JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 2b: Gods Woord houdt stand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 2b: Gods Woord houdt stand

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij deze handleiding is een -10 en een +10 werkboekje beschikbaar. Klik op onderstaande link om deze in te zien.

Lezen
Jeremia 36:10-25 en 1 Petrus 1:25

Zingen
Psalm 2:3, 5 en 6
Psalm 14:1 en 6
Psalm 32:5
Psalm 33:5, 6 en 7
Psalm 36:1
Psalm 78:1 en 21
Psalm 81:4, 9, 13 en 15
Psalm 89:14
Psalm 95:4 en 7
Psalm 107:20 en 22
Psalm 111:6
Psalm 119:11, 26, 27, 45, 60 en 69

Kerntekst
Daarop geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, nadat de koning de rol en de woorden, die Baruch geschreven had uit de mond van Jeremia, verbrand had, zeggende: Neem u weder een andere rol, en schrijf daarop al de eerste woorden, die geweest zijn op de eerste rol, die Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft (Jeremia 36:27, 28).

Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het woord, dat onder u verkondigd is (1 Petrus 1:25).

Aanwijzingen voor het gebruik
Begin als leidinggevende zelf met het lezen van Jeremia 36:10-14. In deze verzen staan veel moeilijke namen. Vanaf vers 15 kunt u de kinderen laten lezen.

Vertelschets

In een huis ergens in Jeruzalem zitten twee mannen. Eén van hen heeft een boekrol voor zich. Daarin schrijft hij de woorden op die de andere man hem zegt. Wie zijn die twee mannen? Die ene man is de profeet Jeremia. Hij is de zoon van een priester. Zijn vader heet Hilkia. Jeremia komt uit het stadje Anathoth. De andere man heet Baruch. Hij is de schrijver van Jeremia. Hij schrijft alle woorden op, die Jeremia tegen het volk moet zeggen. Jeremia is al heel lang profeet. Al jong heeft de Heere hem geroepen om Zijn Woord aan het volk van Juda, het Tweestammenrijk te preken. Jeremia heeft toen gezegd: “Dat kan ik niet; daarvoor ben ik te jong.” Maar de Heere heeft gezegd: Zeg niet: ik ben jong; want overal waarheen Ik u zal zenden, zult gij gaan, en alles wat Ik u gebieden zal, zult gij spreken. En alles wat de Heere belooft en zegt, doet Hij ook!

Zo is Jeremia gaan preken. Hij heeft de boodschap van de Heere gebracht, steeds weer opnieuw. Hij heeft gezegd: “Bekeert u! Want als u dat niet doet, zal de stad Jeruzalem worden ingenomen en de tempel verwoest worden. Dan zullen alle mensen weggevoerd worden uit het land Israël.” En wat deden de mensen van Jeruzalem en van het Tweestammenrijk? Ze lachten om zijn boodschap. Ze spotten ermee. Ze geloofden die boodschap niet! Welnee, dat zou heus niet gebeuren…
Toch is Jeremia doorgegaan met preken. Jarenlang. De eerste jaren regeerde koning Josia. Later werd zijn zoon Joahaz koning. Maar Joahaz was een goddeloze koning. Hij wilde de Heere niet gehoorzaam zijn, hoe hij ook werd gewaarschuwd. Hij regeerde maar drie maanden. Nu is er weer een zoon van Josia koning. Hij heet Jojakim. Maar ook deze koning wil de Heere niet gehoorzamen. Hij wil zijn eigen zin doen. En het volk van Juda, waarover Jojakim regeert? Het volk dient de afgoden.

Daar zitten Jeremia en Baruch. Baruch schrijft alle woorden die Jeremia hem zegt op de boekrol. Zo wil de Heere het. Hij heeft tegen Jeremia gezegd: Neem een boekrol en schrijf daarop alle woorden die Ik tot u gesproken heb (…) van de dagen van Josia aan tot op deze dag. Misschien zullen die van het huis van Juda horen al het kwaad dat Ik hun denk te doen. Jeremia moet alles op laten schrijven wat hij in al die jaren heeft gezegd tegen het volk. Alle straffen waarmee de Heere heeft gedreigd, moeten in die boekrol komen. Als het volk al die erge dingen hoort, zullen ze misschien doen wat de Heere zegt. Misschien zullen ze zich dan bekeren! Wat is de Heere geduldig. Hij waarschuwt het volk nog, hoe ongehoorzaam het ook is.
Hoe vaak heeft de Heere jou al gewaarschuwd? In de kerk, op school, op de club? Hoor naar Mij, dan zul je leven! Doe je dat? De Heere doet dat uit liefde. Hij zoekt je behoud.

