JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

3. Christelijke levenswandel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Christelijke levenswandel

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De christenen in Thessalonica leven in een goddeloze stad. Het zal voor hen niet gemakkelijk geweest zijn naar Gods geboden te leven. Voor de komst van Paulus hebben de Thessalonicenzen dagelijks tot allerlei verschillende goden gebeden. Hun gezinsleven, de politiek en het maatschappelijk leven staan in het teken van deze goden. Deze goden zorgen voor een goede business, het gezin en alle andere facetten van het leven. Na hun bekering staat hun leven in het teken van God en Zijn geboden. Het gevolg van het geloof in Christus is niet alleen het dienen van God, maar ook de verwachting van de wederkomst van Zijn Zoon. Hij kwam naar de wereld om Zijn volk te redden van de toekomstige toorn. Calvijn zegt hierover dat Gods toorn en het eeuwige verderf over alle mensen ligt, maar dat er alleen ontkoming is door de genade van Christus. De verwachting van de komst van de Zoon, waar Paulus in 1 Thessalonicenzen 1: 10 over spreekt, komt als het ware in de plaats van alles wat de Thessalonicenzen achtergelaten hebben toen ze zich tot God bekeerden.

Door zijn korte verblijf in Thessalonica heeft Paulus niet veel tijd gehad om hen uitgebreid uit te leggen hoe christenen behoren te leven. Daarom gaat hij in zijn brieven aan deze gemeente vrij uitvoerig in op de christelijke levenswandel. Deze leefwijze is voor Paulus een belangrijk onderdeel van zijn gebed voor deze mensen die kortgeleden tot geloof gekomen zijn. In zijn brief schrijft hij dat hij voor de gemeente bidt dat de liefde in de gemeente onderling, maar ook voor de niet-gelovige naaste blijft bestaan.

Om de Thessalonicensen te sterken en te helpen bij het invullen van de christelijke levenswandel geeft Paulus hen in zijn brieven een aantal aanwijzingen. Hij verwijst naar de periode dat hij in Thessalonica verbleef gelijk gij van ons ontvangen hebt en wat bevelen wij u gegeven hebben door den Heere Jezus (1 Thessalonicenzen 4: 1-2). Paulus komt dus niet met nieuwe informatie en met nieuwe leefregels, maar verwijst naar de bij de Thessalonicenzen bekende leefwijze. Ook in zijn tweede brief maakt Paulus duidelijk dat hij in zijn preken al over de christelijke levenswandel gesproken heeft (2 Thessalonicenzen 2: 15).

Paulus gaat verder door te schrijven dat de Heere Jezus de gemeente zal vertroosten en sterken in hun werk. Hij zal hen bijstaan in het dagelijks leven om zo de vruchten van het geloof tot uitdrukking te laten komen. Uit de brieven aan de gemeente van Thessalonica blijkt dat Paulus in zijn preken concreet inging op de vruchten van het geloof. Het blijft niet alleen bij een theoretische beschouwing over de bekering. Paulus gaat vervolgens ook in op de vrucht hiervan, hij verwijst in zijn brieven immers naar zijn preken. Paulus wijst in de eerste brief aan de Thessalonicenzen op de levenswandel van christenen. Zij dwalen niet zomaar rond op deze aarde, maar moeten 'wandelen in het licht met Jezus'. De bekering leidt volgens Paulus tot een veranderende levenswijze. De heiligmaking uit zich als vrucht van de bekering.

 

Huwelijk

Als eerste voorbeeld van de heiligmaking noemt Paulus de reinheid met betrekking tot de seksualiteit. Paulus koppelt dit direct aan elkaar. Want dit is de wil Gods, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij (1 Thessalonicenzen 4: 3). In vrijwel elke brief die Paulus schrijft, roept hij de christenen op zich van hoererij te onthouden. Hoererij is in de tijd van Paulus één van de grote volkszonden. Op allerlei plaatsen zijn bordelen te vinden. Als de Thessalonicenzen in de stad rondlopen, kunnen ze steeds in de verleiding komen. Paulus roept hen echter op hier verre van te blijven. Heiligmaking uit zich ook in een reine omgang met het lichaam, zoals Paulus in het vierde vers schrijft: Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en ere, niet in kwade beweging der begeerlijkheid (1 Thessalonicenzen 4: 4 en 5).

