Sophie Plusminus
Hoi, hoi! Ik ben naar een concert geweest met mijn ouders en Milan. Het idee dat we daar zaten te luisteren naar muziek over God vond ik fijn. Aan de andere kant… Wat begrijp ik ervan? Zo weinig! Wat een geluk dat ik naast buren woon die er alles van weten en dat Maaike mijn vriendin is!
“Ik heb zo’n leuk lampje op marktplaats gekocht”, zegt tante Carola. Je zou niet zeggen dat het een zus van moeder is. Met haar lange dunne benen en haar knalrode korte haar lijkt ze er helemaal niet op. Tante Carola brengt altijd gezelligheid. Als ze iets vertelt, is het vaak zo humoristisch dat je in de lach schiet, of je wilt of niet.
Sophie luistert maar half naar haar tante. Ze zit met haar gedachten bij het logeren.
Maaike heeft gevraagd of ze mee gaat logeren bij een oom en tante op een boerderij. Ze zijn vast christelijk. Ze gaan naar de kerk. Zou ze dan toch mee mogen? Als ze met Maaike meegaat, zal dat vast heel leuk zijn. Of niet? Of wel? Sophie weet het niet.
“Dat je meegaat naar de kerk met die oom en tante vinden we geen probleem”, legt vader uit aan Sophie. “Ik weet niet wat je er zelf van vindt?”
“Naar de kerk? Eh… Dat vind ik niet erg”, zegt Sophie en haar hart bonst van blijdschap.
“Zijn ze gelovig?”, vraagt tante Carola.
“Ja”, zegt moeder. “Het zijn aardige mensen. Sophie is sinds we hier wonen erg opgeknapt. Maaike is haar beste vriendin. Toch Sophie?”
Sophie knikt. Ze pakt haar mobiel en appt Maaike. Een minuut later komt Maaike binnen. “Super, dat we mogen! En hè, heeft Milan een nieuwe fiets?” Maaike kijkt Sophie onzeker aan.
“Ja, zullen we hem even gaan bewonderen... Eh... de fiets bedoel ik?”
Maaike lacht weer en samen lopen ze naar het schuurtje waar Milan met een zwart gezicht en vieze vingers van de smeer naast zijn bike op de grond ligt. “Ik ga op paardrijden, Milan.”
De meiden vertellen hun logeerplannen en Milan begint te lachen. “Paardrijden… Heb je dan wel een cap en een zweep en een ongevallenverzekering?”
Vanavond zal haar vader hen naar oom Bert en tante Greta brengen. Ocker moet overwerken. “Mijn vader komt ons wel halen”, heeft Maaike gezegd.
Sophie loopt naar boven. Wat zal ze allemaal meenemen? Oude kleren, dat is niet moeilijk. Haar moeder legt altijd onderin de kast een stapeltje voor oud. Dit pakt ze het eerste in. Nu nog kleren voor de kerk. “Help”, zegt Sophie zachtjes tegen zichzelf. “Waar haal ik zulke nette kleren vandaan?” Onwillekeurig moet ze denken aan de kerkmensen die ze onderweg tegenkwam toen ze die ene keer naar de kerk ging. De kleuren moeten bij elkaar passen. De stof ook. Zelfs als ze een sjaaltje om hebben, past de kleur precies bij de rest van hun kleren. Maaike en haar zusjes dragen dat precies zo. Sophie heeft inmiddels haar hele klerenkast overhoopgehaald als ineens Maaike binnenstapt.
“Wat ben jij aan het doen?”
“Ik ben aan het inpakken”, zegt Sophie met een zucht. “Volgens mij ben je aan het uitpakken.” Maaike heeft gelijk. Al haar kleren liggen uitgespreid op haar bed.
“Welke kleren moet ik naar de kerk aan?”, vraagt Sophie.
“O ja natuurlijk”, knikt Maaike begrijpend. “Nou, laat eens kijken: wat heb je allemaal?”
Maaikes ogen beginnen te glimmen. Lachend pakt ze een broek en een shirt en een oranje hoedje dat bovenop de kast ligt.