Gehoorzaam doet Jeremia wat de Heere zegt. Alle woorden die hij gepreekt heeft, zegt hij Baruch voor. De Heere helpt Jeremia daarbij. Daardoor komt het, dat hij zich al die woorden, weer herinnert. Alles wat hij gesproken heeft in de tijd van Josia en Joahaz. Ook al de woorden die hij gezegd heeft zolang koning Jojakim regeert. Baruch schrijft ze allemaal op. Zo wil de Heere het. Zo zullen al die woorden van de Heere ook bewaard blijven! Zo kunnen de Israëlieten ze later steeds weer lezen.

“Baruch,” zegt Jeremia als ze eindelijk klaar zijn, “er wordt vandaag een vastendag gehouden in de tempel. Neem de boekrol en ga ook naar de tempel. Lees de mensen die daar zijn de woorden uit de boekrol voor. Misschien zullen ze naar de woorden van de Heere horen en zich bekeren.”
Naar de tempel, waar nu zoveel mensen zijn? Maar dat is gevaarlijk! Zal het volk niet boos worden als het al die straffen hoort? En wat zal koning Jojakim ervan zeggen? Toch gaat Baruch. Hij loopt door de straten van Jeruzalem. Als hij bij de tempel komt, zoekt hij in de voorhof het gedeelte op, waar de meeste mensen zijn. Baruch opent de boekrol. Hij begint voor te lezen. De mensen die om hem heen staan, stoppen met praten. Ze luisteren stil naar het woord van de Heere. Baruch leest dat de Heere hen zal straffen als ze zich niet met hun hele hart bekeren.
Tussen al die mensen staat Michaja. Hij is de zoon van een belangrijke man in Juda. Zijn vader helpt de koning bij het regeren van het land. Ook hij luistert naar het Woord dat Baruch voorleest. Als hij die woorden hoort, schrikt hij. Dat is erg! Dit moet zijn vader weten! Vlug loopt hij naar het paleis van koning Jojakim. In een kamer vindt hij zijn vader met nog een aantal vorsten. Daar vertelt hij alles wat hij in de tempel gehoord heeft. Als de vorsten de boodschap van Michaja horen, sturen ze een man naar de tempel om Baruch te halen. Die komt. “Baruch,” zeggen de vorsten, “lees ons ook eens voor uit de boekrol.” Baruch gehoorzaamt. Ook voor die belangrijke mannen leest hij de woorden van de Heere voor. De vorsten luisteren. Ze horen alle straffen waarmee de Heere dreigt als ze zich niet bekeren. Ze schrikken ervan. “Baruch,” zeggen ze, “we zullen dit aan de koning vertellen. Hij moet het ook weten. Maar hoe kom je aan al die woorden?” “Jeremia heeft al die woorden voorgezegd en ik heb ze opgeschreven in dit boek,” zegt Baruch. “Baruch, u en Jeremia moeten zich verbergen. Zorg ervoor dat niemand weet waar jullie zijn.” Daar gaat Baruch. Hij zoekt Jeremia op en vertelt alles wat er gebeurd is. Samen verbergen ze zich.

In het paleis van de koning zijn de vorsten achtergebleven. Eerst bergen ze de rol op. Dan gaan ze samen naar de koning. Het is winter. Daarom brandt er in de zaal waar de koning zit een vuur. Als de vorsten binnenkomen, vertellen ze Jojakim over de boekrol. “Haal de rol eens,” zegt de koning tegen één van zijn knechten, “en lees me er eens uit voor.” De knecht gehoorzaamt en begint te lezen. Hij leest van al de oordelen die zullen komen als de koning en de mensen van Juda zich niet bekeren. Dat er een koning zal komen die het land veroveren zal. Die ook de stad Jeruzalem zal innemen. Hij zal de mensen gevangen nemen en naar zijn eigen land wegvoeren. De tempel zal verwoest worden. Maar hij leest ook dat die erge dingen niet zullen gebeuren als de koning en zijn volk zich bekeren tot de Heere.

