Pand

Het woord pand komt op meerdere plaatsen in de Bijbel voor. Om de betekenis te begrijpen, moet je goed lezen hoe het bedoeld wordt. Je leest het woord pand bijvoorbeeld ook in 2 Timótheüs 1 vers 12: ik ben verzekerd, dat Hij machtig is, mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag. Daar betekent pand: de eeuwige zaligheid die al Gods kinderen wacht. Die is als een pand weggelegd.

In dit vers betekent pand een vertaling van het Griekse woord dat onderpand betekent en wordt in het Nieuwe Testament gebruikt voor een pand of een onderpand dat bij iemand in bewaring wordt gegeven. Bij Timótheüs zijn de woorden van de Heere Jezus Christus in bewaring gegeven. Hij moet ze zorgvuldig bewaren. Niet bewaren in een doosje, om er af en toe eens naar te kijken, maar vooral door deze woorden van de Heere Jezus getrouw te gebruiken in de preken die hij houdt. Door de woorden van Jezus te preken voorkomt hij dat het evangelie verduistert. Dat gebeurt door een sekte waar dwaalleraars op een goddeloze manier zinloos onderwijs geven en er zijn mensen die luisteren naar dat ‘ongoddelijk-ijdel roepen.’

In 2 Timóthéüs 1 vers 14 lees je hoe Paulus die kostbare woorden heeft gekregen, namelijk door de Heilige Geest die in hem woont.

Wat betekent dit voor jou?

De woorden van de Heere Jezus Christus zijn ook jou toebetrouwd. De meesten van jullie hebben het onderwijs van de Bijbel al heel jong gekregen. Je kent de Bijbelverhalen. Je weet dat je als onbekeerde jongen of meisje geboren wordt, en dat je een nieuw hart moet hebben. Nu komen ook tot jou de woorden van Paulus: “O (vul je naam hier in) bewaar het pand u toebetrouwd.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen