JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 5b: Jeremia gered

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 5b: Jeremia gered

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij deze handleiding is een -10 en een +10 werkboekje beschikbaar. Klik op onderstaande link om deze in te zien.

Lezen
Jeremia 1:4-9
Jeremia 38:1-13

Zingen
Psalm 32:5
Psalm 34:2, 9 en 11
Psalm 40:1 en 8
Psalm 46:6
Psalm 56:1
Psalm 61:1 en 2
Psalm 62:4 en 5
Psalm 69:1, 2 en 6
Psalm 71:7 en 8

Kerntekst
Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben met u, om u te redden, spreekt de HEERE (Jeremia 1: 8).

Vertelschets

Wie zitten er in een gevangenis? Mensen die een bank hebben beroofd. Mensen die iemand hebben gedood. Moordenaars en boeven.
In de gevangenis in Jeruzalem loopt Jeremia. Hij is toch geen dief of moordenaar? Jeremia is een profeet, een knecht van God. Wat doet hij dan in de gevangenis? Is hij daar om de gevangenen op te zoeken en ze te vertellen van de Heere?
Nee, Jeremia is niet in de gevangenis om de gevangenen op te zoeken. Jeremia is zelf een gevangene. Waarom? Heeft hij iemand kwaad gedaan?

Twintig jaar was Jeremia, toen de Heere hem riep om als profeet het Woord van God te gaan vertellen. Hij moet de boodschap brengen dat de stad Jeruzalem zal worden ingenomen. De stad zal met vuur verbrand worden door de soldaten uit Babel. Dat is geen makkelijke boodschap.
Maar de Heere heeft gezegd: Ik zal zeggen wat gij spreken moet en vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben met u, om u te redden.
Jeremia heeft nu al veertig jaar deze boodschap gebracht. Maar het volk wil niet naar hem luisteren. Er zijn ook andere profeten, valse profeten die een andere boodschap brengen. Zij zeggen: Vrede, vrede! Naar deze boodschap wil het volk wel luisteren. Kijk maar, die andere profeten krijgen nog gelijk ook.
Buiten de stad Jeruzalem staan de tenten van de soldaten uit Babel. Het zijn de vijanden die de stad willen veroveren. Maar wat doen de soldaten nu? Ze pakken alles in. De tenten worden opgeslagen en de soldaten… ze vertrekken. Er is grote blijdschap in de stad Jeruzalem. Zie je wel? Wat Jeremia zegt, klopt niet. De poorten van de stad kunnen nu weer open. De mensen gaan eten halen buiten de stad.
Daar gaat Jeremia. Ook hij gaat naar de poort van de stad. Hij wil de stad uitgaan. De poortwachter ziet hem komen. Als Jeremia vlak bij hem is, pakt hij hem vast. “U wilt naar de soldaten overlopen zeker,” zegt hij. “Maar dat gebeurt niet. Kom maar eens met mij mee!” Hij brengt hem bij de belangrijke mensen van Jeruzalem en zij stoppen hem in de gevangenis. Daar zit hij nu. Helemaal alleen.

Koning Zedekia hoort dat de profeet Jeremia in de gevangenis zit. Hij maakt de gevangenschap minder zwaar. Er mogen mensen bij hem op bezoek komen. En elke dag krijgt hij een stuk brood. Jeremia mag zelfs rondlopen op het plein voor de gevangenis.
Kijk, daar komt iemand aanlopen. Het is een magere man. Hij gaat naar Jeremia toe. “Jeremia,” zegt hij, “wat moeten we toch doen? De soldaten uit Babel zijn weer teruggekomen. De stad is weer omsingeld. Het eten is op. Hoe lang zal dit nog duren?”
“Ik weet niet hoe lang het nog zal gaan duren,” zegt Jeremia. “Maar wat ik wel weet, is dat de boodschap van de Heere nog steeds hetzelfde is. Wie in de stad blijft, zal sterven door het zwaard of door de honger of door een erge ziekte. Maar wie zich overgeeft aan de soldaten uit Babel, zal in leven blijven. De koning van Babel zal de stad zeker innemen. De Heere zal zeker komen met Zijn oordelen om de stad te verwoesten.” De man gaat weg. Zijn schouders hangen naar beneden. Zijn gezicht staat nog verdrietiger. Hij had zo gehoopt dat Jeremia een goede boodschap zou vertellen. Wat moet hij nu doen? Zal hij zijn familie bij elkaar roepen en de stad in de nacht verlaten en zich overgeven aan de soldaten uit Babel? Zal hij luisteren naar de boodschap van de Heere, die Jeremia moet vertellen?

