deze bede stil te staan bij de schepping. God ís Vader. Het vaderschap van God hoort tot Zijn wezen. Het is niet afhankelijk van ons kind-zijn. Dat is bij de mensen wel zo. Je bent pas vader, als je kinderen hebt. Hierin is God zo oneindig veel hoger. Bovenal is God Vader van Zijn Zoon Jezus Christus. Zo is Hij van eeuwigheid Vader.
Vader van Zijn Zoon, de Heere Jezus, Vader van Zijn schepping, Vader van Zijn schepsel. In Lukas 3:38 lezen we aan het einde van het geslachtsregister van de Heere Jezus: De zoon van Enos, de zoon van Seth, de zoon van Adam, de zoon van God. Het bidden van het Onze Vader kan nooit een vanzelfsprekendheid zijn (dat is bidden immers nooit), maar een genadig voorrecht. Een voorrecht voor Zijn schepselen, die mogen leven op het erf van het verbond. Het is een kinderrecht voor allen die de Heere hebben lief gekregen. Hoeveel schroom er ook mag zijn, het is de Heilige Geest, Die Gods kinderen eerbiedig leert nazeggen: Abba, Vader.
Wat spreken de antwoorden 120 en 121 van de Catechismus een duidelijke taal over het bidden van de eerste woorden van het Onze Vader!

H.C. Vraag en antwoord 120
“Waarom heeft ons Christus geboden, God alzo aan te spreken: Onze Vader?
Opdat Hij van stonde aan, in het begin van ons gebed, in ons de kinderlijke vrees en toevoorzicht tot God verwekke, welke beide de grond van ons gebed zijn, namelijk, dat God onze Vader door Christus geworden is, en dat Hij ons veel minder afslaan zal hetgeen dat wij Hem met een recht geloof bidden, dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen.”

H.C. Vraag en antwoord 121
“Waarom wordt hier bijgevoegd: Die in de hemelen zijt?
Opdat wij van de hemelse majesteit Gods niet aardselijk denken, en van Zijn almachtigheid alle nooddruft des lichaams en der ziel verwachten.”

Beeld van God
God heeft de mens geschapen naar Zijn gelijkenis. De mens was de goddelijke natuur deelachtig. Deze gelijkenis lag in zijn zielenleven en bestond in alle geestelijke gaven en vermogens. In het paradijs kende de mens God volmaakt en was hij volmaakt rechtvaardig en heilig. HC antwoord 6: “God heeft de mens goed, en naar Zijn evenbeeld geschapen, dat is, in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God zijn Schepper recht kennen, Hem van harte liefhebben, en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2012

Kompas Handleiding | 17 Pagina's

Handleiding 1a: Onze Vader

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2012

Kompas Handleiding | 17 Pagina's