En… schrikken de koning en zijn knechten? Bekeren ze zich? Kijk eens naar die mannen. Rustig luisteren ze. Er is niemand die van die woorden schrikt… Er gebeurt wel iets anders. Koning Jojakim luistert ook. Maar als hij die woorden hoort, wordt hij boos. Hoe durft Jeremia dat allemaal te zeggen: De koning van Babel zal zekerlijk komen, en dit land verderven en maken dat mens en beest daarin ophouden. Hoort de Jojakim het goed? Zal de koning van Babel komen? Maar dat wil hij helemaal niet en dat gelooft hij ook niet!
“Stop eens met lezen!” zegt de koning. “Geef mij die boekrol eens.” De koning staat op van zijn troon. O, kijk eens… Hij neemt de rol en een mesje waarmee een schrijver de punt van zijn pen scherp maakt. Hij loopt naar het vuur dat in de zaal brandt. De drie vorsten zien het. “O koning,” roepen ze, “doe dat toch niet!” Maar Jojakim luistert niet naar hun waarschuwing. Hij snijdt met het mes een stuk van de boekrol af en gooit het in het vuur. Het is het stuk dat de knecht net heeft voorgelezen. Hij snijdt nog een stuk af, en nog één. Zo doet hij met de hele rol. De hele boekrol verbrandt hij in het vuur. Dan gaat de koning weer zitten. Hij schrikt helemaal niet van de boodschap van de Heere. Hij doet zelfs alsof de Heere helemaal niets gezegd heeft… Hij wìl niet luisteren naar de stem van God.
Ook de knechten van de koning schrikken niet als ze het Woord van de Heere horen. Ze schrikken er ook niet van dat de koning de boekrol verbrandt! Er is niemand die zijn klederen scheurt als teken van rouw. Alleen de drie vorsten zijn geschrokken. Toen Baruch hun het Woord van de Heere uit de rol voorlas, waren ze al diep onder de indruk. En nu nog meer.

Vandaag zijn er ook veel mensen die onverschillig zijn onder Gods Woord. Ze zeggen: “Wat in de Bijbel staat, is toch niet waar. En wat de Heere zegt over straf, gebeurt ook niet echt. Er is helemaal geen hel en misschien ook geen hemel.” Wat vind je ervan als mensen zo praten? Schrik je daarvan? Of, lach je er zelf ook om?
Het Woord van de Heere is waar. Het blijft altijd waar, wat mensen er ook van zeggen.

In een huis in Jeruzalem zitten twee mannen. Het zijn Jeremia en Baruch. Koning Jojakim heeft mannen gestuurd om de profeet en zijn schrijver te halen. Maar ze konden hen nergens vinden. Daar zorgde de Heere voor.
Weer zit Baruch met een lege boekrol voor zich. Opnieuw moet hij alles opschrijven wat Jeremia hem zegt. Zo wil de Heere het. Hij heeft gezegd: Neem een nieuwe boekrol en schrijf daarop alles wat op de eerste boekrol stond, die de koning verbrand heeft. Jeremia en Baruch gehoorzamen. Nog eens schrijft Baruch alle woorden van de Heere op. De Heere Zelf zorgt voor Zijn Woord. Want het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid.

Maar Baruch moet in deze boekrol nog iets schrijven. Het is een profetie over koning Jojakim. Een vreselijke boodschap! Jojakim zal geen koning mogen blijven. Hij zal door koning Nebukadnezar gevangen worden genomen. Die zal hem meenemen naar zijn eigen land, naar Babel. Maar daar zal Jojakim nooit komen. Onderweg zal hij sterven. Hij zal niet eens begraven worden… Ook zijn zoon zal geen koning blijven. Alle straffen die de Heere gedreigd heeft, zullen komen. En dat allemaal omdat koning Jojakim en zijn volk niet wilden horen naar het Woord van de Heere. Dat Woord dat blijft tot in eeuwigheid.

