Vaderlandsche Geschiedenis
LUDGER.
De levensgeschiedenis van Ludger is voor een historieminnaar buitengewoon interessant, maar de beschikbare ruimte noopt ons tot kortheid.
Hij was de zoon van Thiatgrim en Liafburg. Zijn moeder heeft in haar jeugd heel wat doorgemaakt.
Nauwelijks geboren werd het kind, omdat het een meisje was, door de grootmoeder in een kuip water geworpen om het te verdrinken. Een buurvrouw redde de kleine, bracht haar naar haar woning en druppelde wat honig in haar mondje. Het kind had nu voedsel genoten en mocht naar Friese zede niet meer gedood worden.
Haar redster heeft haar nog enige tijd opgevoed, tot de grootmoeder gestorven was. Ouder geworden ging zij over tot het Christelijk geloof.
Ludger moet geboren zijn ± 744. Reeds als kind had hij het grootste genoegen repen perkament of dennenboombast te verzamelen en de houding van een lezende of schrijvende aan te nemen.
Op zijn verzoek werd hij door zijn ouders bij den abt Gregorius in Utrecht ter school gezonden. Deze hield zeer veel van den verstandigen en vriendelijken jongeling.
Als jaren later de leermeester op zijn sterfbed ligt, moet Ludger hem uit een der werken van Augustinus voorlezen. ± 766 gaat hij naar York, het brandpunt van de Angelsaksische beschaving. Hoofd der school met zijn prachtige bibliotheek van klassieke en patristische handschriften, was destijds Alcuïnus. Hier voelde Ludger zich thuis. Helaas moest hij na een jaar weer huistoe. Maar hij smeekte zijn ouders en Gregorius zo lang, dat hij ten tweeden male naar York trok. Ook Alcuïnus had buitengewoon veel met den jongeling op. Na 3½ jaar moest hij vluchten. Een Fries koopman had n.1. den zoon van een edelman in York verslagen en Alcuïnus vreesde voor weerwraak op de Friezen, ook op zijn Ludger. Hij zorgde voor een veilige terugkeer en zo kwam Ludger weer binnen Utrecht, beladen met een rijke boekenschat. De studie ging weer verder.
Abt Gregorius stierf in 775. Hij werd opgevolgd door bisschop Albricus en deze wijdde Ludger tot priester. Tegelijk belastte hij hem met de zorg voor de Christenen in Oostergo. Zo vestigde de prediker zich te Dokkum en zette het werk van Willibrord en Bonifatius voort. Alleen in de herfstmaanden vertoefde hij binnen Utrecht als docent. Ze wilden zijn onderwijs niet geheel missen.
Maar na enige jaren van arbeid moest hij vluchten voor de heidense Saksen. Hun aanvoerder, de bekende Wittuchint deed een inval, drong door tot Flie, kerken verbrandend en velen tot afval dwingend.
Eer de prediker vertrok maakt hij enige beschikkingen. Zo werd aan Bernlef opgedragen de leden te bezoeken en zo nodig de kinderen te dopen.
Daarna vertrok hij naar Rome, bezocht ook Monte Casino, het moederklooster der Benedictijnen, en kwam na 2½ jaar weer in het vaderland terug.
Toen legde Karel de Grote beslag op hem. Deze vorst had de bijzondere gave de juiste personen voor belangrijke posten te kunnen kiezen. Hij had Wittuchint onderworpen en nu kreeg Ludger opdracht, het zendingswerk in de Groninger gouwen op zich te nemen. 't Was daar alles heidens, maar Ludger wist ook daar de kerk te planten.
Op raad van Karel is hij zelfs op Helgoland geweest.
Op 60-jarige leeftijd zorgde de vorst er voor, dat hij bisschop van Munster werd.
Ook hij was een hard werker, handhaver van een strenge tucht.
Met zijn leerredenen bedoelde hij de vorming van geestelijken en leken beide.
In Munster stichtte hij, naar het model van York en Utrecht, ook een school.
Maar zijn eerste arbeidsveld kon hij maar niet vergeten. Daarom vond Karel het het beste, dat deel aan zijn kerkelijk gebied toe te voegen..
In 809 stierf hij.
Aardig is zijn kennismaking met den zoeven genoemden Bernlef. Deze woonde in Holwerd. Op winteravonden was hij bij de bewoners in de omtrek een zeer geziene gast, wanneer hij zijn liederen zong ter verheerlijking van „de grote daden der oude Friezen en hun koningen."
Maar hij was blind geworden. Juist in die tijd kwam Ludger in de buurt van Holwerd. Bernlefs vrouw vroeg den zendeling om hulp. Werkelijk wist deze den blinden zanger te genezen; — zijn omgeving dacht natuurlijk aan een wonder. Van nu af week Bernlef niet meer van zijn weldoener. Deze leerde hem de psalmen zingen en als toegewijd metgezel vergezelde hij den zendeling op diens reizen.
Hoe Ludger hem de zorg voor de achtergeblevenen opdroeg, vermeldden we reeds. Achttien kinderen doopte hij, van wie er slechts twee in leven bleven. Deze ontvingen later van Ludger het vormsel.
Bernlef was als jongeman ook ooggetuige van de moord op Bonifatius geweest. Hij werd niet moede deze vreselijke gebeurtenis met tranen in de ogen te verhalen.
Wij meenden onzen eersten Ned. geloofsprediker niet voorbij te mogen gaan.
Thans hebben wij nog kort te bezien hoe het oordeel moet zijn over de door hen verkondigde leer.
N.b. We zijn nog niet in 1500. De Roomse kerk in deze tijd is een andere dan die van de 16e eeuw en vervolgens.
In de vroeg-Middeleeuwen is het vooral Augustinus, die alles beheerst.
Mijn lezers zullen echter gemerkt hebben, dat het bergafwaarts gaat: de reliekenverering, de toenemende pauselijke macht enz. enz. De gepredikte leer was dan ook niet zuiver.
Vele geloofspredikers zijn in deze landen geweest; maar het behandelde drietal achten wij voor de typering voldoende.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1947
Daniel | 8 Pagina's
