JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

MOTIEF EN VERANTWOORDING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MOTIEF EN VERANTWOORDING

12 minuten leestijd

Help onze jongeren

Deze drie woorden bent u misschien (of beter: hopenlijk) in de achterliggende weken al enkele keren tegengekomen. U zult ze in de komende maanden regelmatig afgedrukt zien in o.a. ons jeugdblad Daniël. Deze woorden („Help onze jongeren") zijn het motto van de aktie, waarvoor de +16 jeugdverenigingen en de —16 jeugdclubs zich in de eerste maanden van dit jaar D.V. zullen inzetten. Een aktie waarbij het erom gaat dat er gelden bijeengebracht worden die als. startkapitaal kunnen dienen voor een vanuit onze gemeenten te starten hulpverlening aan jongeren. Voor de manier waarop deze aktie gevoerd zal worden wil ik verwijzen naar de mededelingen in het eerste' nummer van Daniël van 1979, én naar het informatiemateriaal dat vanuit het bondscentrum aan de verenigingen is gestuurd. In dit artikel wil ik meer ingaan op de motieven waarom déze aktie wordt gehouden en waarom deze aktie op een bepaalde manier is voorbereid.

Iedere twee jaar een aktie

In 1974 is door de Jeugdbond de aktie „Onze verre naaste" gevoerd. De sekties voor het beneden-en bovenzestienjarigenwerk hadden toen ieder een eigen aktiedoel: —16 werkte voor Landikma op Irian Jaya, +16 voor ons zendingswerk in Z.-Afrika. In dat jaar heeft het bondsbestuur van de Jeugdbond besloten dat voortaan door beide sekties iedere twee jaar een aktie gevoerd zou worden voor een gezamenlijk aktiedoel. Zo is dan in 1976 de aktie „Zending in Nederland" gevoerd, die ertoe heeft mogen bijdragen dat de evangelisatiepost in Leeuwarden is gesticht. Volgens „schema" zou er ook in het verenigingsseizoen 1978/79 weer een aktie gevoerd worden. Besprekingen over het doel van de te voeren aktie zijn al gestart in het voorjaar van 1978. Diverse voorstellen lagen ter tafel, onder andere ook ten bate van projekten in de derde wereld waaraan vanuit onze gemeenten en nauw-verwante kerken en groeperingen financiële steun wordt verleend. Gelet op het geheel van ons kerkelijk leven hebben we, hoe sympathiek we ook staan tegenover deze derde-wereld-pro jekten, er deze keer de voorkeur aan gegeven een aktie te voeren voor jongeren van onze gemeenten. Om het juister te zeggen: voor jongeren die in probleemsituaties zijn gekomen en die dringend hulp nodig hebben.

Ook onder onze jongeren is nood

„Waarom een aktie voor deze jongeren? " „Zijn er in onze kerk dan zulke jongeren? "

Dit zijn vragen die bij jou (U) misschien naar boven komen als je (U) dit leest. Ik wil proberen dit te verduidelijken. Aan de ene kant zo reëel mogelijk, maar aan de andere kant ook zo dat je (U) gaat zien dat deze jongeren — helaas — ook binnen onze gemeenten gevonden worden. Jongeren in probleem-

situaties. Welke jongens en meisjes heb ik daarbij op het oog? Laten we deze groep maar direkt in tweeën splitsen, n.1. in een gedeelte dat zich bewust is dat ze in nood verkeren, én in een gedeelte waarvan anderen (ouders, kerkeraden) van mening zijn dat de jongere in een probleemsituatie is gekomen. Met het neerschrijven van déze indeling in twee groepen realiseer ik me dat hier een gevaar in zit, n.1. dat we mensen in vakjes indelen, zo van „die hoort hier en die daarbij enz.". Laten we daarvoor waken. Als je dat doet ga je je zo snel beter voelen dan die anderen. Laten we beseffen dat het gaat om mensen: mensen die door God geschapen zijn, geschapen voor een eeuwigheid. We moeten ons er steeds weer bewust van zijn dat de hulpverlening aan deze jongeren in dit perspectief moet plaatsvinden. Dat het eeuwig welzijn van deze jongeren ons ter harte mag en moet gaan.

