JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 1b: Henoch

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 1b: Henoch

Wandelen met God

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij deze handleiding is een -10 en een +10 werkboekje beschikbaar. Klik op onderstaande link om deze in te zien.

Lezen
Genesis 5:18-24, Hebreeën 11:5, (Judas:14 en 15)

Zingen
Psalm 1:1 en 4
Psalm 11:4
Psalm 12:7
Psalm 16:3 en 6
Psalm 24:2 en 3
Psalm 25:7
Psalm 31:15, 16, 17 en 19
Psalm 34:4, 5, 8, 10 en 11
Psalm 37:6, 9, 15, (16,) 17, 19 en 20
Psalm 89:7

Kerntekst
En Henoch wandelde met God, en God nam hem weg, want hij was niet meer (Genesis 5:24).

Vertelschets

Kijk daar eens… Daar bij die mooie tuin staan een oude man en een jongen. De oude man wijst naar de tuin. En hij vertelt. De jongen naast hem luistert. Wie zijn die twee mensen?
Die oude man is Adam. De jongen naast hem is Henoch. Hij is een nakomeling van Adam. Hoor, Adam vertelt aan Henoch over wat er vroeger gebeurd is.
“Zie je daar die mooie tuin met al die bomen, Henoch? Dat is de Hof van Eden. Dat is het paradijs! Daar, in die tuin heb ik vroeger gewoond, samen met Eva. Maar dat is nu al zeshonderd jaar geleden.
Daar, in die tuin mocht ik wonen toen de Heere God mij gemaakt had. Ik mocht de dieren een naam geven. Alle dieren kwamen naar mij toe. Ze waren allemaal samen. Ik was alleen. De Heere heeft toen moeder Eva gemaakt. Zij was ook een mens, net als ik. Ik noemde haar Manninne, want God had haar uit één van mijn ribben gemaakt.
In die tuin mochten we wonen. Daar was het zo goed! Nooit hadden we verdriet. Nooit waren we bang. Iedere dag kwam de Heere bij ons. Wij kenden God. In die hof waren veel bomen. Van al die bomen mochten we eten, behalve van één boom. Dat was de boom der kennis des goeds en des kwaads. Want God had gezegd: Als je van die boom eet, zul je sterven. Het was zo goed in die tuin, Henoch.”
“Maar,” gaat Adam verder, “op een dag is dat verschrikkelijke gebeurd. Ik heb gezondigd tegen de Heere. Ik ben ongehoorzaam geweest. Ik heb tóch van de boom gegeten, waarvan ik niet mocht eten. Toen mochten we niet meer in het paradijs wonen. We moesten weg. Maar Henoch, de Heere beloofde ook iets. Ik was ongehoorzaam, maar God beloofde dat Zijn Zoon zal komen, Die geen zonde zal doen. De Heere heeft het gezegd: Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, tussen uw zaad en tussen haar zaad. Datzelve zal u de kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen. En daar wachten we nu op. Want als Hij komt, zal Hij ervoor zorgen dat het weer goed komt tussen de Heere en ons.”

Heel vaak vertelt Adam dit verhaal. Niet alleen aan Henoch, maar aan al zijn nakomelingen. De kinderen van Adam horen het Woord van de Heere, net zoals jij. Want de kinderen van Adam moeten weten dat eenmaal de Zoon van God, de Heere Jezus, zal komen. Hij zal doen wat Adam niet heeft gedaan. Hij zal leven zoals de Heere dat wil, maar Hij zal ook de straf dragen, die de mensen hebben verdiend. Zodat zondige mensen straks eeuwig bij de Heere kunnen wonen.
Adam vertelt de verhalen zo vaak, dat zijn kinderen ze goed kennen. Later zullen zij ze weer door kunnen vertellen. Ook Henoch leert wat de Heere allemaal heeft gedaan en gesproken.

