Ben ik mijns broeders hoeder?
Pagina's voor haar
De Kaïnsgeest
Deze aangrijpende woorden kwamen eenmaal uit de mond van Kaïn. Het is een bekende geschiedenis, die ons verhaald wordt in Genesis 4. Kaïn was verbolgen tegen de Heere, omdat de Heere zijn offer niet aanzag en dat van zijn broeder Abel wel. En het ergste was, dat het niet bij een ontstoken aangezicht bleef, maar dat het tot de gruwelijke zonde van doodslag kwam. Zo vloeide het eerste bloed op de aardbodem na de zonde van de ouders van Kaïn en Abel, Adam en Eva, in het paradijs. Zij waren immers na hun begane zonde uit die schone lusthof verdreven en Adam vertegenwoordigde het ganse menselijke geslacht. Het waren zijn kinderen, die nu ook een verdorven wortel in zich hadden en dat kwam tot uiting in de zonde van de doodslag. Vreselijk zijn de gevolgen van de zonde. Allerlei boosheden, als haat, nijd, doodslag, liegen en bedriegen, komen uit ons verdorven hart voort. Eeuw na eeuw zijn er volken, personen, landen door oorlogsgeweld, verdrukking, terrorisme enzovoort omgekomen. Er heeft bloed gevloeid en de vreselijke uitroep van Kaïn: "Ben ik mijns broeders hoeder?", is na de begane eerste moord, nog talloze malen na moord en doodslag uitgeroepen.
'Ben ik mijns broeders hoeder?' is de Kaïnstaai die in de wereld gehoord wordt. Als Ik het maar heb en om mijn naaste, veraf of dichtbij, bekommer ik mij niet. De verdorven wortel wordt gevoed: "We kunnen het leed van de gehele wereld toch niet op ons nemen?", zo wordt er gezegd. Ja, dat is de taal van de wereld. En de taal van de kerkmens? Is die beter? Hoe is onze verhouding tot onze naaste?
De priester en de leviet
Door Gods algemene goedheid zijn er gelukkig ook in de wereld nog mensen, die zich het lot van hun medemens aantrekken. Wij noemen het vrijwilligerswerk in onder andere bejaarden- en rusthuizen, terwijl er ook voor de gehandicapte medemens veel wordt gedaan. Ook in de ziekenhuizen wordt getracht het lijden van de naaste zoveel mogelijk te verzachten. Helaas staat daar tegenover ook een andere zijde. Wij denken aan de hemeltergende zonden van abortus en euthanasie; de zonden stapelen zich op in een wegzinkend vaderland.
En hoe is het nu met ons? De wortel van de doodslag leeft in ons aller hart en het is nog groot, als we voor de uitbrekende zonde bewaard mogen blijven. Hoe is het in onze gezinnen? Leeft daar ook de Kaïnsgeest, al is het dat wij met onze gezinnen, zondags en wellicht ook in de week, trouw onze plaats in de kerk bezetten? Iedere zondagmorgen wordt ons de heilige Wet des Heeren voorgehouden, waarin het klinkt: Gij zult niet, gij zult niet... gij zult niet doodslaan! Dat persoonlijke 'gij'...! Wat hebben wij dan toch met een lankmoedige en verdraagzame God te doen.
In de Heidelbergse Catechismus lezen wij in Zondag 44, vraag en antwoord 115 Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan? Het antwoord luidt: Eerstelijk, opdat wij ons leven lang, onzen zondigen aard langer hoe meer leren kennen en des te begeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken.
Daar staat Zondag 44 in het teken van de dankbaarheid. Gods kinderen mogen door genade die dankbaarheid leren beoefenen in dit leven. Maar voor ieder van ons blijft de eis des Heeren klinken: "Gij zult niet doodslaan". De priester en de leviet leven van nature in ons aller hart. De barmhartige Samaritaan is een voorbeeld voor ons allen, zoals deze gelijkenis door de Heere Jezus ons is voorgehouden.
De barmhartige Samaritaan
Wij mochten horen van bewezen barmhartigheid toen in verschillende delen van ons land de veeziekte mond- en klauwzeer (mkz) uitbrak. Bij betrokkenen was de onrust op de gezichten af te lezen. Elke dag werd telefonisch contact gezocht, om naar de welstand van mens en dier te informeren. Boerderij na boerderij in de omgeving moest worden geruimd. Honderden stuks vee werd afgemaakt en niemand mocht het erf betreden. De familie leefde op afstand mee, evenals vele anderen. Soms voelde men het meeleven al, als buitenstaanders naar de droeve verhalen luisterden, maar groter was het, als ook in het gebed de noden en zorgen aan de Heere bekend gemaakt werden.
Er was ook een dragen van elkanders lasten onder de veehouders onderling. Na zekere tijd werd ook een bepaalde veehouderij door ontruiming getroffen, terwijl enkele honderden meters verderop de stal niet geruimd behoefde te worden. Diepe verslagenheid heerste in het gezin van de getroffen boer. Maar ook de familie van veraf leefde mee. Als één lid lijdt, lijden immers alle leden! Men ging met elkaar om de tafel zitten om te zien hoe en op welke wijze ze iets voor hun getroffen familieleden konden doen. Deze waren immers zonder inkomen geraakt, terwijl er toch de directe levensbehoeften nodig waren. Het getroffen gezin beleefde alles als een bange, donkere nacht. Maar ook mag vermeld worden van de lichtstralen, die in deze nacht hun troost verspreidden.
Groot werd het medeleven ervaren, toen zakken waspoeder bij de deur werden afgezet. Op een andere keer werd een volle mand met levensmiddelen afgegeven. Veel bemoedigingen kwamen soms van geheel onbekenden; per post werden gedichten, passend op hun omstandigheden, ontvangen. Het was een emotionele ervaring, terwijl vader geen werk kon doen, moeder geheel uit haar evenwicht was en de kinderen niet naar school konden, dat anderen aan hen dachten. Dat meeleven was voor het getroffen gezin een wonder. Het sprak hen bijzonder aan: er werd meegeleden, meegebeden, meegezucht. Gelukkig mocht na enige tijd de familie weer op de boerderij komen en konden ook de kerkdiensten weer worden bezocht. Het was heel bijzonder om als gezin weer te mogen opgaan naar Gods huis. Er werd gecollecteerd voor de getroffen gezinnen. Wat was het medeleven ook daarin groot! Nadat de stallen gereinigd waren, mocht een nieuwe veestapel worden ontvangen. Er was weer blijdschap, al moesten zowel de mensen als de dieren aan elkander wennen, omdat er uit vier stallen dieren bijeengebracht werden. Nooit zullen deze getroffen boeren de dag vergeten, waarop zij hun dieren moesten afstaan, maar ook nimmer zal het grote medeleven in die tijd door hen worden vergeten.
'Ben ik mijns broeders hoeder?' Gelukkig die mens, die als schuldenaar voor de Heere mag bukken. Dat daarom ook deze wegen van druk door de Heere zouden mogen worden gebruikt om tot de Heere te mogen vluchten, benodigend dat bloed, dat betere dingen spreekt dan het bloed van Abel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 2002
Daniel | 31 Pagina's