“Als je dit nu eens aandoet, Sophie? Hoe kom je aan dit hoedje? En deze slippers, ja dat moet je doen.” Ze liggen dubbel van het lachen.
Even later hebben ze samen de hele tas ingepakt.
Gerustgesteld doet Sophie daarna de rits dicht.
“Maak je niet druk om je kleren, Sophie”, zegt Maaike. “Mijn oom en tante zijn echt niet zo moeilijk.” Ze lopen de trap af naar beneden. Sophie hoort buiten Gerda roepen.
“Je moeder, Maaike.”
“Ilse zie ik nergens.” Gerda komt gehaast aanlopen. “We moeten eten en ik zie haar in heel de straat niet. Maaike, wil jij even gaan zoeken? Ik maak me ongerust.”
“Wij zoeken wel even mee”, zegt vader.
Sophie is ook op haar fiets gestapt. Ze sjeest de straat uit. Maaike gaat de andere kant op.
Een meisje met skeelers. Waar kan ze zijn? Ze vraagt het aan een paar voetgangers, die hun hoofd schudden. Nee, ze hebben geen meisje op skeelers gezien.
Na een kwartier rondgefietst te hebben, draait Sophie om en gaat terug naar huis. Ze hebben haar misschien wel aan de andere kant van de huizenrij gevonden.
Maar als Sophie bij huis aankomt, is Ilse nog steeds niet terecht. Gerda, Maaike, vader en Leah zijn nog steeds aan het zoeken. Ocker is nog niet thuis van zijn werk. Daniël zit op de schommel te wachten. Ze ziet aan z’n gezicht dat het huilen hem nader staat dan het lachen.
Sophie loopt naar hem toe.
“Zullen we hier samen even wachten, Daniël? Ze vinden Ilse vast wel.”
“Als Ilse maar niet in een sloot is gevallen. Ze kan nog niet zwemmen.” Daniël kijkt Sophie angstig aan.
“Vast niet”, probeert Sophie haar buurjongetje gerust te stellen. “Lust je een ijsje?”
“Nee”, zegt Daniël. Hij schudt met z’n hoofd en schommelt wat heen en weer.
Sophie ziet Ilses kleine fietsje met zijwieltjes achter in de tuin staan. En om toch maar wat te doen, loopt ze er heen, pakt het fietsje en zet het in de schuur. Als ze de schuurdeur opendoet, schrikt ze. Ze ziet de skeelers van Ilse liggen. Ilse is dus helemaal niet op haar skeelers weg. Waar kan ze dan zijn?
Sophie wordt nu ook erg ongerust. Ze pakt haar mobiel en appt de anderen. “De skeelers van Ilse staan hier in de schuur. Ze heeft dus geen skeelers aan. Vraag naar een meisje zonder skeelers. Of hebben jullie haar al gevonden?”
Vrijwel direct komen de appjes binnen. Nog niet gevonden. Nergens te zien.
Gerda appt ook terug. “Geen skeelers aan? Liggen haar skeelers in de schuur? Ik kom eraan.”
Sophie is nu echt bang geworden. Daniël ook. Ze ziet zijn gezicht en de tranen in zijn ogen.” “Daniël, zullen we het aan God vragen?” Daniël kijkt haar dankbaar aan.
“God, wilt u ons helpen met zoeken?”, zegt Sophie zacht. De poort gaat open en Gerda komt binnen. Ze loopt direct naar het schuurtje. “Waar liggen die skeelers? Het moet niet gekker worden.”
De stem van Gerda trilt. Maaike is ook teruggekomen en ze roept al van ver. “Ik weet niet waar ik nog zoeken moet. Is ze lopend? Ze kan toch nooit ver weg zijn.” Ze kan inderdaad niet ver weg zijn. Het is even stil.
Dan zegt Gerda: “Ik ga de politie bellen!”
Op dat moment gaat piepend de achterdeur open. Daar staat Ilse in de deuropening.
“Mama, waar is iedereen? We gingen toch eten?” “Ilse.” Gerda vliegt op het kind af en tilt het op en geeft haar een dikke zoen. “Waar was je?”
“Ik was boven op m’n kamer aan het spelen, gaan we bijna eten?”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 2021
Daniel | 36 Pagina's