Als een ster
Robert is op vrijdagavond op weg naar zijn ouders. Op het verlaten station wil een jonge vrouw voor de trein springen. Robert doet een poging om haar te redden.
Zijn handen tasten in het duister. Het gegrom van de trein dringt door zijn hele lichaam. Dan voelt hij haar hand. Hij grijpt haar stevig vast en trekt haar mee zo hard als hij kan. Ze valt tegen hem aan. Door de klap wankelt hij achteruit. Met zijn andere hand klemt hij haar nog steviger vast. Wild spartelt ze in zijn armen. “Laat me los”, sist ze. De trein raast langs hen heen. Fel verlichte raampjes flitsen voor zijn ogen langs. Zijn hart klopt wild. Nog heel eventjes volhouden! Zijn haren wapperen hard heen en weer. Opluchting gaat door hem heen. Daar is het einde van de trein.
Hij heeft het gehaald! Het is goed gegaan. Maar dan voelt hij haar slap worden. Ze zakt door haar knieën en haar hand glijdt weg uit zijn hand. Meteen slaat hij zijn armen stevig om haar heen en tilt haar op. Voorzichtig loopt hij met haar naar het ijzeren bankje toe. Onhandig laat hij haar op de bank zakken en legt haar hoofd voorzichtig neer. Lange slierten donker haar plakken in haar gezicht. Voorzichtig veegt hij ze weg. Hij ziet haar spierwitte gezicht. De donkere wimpers trillen zachtjes. Snel pakt hij haar pols. Hij voelt zwakke klopjes. Gelukkig! Zachtjes tikt hij tegen haar wang. Rondom haar ogen tekenen zich donkere kringen af. Met een bezorgd gezicht kijkt hij naar haar. Hij voelt de adrenaline uit zijn lichaam weg trekken. Hij zucht eens diep. Ineens voelt hij zich vreselijk moe. Maar tegelijk is hij ook heel nieuwsgierig geworden. Wie is deze vrouw? Haar gezicht ziet er nog jong uit. Misschien is ze een jaar of twintig. Hij kijkt naar haar witte handen. De lange, slanke vingers liggen roerloos op haar buik.
Ze begint zachtjes te kreunen. Haar oogleden trillen heviger. Dan opent ze voorzichtig haar ogen. Twee holle, donkere ogen kijken hem aan. Robert schrikt als hij de teleurgestelde blik ziet. Hij buigt zich over haar heen. “Gaat ‘ie?” Zacht schudt ze haar hoofd. Vermoeid sluit ze haar ogen. Robert denkt koortsachtig na. Wie is ze? Waarom wilde ze net voor de trein springen? Wat is er aan de hand? Hij tikt tegen haar wang. “Hoe heet je?” Ze opent haar ogen weer. “Wat doet het ertoe?” Hij wil haar antwoord geven. Maar hij hoort ineens achter zich weer een trein aankomen. Zij heeft het ook gehoord en wil overeind komen. Met een vastberaden blik duwt hij haar meteen terug op de bank. “Jij blijft hier, begrepen?”, zegt hij streng. Met een kloppend hart in zijn keel hoort hij de trein aankomen. Ze begint te kronkelen onder zijn armen. Maar hij houdt vol. Hij hoort de trein vaart minderen. Natuurlijk! Dat is de sprinter die vertraagd was. Even denkt hij na. Nee! Hij laat haar nu
niet alleen. Wie weet wat ze gaat doen als hij haar weer alleen laat! Dan is hij maar later thuis vanavond. De trein stopt en de deuren glijden open. Niemand stapt uit. Niemand stapt in. Een paar minuten blijft de trein staan. Nieuwsgierige mensen achter de ramen bekijken het tweetal bij de bank. De conducteur wipt eventjes naar buiten. Hij kijkt rond of er nog iemand wil instappen. Eventjes trekt hij een wenkbrauw op als hij Robert op zijn knieën ziet zitten bij de bank. Schril klinkt het fluitje door de lucht en de deuren glijden weer dicht. De trein komt weer in beweging en verdwijnt in het donker. Ze heeft haar ogen weer dicht gedaan. Robert ziet in haar ooghoeken iets glinsteren. Er vormt zich langzaam een traan. De traan glijdt over haar wang naar beneden en laat een glimmend spoor achter. “Hoe heet je?” vraagt hij nog een keer. Bezorgd buigt hij zich weer over haar heen. Ze opent haar ogen en kijkt hem koud aan. “Wou je de politie bellen ofzo?”, klinkt het hard. “Nee”, antwoordt hij kort. Ze kijkt hem uitdagend aan. “Laat je me nog los? Of zit je aan me vast?” Meteen trekt hij zijn arm weg.