En jij? Wat doe jij met het de boodschap van de Heere? Je kunt het weggooien, zoals koning Jojakim. Je kunt het wegstoppen en doen alsof het er niet is. Maar het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid. Als je Gods Woord gelooft, zul je zien dat de Heere al Zijn beloften vervult. Nog veel heerlijker dan je nu kunt bedenken. Als je Gods Woord niet gelooft, zul je zien dat de Heere alle straffen uitvoert. Nog erger dan je nu kunt vermoeden. Daarom: Zo jij Zijn stem dan heden hoort, gelooft Zijn heil- en troostrijk Woord, verhard je niet, maar laat je leiden!

Achtergrondinformatie

Jeremia
Jeremia was een priesterzoon. Zijn vader heette Hilkia. Hij was afkomstig uit de priesterstad Anathoth.
Jeremia werd al jong door de Heere tot profeet geroepen (zie Jeremia 1). Zijn opdracht was: het Woord van de Heere brengen aan de mensen in Jeruzalem, aan het volk van Juda (het Tweestammenrijk). Hij heeft geprofeteerd in de tijd van koning Josia, zijn zoon Joahaz, zijn tweede zoon Jojakim, diens zoon Jojachin en Josia’s zoon Zedekia.
Zijn prediking was een voortdurende oproep tot bekering. Bij zijn roeping zei de Heere al dat Jeremia zou moeten preken, maar dat het volk niet naar hem zou luisteren. Toch zou hij door moeten gaan. Jeremia heeft dat ook gedaan. Totdat de stad Jeruzalem verwoest werd door koning Nebukadnezar heeft hij in getrouwheid het Woord van God gebracht. Nadat het grootste deel van het volk van het Tweestammenrijk was weggevoerd heeft hij nog aan het overgebleven volk de boodschap van de Heere gepreekt. Tenslotte is hij door zijn volksgenoten meegenomen naar het land Egypte (waar hij volgens de ongewijde geschiedenis door hen gestenigd zou zijn).

Baruch
Baruch wordt in het boek van Jeremia de zoon van Nerija genoemd. Het grootste gedeelte van de profetieën van Jeremia is door hem opgeschreven. In Jeremia 36 wordt gemeld hoe dat gegaan is.
Het opschrijven van de woorden van de Heere was voor Baruch niet zonder levensgevaar. Ook hij werd net als Jeremia door koning Jojakim gezocht om gedood te worden. De Heere waakte echter niet alleen over Jeremia, maar ook over Baruch. Baruch heeft van de Heere zelfs een persoonlijk boodschap gekregen. Heel bescheiden heeft hij die pas in hoofdstuk 45 beschreven. De Heere heeft hem toen beloofd: Maar Ik zal u uwe ziel tot een buit geven, in alle plaatsen, waar gij zult henentrekken (Jeremia 45:5b).

De tijd van deze profetie
In het vierde jaar van Jojakim heeft een belangrijke gebeurtenis plaatsgevonden. In Jeremia 25:1 lezen we, dat was het eerste jaar van Nebukadnezar, koning van Babel. In dit hoofdstuk wordt Nebukadnezar zelfs ‘Mijn knecht’ genoemd! Hij zal als middel in Gods hand gebruikt worden om het oordeel dat de Heere over het volk van Juda heeft laten verkondigen, ten uitvoer te brengen. Nebukadnezar is degene van wie al steeds gesproken is. Echter, toen was nog niet bekend wie hier precies mee bedoeld wordt. Nu wordt hij bij name genoemd. In dit jaar heeft Nebukadnezar gevochten tegen de koning van Egypte. En hij heeft deze slag gewonnen. Daardoor kwam Juda, dat in feite onder de heerschappij van de Farao was, onder de heerschappij van koning Nebukadnezar van Babel. Het oordeel kwam hierdoor voor Juda steeds dichterbij. De inwoners van Jeruzalem en Juda hebben dit ook zo opgevat. Vandaar ook dat ze een vasten uitroepen. Ze zullen samenkomen in Jeruzalem om de Heere te bidden of Hij hen wil helpen en verlossen van de koning van Babel.