Als Henoch groot is, gaat hij op het land werken en voor de schapen zorgen. Zoals de Heere dat in het paradijs al tegen Adam had gezegd. Henoch trouwt. Zo leeft Henoch daar tussen zijn familie. En die familie wordt steeds groter. Daar is vader Adam, de eerste mens. Zijn zoon Seth. Dan Enos, de zoon van Seth. En Kenan en Mahalalel en Jered. Al deze mannen, die al meer dan honderd jaar oud zijn, hebben kinderen gekregen. En die kinderen hebben ook weer kinderen. Ze wonen dicht bij het paradijs. Ze horen iedere keer de verhalen over de Heere. Zij leven anders dan de andere mensen op de aarde. Zij roepen de Heere aan. En bij die mensen die de Naam des Heeren aanroepen, woont ook Henoch.

Als Henoch 65 jaar is, gebeurt er een groot wonder. In het huis van Henoch wordt een kindje geboren. Henoch noemt zijn zoon ‘Methusalach’. Maar niet alleen in het huis van Henoch gebeurt een wonder, ook in het hart van Henoch gebeurt een wonder. Henoch is zo verwonderd over de goedheid en de macht van de Heere, dat hij die God gaat zoeken. Zonder die God kan hij niet meer leven. Die God kan hij niet meer missen. Bij alles wat Henoch doet, heeft hij de Heere nodig. Bij het werken op het land, bij het zorgen voor zijn schapen, bij het omgaan met de andere mensen. Bij het zorgen voor zijn vrouw en kind. Is dat bij jou ook zo? Heb jij zo de Heere ook nodig bij alles wat je doet?

Henoch krijgt ook de beloofde Verlosser nodig. Hij gaat verlangen naar Zijn komst. Nu begrijpt hij ook het verlangen van Adam, want dat kent hij ook. Henoch wil nu nog maar één ding: leven tot eer van de Heere. Zonder de Heere kan Henoch nu níéts meer. Hij heeft de Heere lief en dat is bij alles te merken. Henoch wandelt met God, staat er in de Bijbel. Wandelen, dat doe je met iemand die je goed kent. Samen loop je dezelfde weg. Dat doet Henoch ook. Hij gaat de weg die de Heere wil. Alles wat hij doet, vertelt hij aan God. Alles wat hij denkt, mag de Heere weten. Als hij plannen maakt, vraagt hij: “Heere, vindt U het goed? Wat wilt U dat ik doen zal?” Dat bewaart hem voor veel zonden. Denk daar maar aan, telkens als je een nieuwe dag begint. Henoch is een voorbeeld voor ons!

Nog verder bij het paradijs vandaan wonen de kinderen van Kaïn. Ook dat is een grote groep mensen geworden. Ook daar zijn veel kinderen geboren. Maar deze mensen vragen niet wat de Heere wil. Zij dienen de Heere niet. Zij doen waar ze zelf zin in hebben. Eén van de kinderen van Kaïn is in dezelfde tijd geboren als Henoch. Hij heet Lamech. Lamech is getrouwd met twee vrouwen. Hij heeft kinderen gekregen, drie jongens en een meisje. Zijn jongens zijn heel knap. Eén van hen heet Jabal. Hij heeft de tent uitgevonden. Als Jabal nu met de schapen weggaat om gras voor ze te zoeken, hoeft hij niet iedere dag terug naar huis. Nee, hij kan nu ’s nachts in zijn tent slapen en de volgende dag weer verder trekken. De tweede zoon van Lamech heet Jubal. Hij heeft de harp en het orgel uitgevonden. Dat orgel was een soort fluit, dus niet het orgel zoals dat bij ons in de kerk staat. Nu wordt er ’s avonds, als het werk klaar is, muziek gemaakt bij Lamech. Er wordt ook gezongen. Maar… het zijn geen liederen tot eer van de Heere. Nee, Lamech zingt over zichzelf en over wat hij gedaan heeft. De derde zoon van Lamech, Tubal-Kaïn heet hij, heeft iets uitgevonden waarmee hij makkelijker op het land kan werken. Hij heeft het ijzer ontdekt en daar een schep van gemaakt, waarmee hij in de grond kan graven. Dat gaat veel gemakkelijker dan met een stok of met je handen. Maar van het ijzer maakt hij nog meer dingen. Hij maakt er ook een wapen van. Zo’n wapen geeft hij ook aan vader Lamech. En wat doet Lamech daarmee? Als er een jongen is, die hem per ongeluk pijn doet, slaat hij hem heel hard. Een andere man slaat hij zelfs dood. Heeft Lamech daar verdriet van? Schrikt hij ervan? Nee, hij zingt erover! Iedereen moet weten wat hij gedaan heeft. Iedereen moet weten hoe sterk Lamech wel is!
Maar weet je wat nog erger is? De kinderen van Adam die de verhalen over de Heere weten, zien de kinderen van Kaïn. De zonen van Adam trouwen met de dochters van Kaïn. En de dochters van Adam trouwen met zonen van Kaïn. Maar dan dienen ze niet langer de Heere. Nee, ze gaan hetzelfde doen als Lamech. Ze vergeten wat de Heere gedaan en gezegd heeft. De mensen op de aarde wordt steeds goddelozer.