Nu heeft ze meer ruimte om te bewegen. Even bijt ze op haar lip. Dan krijgt ze een harde blik in haar ogen. Ze tilt haar arm een beetje omhoog en voordat Robert het door heeft, krijgt hij ineens een harde klap in zijn gezicht. Een moment zit hij beduusd naar haar te kijken. Maar dan begint zijn bloed sneller te stromen. Zijn kaak verstrakt en zijn ogen vernauwen zich. “Hoor eens dame, ik weet niet wat er met je aan de hand is. Maar ik wil je helpen. Ik heb je net gered en als dank krijg ik dit in mijn gezicht.” “Had me dan ook laten gaan!”, reageert ze heftig en meteen barst ze in snikken uit. Robert aarzelt eventjes. Moet hij haar troosten? Wie weet welke klappen hij nog meer krijgt te verduren als hij weer iets tegen haar zegt. Maar als hij ziet hoe de smalle schouders wild schokken, steekt hij toch zijn hand uit. Hij legt die voorzichtig op haar schouder. Ze gaat er nog harder van huilen. Hij trekt haar capuchon van haar hoofd, zodat hij haar goed kan zien. Het snikken gaat ontroostbaar door. Tranen rollen over haar kin en druppen op haar fleecetrui. Na een paar minuten wordt het snikken wat minder. Onhandig grabbelt hij in zijn broekzak naar een papieren zakdoekje en biedt haar die aan. Ze snuit haar neus en gaat rechtop zitten. Met een beverig lachje kijkt ze hem aan. “Sorry dat ik me liet gaan.” Hij knikt en wacht rustig af. Maar ze is niet van plan om iets te zeggen. Ze kijkt met troosteloze ogen in het donker. Haar schouders schokken nog een beetje na. Zal hij het nog een keer wagen? Hij buigt zich iets naar voren en vraagt zachtjes: “Wie ben je?” Hij zet zich schrap voor weer een klap, maar die komt niet. “Jade”, klinkt het heel zachtjes. “Wat een mooie naam!”, flapt hij er meteen uit. Hij meent het oprecht. Eventjes trekt er iets in haar mondhoek. “Waarom heb je mij weggetrokken?”, vraagt ze verwijtend. “Omdat jij voor de trein wilde springen en dat ben jij niet waard. Wat er dan ook is waarom je voor de trein bent gesprongen: je kunt er weer bovenop komen. Er zijn mensen die je willen helpen.”
Even is hij in tweestrijd met zichzelf en dan voegt hij eraan toe: “Ik wil je helpen”. Met dat hij het zegt, beseft hij hoe waar het is. Iets in haar raakt hem heel diep. Hij voelt zo’n diep medelijden met haar. Ze antwoordt niet, maar blijft in de verte staren. “Niemand kan mij meer helpen”, zegt ze monotoon. Robert denkt na. Wat zou haar probleem kunnen zijn? Zou ze een vriendin kwijtgeraakt zijn? Is ze gepest vroeger? Zouden haar ouders overleden zijn? Of is het dat ze geen geld meer heeft? Eventjes weet hij niet wat hij moet zeggen. “Jade, waarom wilde je voor de trein springen? Wat is er gebeurd?” Nooit zal hij meer vergeten hoe ze toen antwoordde. Hoe ongelukkig en verloren haar antwoord klonk.
Wordt vervolgd.
Ze tilt haar arm een beetje omhoog en voordat Robert het door heeft, krijgt hij ineens een harde klap in zijn gezicht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 2019
Daniel | 32 Pagina's