De profetie over Jojakim
Eén van de profetieën die moet worden toegevoegd, gaat over koning Jojakim. Als straf voor het verachten van de Heere en Zijn Woord zal hij geen hebben, die op Davids troon zitte. Dit is ook gebeurd. Zijn zoon Jojachin heeft slechts drie maanden geregeerd. Toen koning Nebukadnezar naar Jeruzalem kwam, heeft Jojachin zich overgegeven. Hij is door Nebukadnezar naar Babel weggevoerd. Daar werd hij 37 jaar later door Evilmerodach, de zoon van Nebukadnezar, uit de gevangenis verheven (2 Koningen 25:27).
De andere profetie gaat over Jojakim zelf: en zijn dood lichaam zal weggeworpen zijn, des daags in de hitte, en des nachts in de vorst (Jeremia 36:30b). De Heere liet hier de smaad beschrijven die over deze koning komen zou. Hierover lezen we ook in Jeremia 22:18 en 19: Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, de zoon van Josia, koning van Juda: Zij zullen hem niet beklagen: Och mijn broeder! Of, och zuster! Zij zullen hem niet beklagen: Och heer! Of, och zijne majesteit! Met een ezelsbegrafenis zal hij begraven worden; men zal hem slepen en daarhenen werpen, verre weg van de poorten van Jeruzalem.

De inhoud van de boekrol
In Jeremia 25 lezen we al dat Nebukadnezar koning is geworden over Babel. Daar wordt hetzelfde jaar genoemd als hier in hoofdstuk 36. In dit hoofdstuk wordt het volk opgeroepen zich te bekeren tot de Heere. Als het dat niet doet, zal het gestraft worden. In het negende vers lezen we: Ziet, Ik zal zenden, en nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de HEERE; en tot Nebukadnezar, de koning van Babel, Mijn knecht; en zal ze brengen over dit land, en over de inwoners van hetzelve, en over al deze volken rondom; en Ik zal ze verbannen en zal ze stellen tot een ontzetting, en tot een aanfluiting, en tot eeuwige woestheden.
Toch staat er nog iets. Hoewel de Heere het volk zal straffen, zal het niet voor altijd zijn. Na zeventig jaar zal Hij ervoor zorgen dat het volk van Juda terug zal keren naar hun land. Want al Zijn woorden zullen vervuld worden. Ook het woord dat Hij sprak over de komende Messias. Het volk van Juda en hun koning hebben dat niet verdiend. Maar de Heere doet het niet om hunnentwil, maar om Zijns groten Naams wil. Zijn raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. De Heere Jezus, de grote Davidszoon, zal geboren worden.

Het voorlezen van de boekrol door Baruch
Het is niet waarschijnlijk dat Baruch de inhoud van de hele rol aan het volk en later aan de vorsten heeft voorgelezen. Hij zal vooral die gedeelten gelezen hebben, die waarschijnlijk de meeste indruk zouden maken. Dat waren die gedeelten, die gingen over de zonden van het volk en de te verwachten gerichten. Het voorlezen van de hele boekrol zou te veel tijd hebben gevraagd.

Een vasten
Deze vastendag hadden ze naar hun eigen goedvinden ingesteld. Uit verschillende gebeurtenissen wisten de mensen van Juda, dat er iets ernstigs stond te gebeuren. Dit uitroepen viel buiten de gewone gang van zaken. Tot dit middel werd vaak de toevlucht genomen als er een ramp voorhanden was. Vasten was een teken van verootmoediging en het bereidt de mens beter voor op het gebed. Het was als een plechtige belijdenis van schuld en straf. Door middel van het vasten beleed men dat men aan oordeel Gods onderworpen was. Men liet dit zien door de sierlijke klederen uit te doen en een zak aan te doen. Ook werd het hoofd met as of aarde bestrooid. Men deed in het huis van God belijdenis van zonden en bad Hem om genade. Het vasten was daarbij een hulpmiddel. Het was een betuiging van boetvaardigheid.
Hier was het echter bij het merendeel van het volk niet meer dan een gewoonte. Aan de buitenkant leek het allemaal heel mooi, maar ten diepste meenden ze er niets van. Velen hadden aan het uitwendige genoeg. We komen in de Bijbel dan ook regelmatig tegen, dat de Heere het volk aanspreekt, omdat ze het niet op de juiste wijze doen. Bij de profeet Joël lezen we: En scheurt uw hart en niet uwe klederen, en bekeert u tot den HEERE, uwen God (Joël 2:13). “Om vergiffenis te verkrijgen worden twee dingen vereist: gebed en bekering” (Calvijn).

