Oma’s Bijbeltje
Ze was mijn oma niet, maar zo noemde ik haar wel. Haar handen waren gerimpeld en haar gezicht vertoonde diepe plooien. Ze deed me denken aan Golda Meïr, de eerste vrouwelijke premier van Israël. Ze leerde me het gebedje ‘Ik ben een kindje, klein en teer’ en sprak vaak over het ene Nodige. Ze zei dan: “Jongen, zul je altijd blijven vragen om een nieuw hartje? Dat kan ook voor jou, hoor.” Haar ogen kregen dan zo’n ernstige en indringende blik. Ze was een nuchtere Zeeuwse, getrouwd met een politieagent. Na vijftig jaar kinderloos huwelijk stierf haar man en bleef oma alleen achter. Eenzaam, maar met God gemeenzaam.
Wanneer bij ons het Heilig Avondmaal werd bediend, kwam ze logeren. Voor én na de dienst ging ze steevast naar de logeerkamer, haar bidvertrek. Op maandagochtend kwam de dominee op de koffie om met haar te spreken over hun goede Koning. Ik herinner me nog haar warme stem en glinsterende ogen als ze met hem daarover sprak. Diezelfde predikant had haar eens treffend beschreven: “Ze was scherp in haar oordeel over degenen die het huis van hun zaligheid bouwden buiten Christus, de enige Rotssteen des heils. Als ze echter het zuivere werk van God mocht horen, ook al was het zelfs nog in het begin, dan was ze zeer mild en verstandig. (...) Ze was iemand die door de Heilige Geest geleerd was, en die anderen onderwijs kon geven.” Eens vroeg iemand of ze haar bekering eens wilde vertellen. Ze antwoordde: “Ach man, ik ben onbekeerd, en dat moet ik dagelijks inleven.”
Eindelijk mocht ze naar Huis. Geen eenzame mus meer, maar eeuwig bij de Heere. Haar begrafenis viel op de zaterdag voor Koninginnedag. Ik vond dat jammer, want dat betekende dat ik de spelletjes op school miste: hét hoogtepunt van het jaar. Het was die dag stralend weer toen de dominee sprak over de tekst: Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt. Ze werd 92 jaar.
Nu - bijna dertig jaar later - blader ik in haar Bijbeltje dat ik kreeg voor m’n zevende verjaardag. Verschillende teksten zijn onderstreept, zoals Jesaja 66 vers 2 maar op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest en die voor Mijn woord beeft. Ik kan niet anders dan haar met jaloersheid nastaren. Waar ze eeuwig zingt van Gods goedertierenheên, het lied van Mozes en het Lam.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 april 2024
Daniel | 36 Pagina's