Gelukkig in God
Ken ik de Heere oprecht of denk ik alleen dat ik Hem ken? Heb ik het ware zalig makende geloof of is mijn geloof enkel een kwestie van gevoel? Ik verlang soms eigenlijk helemaal niet naar de Heere, hoe kan ik dat veranderen? Worstel jij weleens met deze vragen? Je bent niet de enige. Iemand die zichzelf jaren geleden deze vragen ook stelde, was Ruth Bryan. Hoewel je misschien nog nooit van haar hebt gehoord, zul je merken dat zij in haar brieven en dagboekstukken verrassend dichtbij komt. Eerlijk vertelt ze over haar geloofs worsteling. Rijk getuigt ze van haar Heere. Zo schrijft ze: “Ik ben heel gelukkig in mijn dierbare Heere”. Kan jij dat haar nazeggen?
In het eerste deel van haar dagboeken vertelt Ruth eerlijk dat ze merkt dat haar hart koud is, terwijl dat eigenlijk zou moeten branden voor de Heere.
Maandag 2 september.
Heb de middag bij een vriendin doorgebracht. Helaas! Helaas! Ik moet nog steeds mijn ongevoeligheid voor serieuze dingen betreuren; (…). Ik heb alleen een zwakke begeerte om een christin te worden; en dat enkel om aan de hel te ontsnappen. Heere, ontferm U mijner! Leidt op de rechte weg; breek dit harde, harde hart!
Ruth was zich ervan bewust dat ze op aarde geen rust kan vinden. Op haar vierentwintigste verjaardag schrijft ze:
6 juli.
“Vierentwintig jaar heb ik in deze wildernis vertoefd en ik ontdek ieder jaar extra bewijzen dat dit mijn rust niet is! (…) O, dat ik in staat gesteld mag worden om mijzelf van nu af aan toe te wijden aan de Heere.”
Ruth worstelde met de vraag of ze wel echt een kind van God was. Kende de Heere haar wel? Woonde de Heilige Geest wel echt in haar hart?
22 november.
“Ik denk dat ik zelf voor de ogen van een verzamelde wereld zou kunnen verklaren dat ik de Heere toebehoor, als ik er maar zeker van was dat ik een verandering van hart had ondervonden en onder de invloed van de Heilige Geest stond. Mochten mijn vrezen verdreven en mijn twijfels verbannen worden door de Heere Zelf! En o, dat ik in staat gesteld mag worden om mijzelf geheel en zonder reserve aan Hem te wijden, en door Zijn genade vastbesloten mag zijn om alle valse toevluchten te verlaten en Hem alleen aan te kleven. Amen.”
Haar leven bleef geen zoekend en twijfelend leven. De Heere belooft het toch dat hij geen zoeker zal laten staan? Dat bleek ook in het leven van Ruth Bryan.
27 augustus.
Ik had vanmorgen een zeer verrukkelijke en verkwikkende tijd. (…) Ik zag helder mijn aandeel in een dierbare Jezus. O, hoe dierbaar was Hij toen voor mijn ziel, en hoe verbazend kwam het mij voor dat zo’n snood en waardeloos iemand een aandeel zou hebben in Zijn liefde. (…) Ik zou hier een Eben-Haëzer willen oprichten. Lieve, lieve Zaligmaker, hernieuw het Goddelijk bezoek!”
5 september.
Ik werd deze week begunstigd met een overvloediger openbaring van de liefde van de Heere aan mijn ziel dan ik ooit tevoren heb ondervonden; (…) ik heb zulke heerlijke getuigenissen van de Geest gehad, dat ik mijn aandeel in de liefde van een Zaligmaker niet kon betwijfelen. (…) Ik kan het heerlijke feit nauwelijks geloven en toch heb ik zulke heldere aanwijzingen gekregen dat ik het niet durf te betwisten. (…) Hoe onbeduidend is dan de wereld met haar genoegens en eerbewijzen.”
In haar dagboeken lees je hoe ze door genade meer en meer gaat zien op Christus. Hoe ze Hem meer en meer gaat liefhebben. Hoe ze meer en meer gaat uitzien naar het eeuwige leven met haar Heere.
1 oktober:
“Liefelijkste Zaligmaker; Gij zijt genoeg om mijn ziel te vervullen met vreugde (…). Ik verlang meer naar de hemel van Uw liefde en het naar binnen stralen van Uw heerlijkheid en schoonheid.”
18 maart.
“Ik heb vanochtend grote gelukzaligheid gevoeld, zo, dat iedere wolk van schuld en moeite onder mijn voeten was, in de vereniging met Christus. (…) Lieve Heere, vervul ieder goed woord op hetwelk Gij mij hebt doen hopen.”
Op vijfenvijftigjarige leeftijd nadert voor Ruth het einde van haar aardse leven en mag ze de eeuwige heerlijkheid binnengaan. Ze eindigt haar dagboek zo:
“De eeuwigheid zal niet genoeg zijn om de helft van Uw roem uit te spreken! Ik wacht tot U mij zult opnemen om met U te zijn, en Uw heerlijkheid voor eeuwig te aanschouwen. O, mijn aanbiddelijke Heere, wees merkbaar bij mij in de laatste rivier. U bent voor mij door de dood gegaan (…). Laat mij nu ervaren dat U mijn eeuwige leven bent. (…) Eben Haëzer. Prijs de Heere!”
Wat een eerlijk getuigenis laat deze vrouw achter. Jaloersmakend, maar ook bemoedigend. De God van Ruth Bryan is namelijk nog steeds dezelfde.
Wie was Ruth Bryan?