De reactie op de profetie
We lezen in vers 11 over een zekere Michaja. Hij vertelt de woorden die hij gehoord heeft aan de vorsten. Die zenden om de boekrol, om ook te horen wat daarin staat. Als Baruch dan leest, verschrikten zij, de een tegen de ander. Ze zijn ervan overtuigd dat ook de koning deze woorden moet weten. De koning laat de boekrol halen. Hij luistert samen met al zijn knechten die bij hem zijn. De uitwerking is hier is: en zij verschrikten niet en scheurden hun klederen niet, de koning noch al zijn knechten die al deze woorden gehoord hadden. Van drie knechten wordt echter iets anders gezegd: Hoewel ook Elnathan en Delaja en Gemarja bij de koning daarvoor spraken dat hij de rol niet zou verbranden. Het heeft wel moed van hen gevraagd om tegen de koning in te gaan. Het was ook niet zonder gevaar om er een andere mening dan die de koning had op na te houden. We lezen echter nergens dat het volk zich ook daadwerkelijk bekeerde…

Aantekeningen bij de tekst

Vers 1 het vierde jaar van Jojakim: dat was het eerste jaar van Nebukadnezar, koning van Babel (vergelijk Jeremia 25:1).
Vers 2 een rol des boeks: een grote boekrol, waarop geschreven kon worden en die kon worden opgerold.
Vers 3 het kwaad: de straf, de dreigementen.
Vers 4 uit de mond van Jeremia: de HEERE zorgt ervoor dat Jeremia zich alles weer herinnert, wat hij van de Heere gehoord had.
Vers 5 ik ben opgehouden: verhinderd. (Het kan dat de HEERE Jeremia een bijzonder bevel had gegeven, of dat hij onrein was. Ook is het mogelijk dat hij van de Joden niet meer in de tempel mocht komen vanwege zijn prediking).
Vers 6 op den vastendag: wanneer er veel volk naar de tempel komt om zich te verootmoedigen voor de Heere. Dit was wel de bedoeling van deze dagen. Velen bleven echter in het uiterlijke steken. Het was alleen de buitenkant. En ze dachten dat dat voldoende was.
Vers 7 Misschien zal hunlieder smeking voor des HEEREN aangezicht nedervallen: aangenaam zijn.
de toorn: de straffen, plagen en ellenden, die hij hun gedreigd heeft, indien zij zich niet bekeren.
Vers 9 een vasten voor des HEEREN aangezicht: Om in Zijn huis voor Hem belijdenis te doen van zonden en Hem om genade te bidden, waarbij het vasten een hulpmiddel was.
Vers 10 in de kamer: bij de kamer.
de schrijver: een kerkelijk historieschrijver of schriftgeleerde.
Vers 12 des schrijvers: de secretaris van de koning.
de vorsten: de hoge ambtenaren
Vers 16 zij verschrikten: ze schrikken wel van al die oordelen, maar het is van voorbijgaande aard.
Vers 18 las hij: dicteerde hij.
Vers 20 maar de rol legden zij weg: zij willen eerst eens zien hoe de koning reageert.
Vers 23 stukken: kolommen.
versneed: de koning sneed de rol in stukken.
schrijfmes: een mes waarmee het schrijfriet, waarmee men schreef, scherp maakte.
Vers 24 scheurden hun klederen niet: als teken van rouw.
al zijn knechten: niemand van zijn officieren en hovelingen die bij hem waren.
Vers 30 hij zal geen hebben die op Davids troon zitte: zijn zoon Jojachin heeft maar drie maanden geregeerd en is toen weggevoerd naar Babel. Daarna is Jojakims broer koning geworden.
en zijn dood lichaam zal weggeworpen zijn: het zal niet begraven worden als een teken van Gods toorn (zie ook Jeremia 22:18 en 19).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2009

Kompas Handleiding | 20 Pagina's

Handleiding 2b: Gods Woord houdt stand

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2009

Kompas Handleiding | 20 Pagina's