Wat zou jij doen? Misschien zeg je: “Ik zou de stad verlaten en mij overgeven aan de soldaten. Ik zou niet wachten, totdat de vijanden komen! Ik zou naar de boodschap van de Heere luisteren!”
Dat zou heerlijk zijn! Want als de Heere ons waarschuwt, zoals Hij deed door Jeremia, doet Hij dat altijd om ons te redden. Wat is het een zegen om te gehoorzamen aan Zijn Woord. Doe jij dat? Dat wil de Heere je leren!

De mensen in de stad Jeruzalem gaan de stad niet uit! Ze blijven. Ze luisteren niet naar de boodschap van de Heere. De belangrijke mannen worden zelfs boos op Jeremia. Ze zoeken koning Zedekia op en zeggen: “Koning, zo kan het niet langer! Jeremia staat elke dag te praten met mensen. En elke dag zegt hij dat we ons over moeten geven aan de soldaten uit Babel. Onze soldaten durven straks niet meer te vechten. Deze man zoekt niet de vrede voor het volk, maar het kwade. U moet Jeremia laten doden!”
Koning Zedekia zucht. Hij voelt dat hij niet tegen deze belangrijke mannen op kan. “Doe maar met hem wat u wilt,” zegt hij. “Ik kan toch niets tegen jullie beginnen.” De mannen draaien zich tevreden om. Ze zullen niet langer wachten. Jeremia wordt uit de gevangenis gehaald. Ze nemen hem mee naar een put. De put is leeg, er staat geen water in. Maar onderin die put ligt een laag modder. De vorsten slaan touwen om Jeremia heen en duwen hem over de rand van de put. Diep zakken de voeten van Jeremia in de modder als hij in de put terechtkomt. Het deksel gaat erop. Hier kan hij zelf nooit meer uitkomen. Hier zal hij moeten sterven. En dat, omdat hij de boodschap van de Heere heeft verteld. Wie zal hem komen redden uit deze put, waar hij steeds verder in wegzakt? De vrienden van Jeremia? Nee, zij komen hem niet helpen. Er blijft maar één ding over en dat is roepen tot die God, Die gezegd heeft: Ik ben met u om u te redden. Jeremia bidt tot de Heere en de Heere geeft hem antwoord. Het zijn maar twee woorden: Vrees niet. De Heere gaat helpen, zodat Zijn Naam groot gemaakt zal worden!

Daar loopt een man. Hij heeft haast, want wat hij wil doen, moet snel gebeuren. Het is Ebed-Melech, een zwarte knecht van de koning. “Weet jij waar de koning is?” vraagt hij aan een andere knecht. “Hij is in één van de gebouwen in de poort om recht te spreken,” antwoordt de knecht. Snel loopt Ebed-Melech naar de poortgebouwen toe. Ja, daar ziet hij de koning. “Koning,” zegt hij, “de mannen hebben Jeremia in de put gegooid om hem te laten sterven. Dat was slecht van hen. Het was ook niet nodig geweest, want hij zou toch wel gestorven zijn van de honger. Het brood in de stad is al lang op!” Koning Zedekia kijkt zijn knecht aan. Wat wil deze man nu? Hij is niet eens een Jood en maakt hij zich druk over die profeet? Het zou de dood van Ebed-Melech kunnen worden om zich te bemoeien met Jeremia. Ebed-Melech weet dat wel. Hij weet dat de koning heel erg boos kan worden, nu hij het opneemt voor Jeremia. Toch wil hij proberen om Jeremia te redden, want Ebed-Melech heeft de God van Jeremia lief gekregen! Daarom kan hij het niet aanzien dat de profeet van die God gedood wordt. Ebed-Melech vertrouwt op de Heere. De Heere kan het hart van de koning ombuigen. En dat doet de Heere ook, want dan zegt koning Zedekia: “Neem maar dertig mannen en haal Jeremia uit de put.” Ebed-Melech heeft niet tevergeefs op de Heere vertrouwd!
Snel zoekt Ebed-Melech oude lappen en touwen op. Hij mag geen tijd verloren laten gaan, want elke minuut kan te laat zijn. Hij roept dertig mannen bij elkaar, die hem moeten helpen. “Kom snel naar de put,” zegt hij. “We gaan Jeremia eruit halen.” Ebed-Melech knielt bij de put neer. Leeft Jeremia nog? Ja! Vlug laat hij wat oude lappen aan een touw in de put zakken. “Jeremia! Ik ben gekomen om u te helpen! Ik kom u uit de put halen! Maak het touw onder uw armen vast,” zegt hij. “En stop die oude lappen er tussen. Anders doen de touwen u zeer als we u omhoog trekken.” Wat een liefde van Ebed-Melech voor de knecht van God. Voorzichtig trekken de mannen Jeremia omhoog. Steeds verder omhoog. Even later staat Jeremia tegenover zijn redder. Een vreemdeling, een zwarte man. Maar toch geen vreemdeling voor God. Ik heb de Heere aangeroepen uit het onderste van de put en de Heere heeft mijn stem gehoord, zegt Jeremia tegen Ebed-Melech. “Omdat u, Ebed-Melech, op de Heere hebt vertrouwd en mij hebt gered, zal de Heere u redden als de stad door de vijand overwonnen zal worden. U zult niet sterven, maar leven.” Jeremia was in levensgevaar, maar de Heere doet altijd wat Hij heeft beloofd.

Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben met u, om u te redden, spreekt de HEERE. Ik ben met u! Weet je hoe dat kan? Door de Heere Jezus! Hij werd niet gered, toen Hij hing aan het kruis. Hij ging vrijwillig de dood in voor zondaren. Zo betaalde Hij voor de zonden van Zijn kinderen.
Vrees niet… want Ik ben met u, om u te redden. Wat zeggen deze woorden jou? Al ben je niet in levensgevaar, zoals Jeremia. Kan de Heere je niet redden van iets dat net zo gevaarlijk is: de zonde? De Heere wil je redden van de eeuwige dood. Uit genade. Daarom staat deze tekst ook voor jou in de Bijbel. Zoek de Heere en leef!

Aantekeningen bij de tekst

Jeremia 1
vers 5 heb Ik u geheiligd: voorbestemd tot profeet.
vers 6 ik kan niet spreken: ik heb geen ervaring in het spreken en ik weet niet wat ik zeggen moet.
ik ben jong: een jongen. Ongeveer twintig jaar.

Jeremia 38
vers 2 hij zal zijn ziel tot een buit hebben: alles verliezen, maar het leven behouden.
vers 4 aldus maakt hij de handen der krijgslieden slap: hij ontmoedigt iedereen.
zoekt dezes volks vrede niet, maar het kwaad: geen welvaart of behoudenis, maar verderf of ongeluk.
vers 5 de koning zou geen ding tegen u vermogen: de koning heeft al zijn raadslieden tegen hem en durft Jeremia niet langer in bescherming te nemen.
vers 6 zelen: touwen.
vers 7 de Moorman: een vreemdeling.
de koning nu zal in de poort: om recht te spreken.
vers 12 Leg nu deze oude verscheurde en versleten lompen onder de oksels uwer armen: zodat het Jeremia geen pijn doet bij het omhoog trekken.

Achtergrondinformatie

Vervolging van de profeten
Wat Jeremia overkomt, is geen uitzondering. Het is gewoon onder het volk van God. Stefanus zegt tegen het Sanhedrin in Handelingen 7:51 en 52: Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij wederstaat altijd de Heilige Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij. Wien van de profeten hebben uw vaders niet vervolgd? En zij hebben gedood degenen die te voren verkondigd hebben de komst van de Rechtvaardige, van welke gij nu verraders en moordenaars geworden zijt.

Naastenliefde
Niemand van het volk steekt een hand uit om Jeremia, de knecht van God, van de dood te redden. Ze zijn allen bang om hun eigen leven te verliezen. De hulp komt van een vreemdeling. Hij neemt het in zijn eentje op tegen alle belangrijke mannen van de stad. Hij zet zijn leven op het spel door hun handelswijze bij de koning aan te klagen. De Heere beloont hem. Jeremia moet hem zeggen dat hij zal blijven leven als de stad Jeruzalem zal worden ingenomen.

Landverraad
Jeremia is geen landverrader als hij tegen de koning zegt, dat hij zich moet overgeven aan de vijanden. Hij geeft niet zijn eigen mening weer, maar hij spreekt in de naam van God. De Heere gebiedt de koning zich over te geven. Maar de koning en de belangrijke mannen geloven niet in het woord van de Heere.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2011

Kompas Handleiding | 20 Pagina's

Handleiding 5b: Jeremia gered

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2011

Kompas Handleiding | 20 Pagina's