Randkerkelijke jongeren

Er zijn jongeren, die zelf helemaal niet vinden dat ze in probleemsituaties verkeren. Anderen (ouders, ambtsdragers) zijn echter een andere mening toegedaan. Ik bedoel hier de groep van randkerkelijke jongeren. In het maatschappelijke en sociale leven behoeven er geen problemen te zijn. Kerkelijk staan deze jongeren echter aan de rand. Het zijn doopleden waarvoor de kerk nagenoeg heeft afgedaan. Naar de kerk gaan ze hoogst zelden, en dan nog slechts na heel veel aandringen door de ouders. Op de catechisatie of de vereniging zie je ze helemaal niet. Nog één stap, en ze keren de eigen kerk en „alles wat daarmee te maken heeft" geheel de rug toe. In zekere zin verbreken ze bewust de band' met de kerk, zonder zich bewust te zijn wat ze daarmee eigenlijk doen. Dat is nu juist het probleem.

Deze jongeren bestaan voor de gemeente vaak alleen nog maar in het kaartsysteem van de scriba. Totdat, ja, totdat de kerkeraad na vele vergeefse pogingen tot een gesprek zich genoodzaakt ziet deze doopleden tegen dertigjarige leeftijd als lid af te voeren. En dat met groot leedwezen. En, met de klemmende vraag voor iedere ambtsdrager of er wel gedaan is wat gedaan kon worden om deze jongeren te behouden bij het Woord van God. Ik wil er althans van uit gaan dat al die jongeren, die met de jaren (of soms veel sneller? ) opschuiven naar de rand van de gemeente, bijzondere aandacht krijgen in de pastorale bearbeiding door predikant en ouderlingen. De grote vraag is echter ook: , - , Hoe moeten we deze jonge leden van de kerk tegemoet treden? "

Hoeveel oudèrs worstelen ook niet met deze vraag als ze zien dat hun kinderen een weg inslaan, waarvan de Bijbel zegt dat deze uitloopt op een eeuwige ondergang? Even een vraag aan jou: „Wat doe jij als je ziet dat leeftijdsgenoten — vroegere vrienden — van de kerk vervreemden? " Ook hier geldt: „Bid en werk".

Om de omvang van deze problematiek van de randkerkelijke jeugd te schetsen enkele getallen (en even zovele zielen geschapen voor een eeuwigheid): in 1976 en 1977 verlieten per jaar ± 600 doopleden onze kerk. Hiervan hebben naar schatting ongeveer 100 jongeren zich niet bij een ander kerkverband aangesloten. Grote vraagtekens kunnen ook geplaatst worden als het gaat over het „geestelijk klimaat" waarin een aanzienlijk deel van de jongeren is terechtgekomen, dat overging naar een ander kerkverband. Vergelijk zelf maar eens hoe groot het aantal jongeren is dat onze kerk verlaat ten opzichte van het aantal kinderen dat per jaar wordt gedoopt.

Jongeren in nood

Behalve de randkerkelijke jongeren, die op een gegeven moment de band met de kerk verbreken, zijn er jongeren die zelf ervaren dat ze in de problemen zijn gekomen. Soms behoren ze tot beide groepen (zo zie je maar weer dat het heel moeilijk is om mensen in te delen). Ze verkeren in noodsituaties, waarvoor ze zelf geen uitzicht meer zien. Ze hebben dus hulp nodig.

Er zijn talloze probleemsituaties te noemen. Het is onmogelijk om volledig te zijn. Er is in het kader van de aktie een heel boek over geschreven, getiteld „Jeugd in nood". Toch wil ik hier kort enkele voorbeeld noemen. Ik hoorde van een meisje dat „na een avondje uit" in verwachting raakte van een gastarbeider en door haar ouders en familie op straat werd gezet. Ik denk aan jongeren die op kamers wonen en de eenzaamheid niet kunnen verdragen. Als gevolg daarvan hebben ze zich overgegeven aan dé alkohol of de drugs. Verder kun je denken aan jongeren, die door diefstal in aanraking kwamen met

