Depressieve kinderen
De bel gaat en de schooldeur vliegt open. Kinderen zwermen alle richtingen uit. Uitgelaten zwaaiend en met een vrolijk ‘tot morgen’ nemen ze afscheid. Behalve eentje. Ze loopt met haar hoofd naar beneden, kijkt niet vrolijk en roept niet naar haar klasgenoten. Ze heeft geen zin in een vrije middag en heeft al helemaal geen zin in morgen…
Depressiviteit en kinderen: passen die twee dingen wel bij elkaar? Piekeren en je somber voelen in de meest zorgeloze periode van je leven? Tot in de jaren ‘70 van de vorige eeuw werd inderdaad aangenomen dat depressiviteit niet bij kinderen voorkwam. In 1980 is daar verandering in gekomen, door de diagnose ‘depressiviteit’, op basis van het officiële diagnostische handboek voor artsen en psychologen (DSM), ook aan kinderen te kunnen geven.
Toch is er nog weinig onderzoek gedaan naar depressiviteit bij kinderen. Een rapport van het RIVM (2011) geeft aan dat klachten lang niet altijd herkend worden als depressieve klachten. Dit maakt het lastig om een inschatting te maken van het aantal kinderen dat werkelijk last heeft van een depressie. In een richtlijn voor de GGZ (2009) wordt gesproken over 0,9 procent van de kinderen in de kleuterschoolleeftijd en 1,8 procent van de kinderen in de midden- en bovenbouw. Er zijn tijdens de lagereschoolleeftijd evenveel jongens als meisjes depressief. Boven de 12 jaar nemen de aantallen toe en worden percentages tot 8,3 procent genoemd. Tijdens de middelbareschooltijd hebben meisjes dubbel zo vaak last van een depressie als jongens.
Over depressie bij kinderen die nog niet naar school gaan (0-4 jaar), is weinig bekend. Wel wordt ervan uitgegaan dat zelfs baby’s depressief kunnen zijn. Dit zou zich uiten in veel huilen, slecht slapen, geremde ontwikkeling en een apathische houding.
Zoals bij veel psychische problemen, is er ook bij het ontstaan van een depressie niet één duidelijke oorzaak aan te wijzen. Het is een samenspel van uitlokkende factoren. Er zijn aangeboren (zoals erfelijkheid), door omgeving of gebeurtenissen aangeleerde (heftige gebeurtenissen, of andere psychische problematiek) en beschermende factoren (bijvoorbeeld humor, of een goede relatie met een ouder).
Signalen die duiden op een depressie
Bram van negen vertoont de laatste tijd met name op school agressief gedrag richting zijn klasgenoten. Hij gaat niet graag meer naar school en klaagt veel over hoofd- en buikpijn. Als hij thuis is, hangt hij vaak op de bank.
Zomaar een voorbeeld van een jongen die niet lekker in zijn vel zit. Een kind dat eens een keertje chagrijnig is en niet naar school wil, of een jongere die zich een paar dagen ongelukkig en eenzaam voelt, heeft niet gelijk een depressie. Die klachten horen bij het leven en gaan als het goed is vanzelf weer over.
Wanneer we over een depressie spreken, is de duur van de klachten van groot belang. Volgens de DSM-V moeten vijf van de genoemde symptomen binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig geweest zijn en afwijken van het eerdere functioneren (zie kader met DSM-criteria).
Veel mensen kennen de symptomen die samenhangen met depressie wel enigszins. Bij kinderen is het echter lastig om deze symptomen te herkennen. Vaak is er wel sprake van een gedragsverandering, maar wordt daarbij niet zo snel gedacht aan een depressie. Uitbundig en uitgelaten gedrag, agressie en leerproblemen kunnen gemakkelijk een dekmantel vormen.
Wat ouders zien, is dat hun kind langzaam maar zeker verandert. Ze herkennen hem of haar vaak niet meer wanneer het gaat om gedrag. Er spelen (vage) klachten op psychisch, sociaal en lichamelijk terrein. Het kind gaat slechter eten, is vaak vermoeid, heeft geen zin om iets te ondernemen, kan zich slecht concentreren, heeft buikpijn, is niet gemotiveerd en heeft in het ergste geval doodsgedachten. Uiteindelijk kan dit leiden tot onder andere gedrags- en leerproblemen, remming in de sociale ontwikkeling, vermoeidheid en angstklachten bij het kind zelf. Tegelijkertijd legt dit ook een grote druk op het gezin.
Een depressief kind in het gezin
Mijn puberdochter vertelde me dat ze zo graag weer eens zin in dingen zou willen hebben. Ik voel me machteloos. Wat kan ik doen?
Omdat er zoveel algemene klachten kunnen samenhangen met een depressie, is het allereerst van belang dat ouders aan de bel trekken als ze merken dat hun kind al langere tijd niet lekker in zijn vel zit. Als ouder ben je degene die je kind het beste kent. Ook al vindt een juf het niet nodig of herkent je vriendin het niet: trek aan de bel! Doe dit allereerst bij een huisarts. Hij kan lichamelijke problemen uitsluiten én is degene die kan (ver) wijzen naar een psycholoog.
Zowel de ouder als het kind kan de depressie niet voorkomen en de depressie is ook nooit iemands schuld. Ouders kunnen hun kind wel ondersteunen met onderstaande tips:
- Probeer in gesprek te blijven met je kind en oordeel niet. Vraag hem/haar concreet wat er goed gaat en wat niet. Vraag of hij/zij gedachten heeft over de dood.
- Probeer de dingen die goed gaan te benadrukken.
- Probeer (met) je kind dingen te (laten) doen die hij/zij leuk vindt.
- Probeer regelmaat te handhaven, bijvoorbeeld vaste bedtijd en etenstijd.
- Stimuleer beweging: zwemmen, voetballen, boksen of ga samen fietsen.
Een depressief kind in huis is zwaar, loodzwaar. Maar denk juist ook in die periode aan de enige Troost in leven en sterven en wijs daar ook op, zodat we de dichter van Psalm 23 kunnen nazeggen: Want al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij.
Drs. S.F. (Suzanne) den Breejen-de Groot is psycholoog bij Stichting De Vluchtheuvel
Symptomen DSM-V criteria (verkort)
In ieder geval of symptoom 1 en/of symptoom 2 moet (bijna) dagelijks aanwezig zijn en de klachten moet(en) voor een belemmering in het dagelijks leven zorgen.
1. Sombere stemming. Bij kinderen en adolescenten kan de stemming prikkelbaar zijn.
2. Duidelijk verminderd(e) interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten.
3. Gewichtsverlies of -toename of een veranderde eetlust. Bij kinderen moet gedacht worden aan minder gewichtstoename dan verwacht.
4. Slaapproblemen.
5. Psychomotorische agitatie of vertraging.
6. Vermoeidheid of verlies van energie.
7. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens.
8. Slecht kunnen nadenken of zich slecht kunnen concentreren, of besluiteloosheid.
9. Terugkerende doodsgedachten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2019
Eigenwijs | 24 Pagina's