Ruth Bryan woonde in Engeland. Ze had ouders die de Heere dienden. Haar vader was dominee; hij overleed toen Ruth achttien jaar was. Ruth had geleerd om hoeden te maken, maar vond dit een ‘ijdel beroep’. Ze ging daarom de kost verdienen met naaiwerk. Ook ging ze lesgeven op de zondagsschool.
Ruth kende tegenslag in haar leven. Zo werd ze bedrogen door een jongeman van wie ze hield. Ze had het lang moeilijk met deze gebeurtenis; ze verlangde naar geluk, naar een man, naar een gezin. Dat kwam echter niet. Toch was haar leven geen somber leven. Integendeel. Toen ze tweeëndertig jaar was, openbaarde de Heere Zich aan haar en mocht ze de verzekering ontvangen van het geloof in Christus. Ruth vond vreugde in de omgang met haar Heere. Ze schreef veel brieven om onderwijs te geven, te troosten of te bemoedigen. Een gedeelte van deze brieven is uitgegeven, bijvoorbeeld in de boeken de verborgenheid der godzaligheid, de onnaspeurlijke rijkdom van Christus en Christus verheerlijkt.
Op vijfenvijftigjarige leeftijd overleed Ruth aan kanker. Hoewel Ruth geen volmaakte vrouw was, laat haar leven heel duidelijk zien dat een eenvoudig leven met God, zonder pracht en praal, heel gelukkig is.
Dagboeken
Ruth Bryan (1805-1860) schreef vanaf haar zeventiende in een dagboek. Ze vertelt in haar eerste dagboekstukje waarom ze ging schrijven:
Ik ga proberen een soort dagboek bij te houden, om mijn gevoelens en gedachten op te schrijven (…) in de hoop dat het nuttig zal blijken te zijn. Mocht de Heere Zijn zegen geven. Aan het einde van haar leven vraagt ze zich af wat er met haar dagboeken moet gebeuren.
Wat moet ik doen met deze boeken over de reis van mijn hart door de woestijn. Hoe deins ik ervoor terug om ze achter te laten, zodat andere ogen dan de mijne ze kunnen zien. O, dit lijkt onmogelijk! En toch is dit woord gekomen, en dat heeft mij doen stilstaan: Verderf ze niet, want er is een zegen in (Jes. 65:8). O Heere, ik beveel ze U aan. Uw wil geschiede.
Ook jij kunt haar dagboeken lezen; ze zijn namelijk in het Nederlands uitgegeven. Het eerste deel De onuitsprekelijke heerlijkheid van Christus gaat over de periode 1822-1845. Het tweede deel De onbezweken trouw van Christus gaat over de periode 1846-1853. Het derde deel De onafscheidelijke liefde van Christus gaat over de periode 1854-1860.
Dominee B.J. van Boven uit De Valk- Wekerom leest graag de werken van Ruth Bryan. Hij vertelt:
“Mijn eerste kennismaking met de boeken van Ruth Bryan was toen ik het boek De onnaspeurlijke rijkdom van Christus in handen kreeg. Dit boek bevat veel brieven van haar hand aan anderen geschreven. Bij het lezen van deze brieven kan het gevoel opkomen dat Ruth van twijfel, onzekerheid en vrees in haar geestelijk leven geen last gehad heeft. Maar niets is minder waar! Juist in haar dagboeken komen we een Ruth tegen die veel strijd gekend heeft! En dat maakt haar dagboeken zo bijzonder voor mij. Toen ik haar eerste dagboek De onuitsprekelijke heerlijkheid van Christus in handen kreeg werd ik als het ware meegenomen in haar binnenkamerleven… En dat gaf herkenning.
Wat mij ook trof was de reden waarom ze in 1822 haar dagboek is gaan schrijven. Ze schrijft dat zij “haar gevoelens en gedachten op wil schrijven in de hoop dat het nuttig zal blijken te zijn”. In diepe afhankelijkheid van de zegen des Heeren schreef zij zo heel persoonlijk. Dat geeft soms voor de lezer een dubbel gevoel! Ergens schrijft Ruth dat “niemand deze zwarte bladzijden ooit lezen mag” en dat heeft mij meer dan eens het gevoel gegeven: mag ik dit eigenlijk wel lezen? Zo teer!
Heel eerlijk beschrijft Ruth haar strijd met haar “ongevoeligheid voor geestelijke zaken”, “haar luchthartigheid en lichtzinnigheid”, haar smart over haar harde hart, wat haar deed uitroepen: “O Heere, breek dit hart in tienduizend stukken.” Haar zonden die haar drukten, maar ook “de afschuwelijke geest van hoogmoed” die ze voelde.
Heel eenvoudig en zonder menselijke optochtelijkheid beschrijft Ruth hoe ze in 1838 “een gezicht op Christus als haar Verlosser kreeg”. Ze was met het vonnis van veroordeling om de hals gehangen (met eigen hand ondertekend) Gods huis in gegaan en mocht door vrije genade delen in vrije vergeving “ondertekend door de eeuwige Jehova”, zoals ze zelf beschrijft. Toch bleef ze met die grote weldaad een arme Ruth, die in haar brieven groot van God en klein van zichzelf schreef. En juist daarom is het zo belangrijk, jonge vrienden, om toch eens te lezen in haar dagboek, want God houdt Zijn ware volk arm!”
Verder praten
met je vrienden, thuis of op JV:
Ϙ Als ik lees wat Ruth Bryan heeft geschreven, dan verlang ik ook naar zo’n leven met de Heere.
ʾ Ruth sprak door middel van haar brieven met anderen over haar leven met de Heere. Wanneer heb jij voor het laatst met iemand gesproken over wat er in je ziel omgaat?
ʾ Wat spreekt jou het meest aan in de stukjes uit het dagboek van Ruth Bryan. Waarom spreekt juist dat jou aan?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2020
Daniel | 32 Pagina's