Studiekeuze een proces
Decaan Wilbrink: “Ouders hebben een belangrijke rol”
In het voortgezet onderwijs komt iedere jongere te staan voor de keuze van een vervolgopleiding. De ene jongere weet al heel lang wat hij wil worden, voor de ander is het een zoektocht. Hoe begeleidt een school de jongeren hierin en welke plaats nemen ouders in?
In de onderbouwklassen kiezen jongeren een vakkenpakket en een profiel. Een paar jaar later volgt de keuze van een vervolgstudie. Gelukkig krijgen de jongeren hierin begeleiding van een studieloopbaanbegeleider of decaan. Decaan J. Wilbrink kent de verschillende situaties van het maken van een studiekeuze. Wilbrink - al 25 jaar werkzaam op de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn - is biologiedocent, mentor en ruim tien jaar decaan van de bovenbouwklassen.
Geen afvinklijstje
Wilbrink: “In de klas probeer je de jongeren één op één te spreken, maar je merkt dat dit er vaak niet van komt. Als decaan kan dat wel. Die gesprekken zijn voor mij geen afvinklijstjes, maar ontspannen gesprekken met het accent op de jongere als mens met kwaliteiten en (on-)mogelijkheden. Soms pakken we er een bakje koffie bij. Ik vind het belangrijk om ook de omgeving van de leerling erbij te betrekken. Wat is zijn thuis? Welke hobby’s heeft hij? De leerling moet weten dat ik naast hem sta en met hem mee wil denken.”
Bulldozer
Jongeren moeten steeds eerder zelfstandig keuzes maken. Wilbrink: “Iedere puber vindt het fijn als er met hem meegedacht wordt. De ene jongere heeft hierin meer begeleiding nodig dan de ander, maar het puberbrein is nog niet zover ontwikkeld dat ze al volledig zelfstandig keuzes kunnen maken.” Sommige jongeren hebben veel moeite met het nemen van een besluit. “Dat vergelijk ik wel eens met een bulldozer: de bulldozer duwt tegen de berg zand en is geduldig om dat te blijven doen. Totdat de berg zand groter en groter wordt en de bulldozer niet verder kan. Dan gaat het mis. Zie de realiteit onder ogen.
Als je in Havo 5 zit, moet je gewoon een keuze maken en het liefst voor 1 mei.”
Omgeving
Ook anderen nemen een plaats in bij het proces van studiekeuze. Wilbrink: “Vanuit onderzoek dat onlangs op onze school is gehouden, blijkt dat ouders een belangrijke rol hebben. Naast het contact met de decaan en mentor moeten zij vooral in gesprek zijn met hun kind.”
Ook leeftijdgenoten en andere mensen kunnen helpen. “Jongeren weten soms niet waar ze goed in zijn. Dan geef ik hen het advies om dat aan mensen in hun omgeving te vragen. Ook in de klas doen we dat wel eens voor twijfelaars. Iedere klasgenoot schrijft op een briefje een kwaliteit en geeft dit.”
Wat kan ik?
“Kiezen is een proces dat jaren duurt. Begin daar dus op tijd mee, zodat er echt een gefundeerde keuze gemaakt kan worden. Keuzes maken begint bij jezelf. Daarom wil ik dat de jongere eerst ontdekt wie hij is, in plaats van dat ze vanuit het negatieve beginnen. Dat zie je vaak gebeuren: ze maken afvinklijstje van ‘wat is het niet’ en kijken dan wat er overblijft. Dat is de verkeerde volgorde. Ontdek eerst waar jij goed in bent en wat je leuk vindt.”
Daarnaast is het ook goed om ervaring met studies en nieuwe scholen op te doen. Wilbrink: “We stimuleren de jongeren om open dagen en meeloopdagen te plannen. Dan proeven ze iets van de sfeer bij een opleiding. Daarnaast adviseer ik ze om te praten met ‘ervaringsdeskundigen’; oudere jongeren die met hen mee kunnen denken en iets kunnen vertellen over de opleiding.”
Verkeerde keuze
Regelmatig zie je jongeren na een jaar studie switchen van opleiding. Wilbrink: “Het percentage dat overgaat naar een andere HBO- of WO-studie is zo’n 40%. Als ouderen moeten we denk ik accepteren dat jongeren niet meer de studie en baan voor hun leven kiezen. Gaandeweg komen ze van alles tegen dat hun keuze kan veranderen. De docenten of de nieuwe klas kunnen daar ook een rol in spelen. Maar aan mijn leerlingen geef ik altijd mee dat, als ze een keuze hebben gemaakt op basis van hun kwaliteiten en ze zich hebben verdiept in de studie en de school, ze zich geen verwijt hoeven te maken als de gekozen studie toch niet de juiste voor hen is.”
Talenten
Hoe kun je als jongere weten wat de Heere wil dat je gaat doen? Wilbrink: “In één van de eerste gesprekken met de leerlingen probeer ik het begrip ‘talent’ of ‘gave’ te benoemen en uit te leggen. Het gaat er om dat je met die gaven en talenten dienstbaar mag zijn. Je maakt deel uit van een groter geheel. Ook al is onze maatschappij niet christelijk meer, je mag er wel als christen functioneren. Laat maar zien dat je een christelijke elektricien, verpleegkundige, bouwvakker of wetenschapper bent.”
Tips voor het begeleiden van je kind bij de studiekeuze:
* Studiekeuze is meestal een proces van jaren. Begin daarom op tijd.
* Praat met je kinderen over wie ze zijn als mens. Laat ze ontdekken wat ze echt interessant vinden en wat hun vaardigheden zijn.
* Weet zelf ook wie je kind is. Is hij onzeker, heeft hij ook met andere dingen moeite om te kiezen? Dan is hij, meer dan een ander kind, gebaat bij ouders die met hem meelopen in het studiekeuzeproces en hem hierin steunen.
* Spreek tijdens mentorgesprekken op een ouderavond niet alleen over de behaalde resultaten, maar ook over de toekomst.
* Let er op dat je geen advies geeft vanuit je eigen positieve of negatieve ervaringen. Dat kan voor je kind anders zijn.
* Neem actief deel in het studiekeuzeproces. Bezoek met je kind open dagen, woon lessen bij, ‘proef’ de sfeer op de school.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2015
Eigenwijs | 24 Pagina's