En Henoch? Hij hoort en ziet dat allemaal. Hij ziet de zondige dingen, die de mensen doen. Hij hoort de spottende woorden die ze zeggen. Het doet Henoch verdriet omdat hij weet dat het de Heere verdriet doet. Het doet hem pijn als hij de mensen hoort spotten.
Henoch waarschuwt hen. Hij zegt dat de Heere niet wil dat ze hun eigen gang gaan. Hij waarschuwt hen ook dat de Heere de zonden zal straffen. Hoor, daar klinkt zijn stem: Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen; om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege al de harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben. Henoch zegt dat de Heere zal komen met Zijn oordelen en dat alle mensen die Hem niet liefhebben, om zullen komen. Daarom noemt Henoch zijn zoontje ‘Methusalach’. Dat betekent: als hij sterft, zal het oordeel komen. Dat is later ook gebeurd. Henoch was een profeet. Toen Methusalach was gestorven heeft zijn kleinzoon Noach ook gepreekt. Hij bouwde de ark en waarschuwde de mensen voor de straf van God. Toen de ark klaar was, is het oordeel gekomen. Alle mensen zijn verdronken in de het water van de zondvloed. Wat de Heere zegt, gebeurt.

Henoch stopt niet met waarschuwen. Maar de mensen geloven Henoch niet. Ze lachen hem uit. Ze spotten met het Woord van God. Totdat…

Op een dag komen de mensen naar het huis van Henoch. Ze zoeken hem. Maar hoe ze ook zoeken, nergens kunnen ze hem vinden. Ook de familie van Henoch zoekt. Maar niemand vindt hem. Dat kan ook niet, want Henoch is niet meer op de aarde. De Heere heeft hem weggenomen.
Henoch hoefde niet te sterven, zoals Adam. Er staat in de Bijbel dat hij de dood niet heeft gezien. Henoch mocht naar de hemel met zijn ziel en met zijn lichaam. Wat een wonder is dat geweest! Toen mocht Henoch nog dichter bij de Heere zijn. Hier op aarde was het al zo heerlijk geweest om met God te wandelen. En nu zou dat voor eeuwig doorgaan, zonder zonde, zonder boosheid, zonder verdriet. Voor Henoch was het einde van zijn leven op de aarde gekomen. Maar nog veel heerlijker was zijn leven met de Heere in de hemel.

Eenmaal komt de Heere Jezus terug op de aarde. Dan zullen alle mensen die Hem liefhebben, net als Henoch, voor eeuwig met hun ziel en hun lichaam bij de Heere mogen zijn. Lijkt het jou fijn om in de hemel te mogen zijn, bij de Heere? Vraag dan nu: “Heere, leer me dicht bij U te leven. Net als Henoch.”

Aantekeningen bij de tekst

Genesis 4
Vers 19 Lamech: hij was de eerste van wie men leest dat hij twee vrouwen had.
Vers 20 vader dergenen: hij heeft de tent uitgevonden, om die te gebruiken bij het hoeden van vee.
Vers 21 harpen: of citers. Het is niet precies duidelijk hoe die eerste instrumenten geweest zijn.
Vers 22 leermeester: onderwijzer of leraar.
koper: koper en ijzer.
Vers 25 noemde zijn naam: met goedvinden van haar man.
zaad gezet: een andere zoon gegeven.