Door een rein leven moeten de gelovigen zich onderscheiden van de niet-gelovige Thessalonicenzen. De mens heeft zijn lichaam gekregen als een tempel van de Heilige Geest. Het leven heeft niet tot doel om er uit te halen wat er in zit en ons uit te leven. Het leven is bedoeld om de eer van God te dienen.

 

Broederlijke liefde

Na de liefde tussen man en vrouw gaat Paulus over op de broederlijke liefde. De Thessalonicenzen krijgen de opdracht eerlijk tegenover elkaar te zijn. Mensen die zichzelf ten koste van anderen proberen te verrijken of een betere positie willen verwerven zullen door de Heere gestraft worden. Mensen die zich niet aan de onderlinge liefde houden, gaan niet alleen in tegen de betreffende naaste, maar bovenal tegen God. Hij eist immers dat christenen hun naaste liefhebben als zichzelf. De broederlijke liefde is voor de Thessalonicenzen niet nieuw. Paulus prijst hen zelfs. Hij schrijft immers in 1 Thessalonicenzen 4: 9 Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node dat ik u schrijf. Net als hun geloof in de hele provincie Macedonië bekend is, is ook de vrucht van het geloof, de broederlijke liefde, in de provincie bekend. De gemeente wordt echter opgeroepen de broederlijke liefde nog meer in de praktijk te brengen.

 

Zorg voor de naaste

Andere voorbeelden van een christelijke levenswandel, die op onderlinge liefde gebaseerd is, noemt Paulus in 1 Thessalonicenzen 5: 12-22. Allereerst wijst hij op het eren van de voorgangers in de gemeente (vergelijk 1 Timotheüs 5: 17). De mensen die na Paulus vertrek de leiding over de gemeente hebben gekregen en de gemeente voorgaan in leer en leven verdienen erkenning. Niet omdat ze zo'n goed werk doen, maar omdat ze door God aangesteld zijn. De gemeente moet deze mensen achten met zeer veel liefde.

Deze liefde mag echter niet alleen beperkt blijven tot de voorgangers. Paulus roept de gemeente op vreedzaam met elkaar om te gaan. Wanneer er zich ongeregeldheden voordoen moet de liefde leiden tot een broederlijke vermaning. Niet op een harde straffende manier, maar met het oog op het nut van de naaste moeten de gemeenteleden elkaar onderwijzen. De gemeente moet, als kleine groep in de grote stad Thessalonica, oog voor elkaar hebben. De kleinmoedigen moeten vertroost en de zwakken gesteund worden. Er moet aandacht zijn voor alle gemeenteleden. Wanneer iemand het idee heeft dat hem onrecht is aangedaan, moet hij dat op een juiste manier recht zetten. Geen oog om oog of tand om tand. De gemeente moet het goede voor elkaar zoeken.

 

Plaars in de samenleving

Aan het einde van zijn tweede brief roept Paulus de gemeente op om te werken. De gemeenteleden mogen zich niet onttrekken aan het dagelijks leven, maar moeten zich actief opstellen in de samenleving. Ze maken deel uit van deze samenleving en hebben daarin hun eigen taak. Hun christen-zijn geeft hen niet het recht zich beter of meer te voelen dan hun naaste. Juist door de daden kunnen zij iets van hun christen-zijn laten zien. Hierbij geeft hij zichzelf als voorbeeld (2 Thessalonicenzen 3: 7-9). In de tijd dat hij in Thessalonica was, heeft hij gewerkt voor zijn eten en overnachtingen. Ook in de tijd dat hij het Evangelie verkondigt, is hij actief in zijn oude werk, namelijk het maken van tenten (Handelingen 18: 3).

