JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

GEWIJDE GESCHIEDENIS N.T.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEWIJDE GESCHIEDENIS N.T.

Christus' intocht in Jeruzalem.

4 minuten leestijd

Matth. 21 : 1—11 — Mare. 11 : 1—10 Luc. 19 : 29—44 — Joh. 12 : 9—19

I. De voorbereiding tot die intocht. II. De intocht zelve. III. De ergernis der Farizeën. IV. De betekenis van die intocht.

Tegen het Paasfeest, het Pinksterfeest en het Loofhuttenfeest trokken de stammen Israëls op naar Sions Godgewijden top.

Toen de Heere Jezus Zijn intocht deed te Jeruzalem was het Paasfeest.

De stad was overbevolkt.

De overpriesters hadden een gebod gegeven, dat zo iemand wist waar Hij was, hij dit moest te kennen geven.

Naar alle waarschijnlijkheid zou Jezus ditmaal niet naar het feest komen.

Al spoedig werd het gerucht verbreid dat Jezus te Bethanië was, zeer dicht bij Jeruzalem.

Daar zouden zij Hem dus kunnen zien, alsook Lazarus die Hij uit de doden opgewekt had.

Velen gingen nu naar Bethanië.

De volgende dag trok een grote menigte, meest Galileërs, Hem tegemoet.

Gekomen van Bethanië en gaande naar Jeruzalem in de nabijheid van het vlek Bethfagé, gebiedt de Heere twee van Zijn discipelen naar dit vlek te gaan om er een rijdier te halen.

Geen paard, hetwelk de Romeinen gebruikten, maar een rijdier dat oudtijds door de koningen van Israël werd gebruikt, een ezelin.

Zij zullen daar een veulen vinden bij de moeder, een lastdier waarop nog nooit iemand gereden heeft. Wanneer iemand aanmerkingen zou maken hadden zij alleen maar te zeggen: de Heere heeft het van node.

De Heere toont hier Zijn Goddelijke Alwetendheid.

Dat ezelsveulen brengen ze mee en bij gebrek aan een zadel werpen de discipelen hun klederen over het dier.

Vooral de vurige Galileërs, waar Jezus zoveel wonderen heeft gedaan, 'kunnen zich niet langer bedwingen.

Terwijl zij zwaaien met palmtakken klinkt hun gejubel op: „Hosanna, gezegend is Hij, die komt in de Naam des Heeren, Hij, die is de Koning Israëls."

Die lofzang is ontleend aan Psalm 118 : 25—26 en wil zeggen: Heere, geef nu heil."

Jezus laat Zich die hulde welgevallen, maar als de stad Jeruzalem in 't zicht komt, begint Hij te wenen.

Hij weent echter niet, omdat Hij weet dat Zijn doodvonnis klaar ligt; niet omdat over enkele dagen de Hosanna's zullen veranderen in „kruis Hem, " maar omdat Hij denkt aan het lot van de stad des groten Konings.

Over veertig jaar zal de stad een puinhoop worden en haar schone tempel verwoest.

Jezus zag boven de jubelende, feestvierende menigte de donkere wolk van Gods ongenoegen over een afhoererend volk.

Zij begeerden een koning die het juk der R, omeinen zou afwerpen en hun nationale trots zou doen opzwellen

Een verlossing van de zonde begeerden ze niet. Voor een geestelijk koninkrijk hadden ze geen oog.

Als een klokhen die haar kiekens lokt en wil beschermen, hacl Hij Zijn vleugelen uitgebreid, maar zij hadden geweigerd zich tot God te bekeren.

De Farizeërs ergeren zich aan dat Hosannageroep en aan de huldiging door de schare.

Zij willen dat Jezus die hulde zal afwijzen.

Hij antwoordt: „Ik zeg ulieden, dat zo deze zwijgen de stenen haast spreken zullen."

Alles wat Christus gedaan heeft, heeft Hij gedaan naar een vast program.

Gedurig lezen we: opdat de Schrift vervuld worde.

De Schrift leerde duidelijk, dat Hij was een worm en geen Man, een verachte onder de mensen.

Daarom liet Hij Zich de smaad der mensen welgevallen.

Maar de Schrift leerde ook, dat Hij de hulde eens Konings moest ontvangen.

De profetie uit Zach. 9 : 9 gaat hier in vervulling.

Een ieder moest het kunnen zien dat Gods Woord de waarheid is, en dat Jezus de beloofde Messias was.

Niet een onbekende zou aan het kruis worden gehecht, maar Israël zou zijn eigen koning, de beloofde Messias uitwerpen.

Niet een onbekende zou over enkele dagen worden gedood, maar Een, wie door duizenden de eer van een Koning was toegekend.

Zij hebben de Heere der heerlijkheid aan het kruis gedood.

Op een lastdier gezeten is Hij de grote Lastdrager die Gods Raad zou vervullen en de Goddelijke opdracht zal uitvoeren om Sion door recht te verlossen en de geschonden deugden op te luisteren en te verheerlijken aan dat vreselijke kruis.

1. Hebben de discipelen het Hosannageroep verstaan ?

2. Met welke gedachten waren de Hosannaroepers vervuld ?

Bronnen: v. Andel. Sillevis Smit. DSchsel. Matthew Henry.

Ds A. DE BLOIS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1949

Daniel | 8 Pagina's

GEWIJDE GESCHIEDENIS N.T.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1949

Daniel | 8 Pagina's