Genesis 5
Vers 3 leefde: toen hij zo lang geleefd had of zo oud was.
naar zijn gelijkenis: Naar de gelijkenis van Adam, de zondige mens. Adam was geschapen naar het Gods beeld (zonder zonde). Door de zonde is Adam dat beeld kwijtgeraakt. Ook zijn nakomelingen hebben dat niet meer. Seth is geboren naar het beeld van zijn vader Adam.
Vers 22 wandelde met God: zie achtergrondinformatie.

Hebreeën 11
Vers 5 weggenomen geweest: van de aarde in de hemel, zoals van Elia gezegd wordt (2 Koningen 2:1).
zien: lijden of gevoelen. Hieruit blijkt dat zijn lichaam in deze wegneming naar de hemel de onsterfelijkheid heeft afgelegd en in een onsterfelijk en verheerlijkt lichaam veranderd is.
Gode behaagde: dit staat zo niet letterlijk in Genesis 5:22. De apostel maakt dit op uit de woorden ‘dat hij geduriglijk voor God wandelde’.
Vers 6 die tot God komt: die voor God wandelt, zoals Henoch deed.

Judas
Vers 14 de zevende van Adam: Adam zelf is hier ook bij gerekend.
is gekomen: zal komen.
vele duizenden: van engelen.
Vers 15 om gericht te houden: om te oordelen.
allen: ongelovige en onboetvaardige zondaren. Hier wordt gesproken van het oordeel der verdoemenis.
de harde woorden: niet alleen wat ze gedaan hebben, maar ook wat ze gesproken hebben.
tegen Hem: de Heere, Die zal komen om het gericht te houden.

Achtergrondinformatie

Het aanroepen van de Naam des Heeren
In Genesis 4:26 lezen we: toen begon men de Naam des HEEREN aan te roepen. Dit is het begin van de publieke en openlijke erkenning en verering van de genade en hulp van de Heere. Men deed dit door het openbaar gebed. Of zoals wij dat ook noemen ‘de godsdienstoefening’.
De woorden kunnen ook vertaald worden met ’toen begon men de Naam des HEEREN te noemen’. De ware kinderen van God begonnen zich af te zonderen van de anderen, en noemden zich het volk van God.

Geslachtsregister van Adam tot Henoch
Zie hiervoor het origineel.

Henoch
Henoch wordt in de Bijbel ‘de zevende van Adam’ genoemd (Judas:14). Hij was de zoon van Jered. Hij leefde tegelijk met Adam, Seth, Enos, Kenan, Mahalalel en Jered. Ook leefde toen Lamech, een nakomeling van Kaïn en zijn kinderen (Genesis 4:19-23). Hij was de zevende van Adam in het geslacht van Kaïn.
Nadat Methusalach, de zoon van Henoch, en Lamech, diens zoon, waren geboren, stierf Adam. Henoch was toen 318 jaar. Dat was de eerste keer, nadat Abel door zijn broer Kaïn vermoord was, dat er iemand stierf. De andere voorvaderen van Henoch hebben allen langer geleefd dan Henoch.
Over Henoch lezen we ook in Hebreeën 11:5 en Judas:14 en 15. Daar lezen we dat hij heeft geprofeteerd en het oordeel van God heeft aangezegd.

De tijd waarin Henoch leefde
Henoch heeft niet alleen gelijktijdig met zijn vrome voorvaders geleefd, hij leefde ook in de tijd van Lamech, de goddeloze nakomeling van Kaïn. Die nam twee vrouwen, Ada en Zilla. Zijn zonen waren uitvinders van tenten, muziekinstrumenten en voorwerpen van koper en ijzer. Ze gebruikten hun gaven echter niet in dienst van de Heere, maar voor hun eigen vermaak. Het was een goddeloze tijd. Dit werd nog erger toen de kinderen van Seth zich gingen vermengen met de nakomelingen van Kaïn. Het getal van degenen die de Heere nog dienden, werd steeds minder.