Mensen die niet willen werken, hebben volgens Paulus ook geen recht op eten. Het gaat hierbij dus niet om mensen die niet kunnen werken. Voor hen moet door de christelijke gemeente gezorgd worden. Maar de gemeenteleden die wel kunnen werken, maar dat niet willen doen, moeten volgens Paulus van eten en drinken verstoken worden. Sinds de zondeval is het een opdracht om voor de dagelijkse voorzieningen te werken. In Genesis 3: 19 staat immers In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten. De mensen die niet werken, besteden hun tijd ook nog eens nutteloos. Ze zijn niet op zoek naar werk en zetten zich niet in voor hun naaste. Ze brengen hun tijd door met nutteloze dingen en lopen maar wat rond door de stad. Paulus geeft deze mensen een opdracht, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten. En gij broeders, vertraagt niet in goed te doen (2 Thessalonicenzen 3: 12 en 13).

 

Tegenstand

In verschillende gemeenten waar Paulus gepreekt heeft, zijn na zijn vertrek valse leraren gekomen (2 Timotheüs 2: 16). Zij probeerden op allerlei manieren de pasgelovige gemeenten weer van de Bijbelse leer af te krijgen. Zo zijn er mogelijk ook in de gemeente Thessalonica mensen die niet bij de Bijbelse leer blijven. Paulus eindigt de tweede brief aan de Thessalonicenzen namelijk met een opdracht voor de gemeente, maar tevens met een waarschuwing. Hij schrijft namelijk dat de christenen die zich niet aan zijn brieven houden, gemerkt moeten worden en dat de andere gemeenteleden zich niet met hen mogen vermengen.

Het moet dus voor iedereen duidelijk zijn dat deze mensen niet meer tot de gemeente behoren. Het doel is dat zo iemand zich door deze buitensluiting schaamt en tot inkeer komt. De uitsluiting door de gemeente mag niet tot vijandschap leiden, maar heeft als uiteindelijke doel dat de zondaar zich bekeert. Dit is ook terug te vinden in de kerkelijke tucht. Ook daarin wordt op een gegeven moment overgegaan op de 'afsnijding' van christenen met als uiteindelijke doel de gemeente niet tot schande te brengen en de afgesnedene tot inkeer te laten komen.

 

Bron

Paulus bindt de gemeente van Thessalonica op het hart de Bijbelse profetieën niet te verachten. De Bijbel moet de leidraad zijn voor de invulling van het dagelijks leven. Niet wat anderen ervan zeggen, maar steeds weer terug naar de Bijbelse boodschap, houdt Paulus de gemeente voor.

Wanneer Paulus in 1 Thessalonicenzen 5: 21 schrijft dat de Thessalonicenzen alle dingen moeten beproeven en het goede moeten behouden, doelt hij op een Bijbelse toets. Hij geeft hen geen vrijbrief om te doen en te laten waar ze zin in hebben. Hij schrijft aan het einde van zijn eerste brief dat de Thessalonicenzen zich moeten onthouden van alle schijn des kwaads. Als ze weten dat er door hun activiteiten verkeerde verhalen kunnen ontstaan, moeten ze zich er verre van houden.

Paulus weet dat een christelijke levenswandel niet van de mensen zelf komt. Daarvoor is de kracht en ondersteuning van God nodig. Daarom roept hij de gemeenteleden op om te bidden zonder ophouden en God in alles te danken. Er moet om kracht gevraagd worden om staande te blijven in alle tegenstand, maar tegelijkertijd moet God gedankt worden voor alles wat Hij tot dan toe gegeven heeft.

Een onderdeel van het gebed is de vraag om de blijvende kracht van de Heilige Geest. In het dagelijks leven kan het soms moeilijk zijn om volgens Gods wetten te leven en wandelen. De kracht van de Heilige Geest is dan van groot belang. Daarom moet steeds weer om de kracht en leiding van de Heilige Geest gebeden worden. Als troost en ondersteuning voor de gemeente schrijft Paulus in 1 Thessalonicenzen 5: 23 De God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. Als ze alles van God verwachten en Hem er om vragen, dan zal Hij hen leiden en voorgaan. Hij geeft hen kracht om te midden van de vijandige samenleving in het geloof te blijven staan.

Paulus sluit zijn eerste brief af met de bemoediging Hij Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal (1 Thessalonicenzen 5: 24).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 69 Pagina's

3. Christelijke levenswandel

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 69 Pagina's