Wandelen met God
Henoch wandelde met God. Dat wordt ook gezegd van Noach (Genesis 6:9). Henoch leidde voor God een heilig leven en zonderde zich af van de goddeloosheid van de wereld. Henoch heeft een bijzonder teer, godvruchtig leven mogen leiden. Zoals twee geliefden met elkaar omgaan, zo ging Henoch met God om. Hij leefde dicht bij de Heere. Hij zag elke dag het aangezicht van God. Hij mocht steeds Gods nabijheid ondervinden. Dat zette een stempel op zijn wandel, zijn uitwendig leven. Henoch heeft een voorzichtige levenswandel gehad. Hij was bevreesd om de band met de Heere te verbreken. Henoch kon niets zonder God doen. Zo genoot hij Gods verborgen omgang. Aan de andere kant was hij ook niet wereldvreemd, wat blijkt uit het feit dat we van hem ook lezen: en hij gewon zonen en dochteren. Ook heeft hij geprofeteerd. Hij heeft de mensen dus niet gemeden en heeft ook niet als een kluizenaar geleefd. Wel leefde hij een afgezonderd leven. Hij deed niet mee aan alle goddeloosheid in zijn dagen. Daartegen heeft hij juist gewaarschuwd.

Henochs profetie
Van Henochs profetie lezen we in Judas:14 en 15. Deze profetie staat nergens in de Schriften van het Oude testament beschreven, maar schijnt van mond tot mond onder de Joden overgeleverd te zijn. De Heere heeft ervoor gezorgd dat Judas deze heeft opgeschreven. Henoch profeteert hier al over de zondvloed die komen zou, waardoor alle mensen zouden sterven. Henoch profeteert op zo’n manier alsof het lijkt dat het al gebeurd is. Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen…
Henoch heeft hier echter niet alleen geprofeteerd over de zondvloed, maar hij heeft hier ook de wederkomst van de Heere Jezus voorzegd. In feite heeft Henoch gepreekt: “Maranatha!, de Heere komt!”

Henochs wegneming
Henoch is niet gestorven, zoals andere mensen. De Heere heeft hem weggenomen, hem overgezet van de aarde naar de hemel. Zijn lichaam heeft de sterfelijkheid afgelegd en is in een onsterfelijk en verheerlijkt lichaam veranderd, zoals we ook van Elia lezen (Lukas 9:30) en van alle gelovigen ten laatste dage (1 Korinthe 15:51 en 1 Thessalonicensen 4:15).
Calvijn merkt over deze gebeurtenis nog op, dat “in de wegneming van Henoch een teken werd gegeven van de onsterfelijkheid. God heeft het gemoed van de heiligen willen opbeuren, door een zeker vertrouwen voor het uur van hun dood. Door die troost heeft Hij de vrees willen wegnemen, die ze voor de dood konden hebben, door de wetenschap, dat elders een beter leven voor hen was weggelegd.”

Henoch: type van Christus
Zoals de Heere Jezus eenmaal is opgenomen in de hemel, is dat ook met Henoch gebeurd. Maar ook in zijn leven is Henoch type van Christus. Zoals de Heere Jezus mocht leven in de gemeenschap met Zijn Vader, leefde ook Henoch dicht bij de Heere. Zoals de Heere Jezus eenmaal gepreekt heeft en het oordeel aangezegd als de mensen zich niet zouden bekeren, heeft ook Henoch gesproken. Zoals de Heere Jezus vervolgd is, is ook Henoch vervolgd.
Echter, Henoch heeft wel geleefd dicht bij de Heere, maar is niet zoals de Heere Jezus van God verlaten geweest. Dat heeft Christus willen doen, opdat het ook van Henoch zou gelden, “dat hij nimmermeer van God verlaten is geworden."

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2010

Kompas Handleiding | 24 Pagina's

Handleiding 1b: Henoch

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 2010

Kompas Handleiding | 24 Pagina's