de politie en die daardoor werkeloos zijn geworden. Ik denk met name ook aan jongeren die het slachtoffer zijn geworden van verstoorde huwelijksrelaties, echtscheidingen e.d. Met dit laatste duid ik op „gevallen" (wat een naar woord eigenlijk) waar de oorzaak ligt in de omgeving van de jongere, b.v. de huiselijke omstandigheden. In dit verband wil ik ook nog noemen konflikten tussen ouders en kinderen als gevolg van tegenvallende schoolprestaties. Dan gaat het mij niet om slechte cijfers als: gevolg van een verwaarlozing van de door God ; gegeven talenten. Nee, dan doel ik op kinderen die van hun ouders altijd maar hoger moeten, altijd maar beter, tot ver boven de grens van de verstandelijke vermogens van het kind.

Kinderen, waarvan op school door de schoolleiding wordt gezegd: „Wat zielig voor de jongen / het meisje". Ouders, U begrijpt toch wel wat ik bedoel?

De noodzaak van hulpverlening aangetoond

Hetgeen ik hierboven heb geschreven komt ook binnen de kring van onze gemeenten voor. Vergist U zich wat dat betreft niet. Misschien niet in die mate als in andere kringen, maar dan toch wel zo frequent dat ons als bondsbestuur de noodzaak van een stuk hulpverlening duidelijk is geworden. U vraagt misschien: „Waaruit blijkt dan deze noodzaak? " Ik wil dan allereerst wijzen op de reeds eerder genoemde cijfers. Verder denk ik aan de volgende feiten:

— Enkele jaren terug is een kommissie vanuit het Deputaatschap Jeugdzorg, het Deputaatschap Gezins-en Bejaardenzorg en de Jeugdbond werkzaam geweest op het terrein van de gezins-en jongerenproblematiek. Een in het leven geroepen team van vrijwilligers kreeg zoveel aanvragen te verwerken dat de één na de ander zich heeft moeten terugtrekken. Het gevolg hiervan is geweest dat genoemde kommissie heeft opgehouden te bestaan. De noodzaak voor hulpverlening was echter duidelijk aangetoond.

— Bij het bureau van dé vereniging „Gehandicaptenzorg" van onze gemeenten komen zeer regelmatig aanvragen binnen om hulp, die eigenlijk liggen op het terrein waarop het zojuist genoemde team van vrijwilligers werkzaam was.

— Ook een op het eiland Walcheren aktieve telefonische hulpdienst wordt regelmatig geconfronteerd met jongeren in nood.

— Tenslotte komen we ook binnen de Jeugdbond zelf herhaaldelijk in aanraking met jongeren in probleemsituaties. Onze jeugdwerkadviseurs worden regelmatig opgebeld door kerkeraadsleden, ouderen en jongeren zelf, waarbij dan vragen naar voren komen die grote problemen en nood verraden.

Om welke aantallen het precies gaat is voor ons van iets minder belang. Er .ligt hier een terrein braak, zeker als we ook denken aan een stuk „preventieve zorg" die erop gericht is om de problemen al in een heel vroeg stadium te herkennen en reeds dan te „behandelen". Op grond van de genoemde gegevens heeft het bondsbestuur in mei 1978 aan een kommissie, bestaande uit Ds. A. Elshout, Dhr. J. H. Mauritz en ondergetekende, opdracht gegeven nader te onderzoeken hoe vanuit de Jeugdbond door middel van een aktie bijgedragen zou kunnen worden aan de hulpverlening onder onze eigen jongeren. Deze kommissie heeft zich toen eerst afgevraagd (en ook onderzocht) of er binnen onze gemeenten of binnen de „rechterflank van de Gereformeerde Gezindte" een organisatie werkzaam is op dit terrein, waarvoor dan een aktie gevoerd zou kunnen worden.

Dit bleek niet het geval. Uit de gevoerde besprekingen kwam naar voren dat bestaande organisaties of comité's op dit moment geen konkreet aktiedoel konden aanwijzen.

Waarom eigen hulpverlening?

Gedurende de zomermaanden is toen vervolgens de mogelijkheid onderzocht voor een te starten hulpverlening voor de jongeren van onze gemeenten. Bij deze overwegingen heeft een rol gespeeld dat in andere kerkelijke groeperingen wel. een „jeugdconsulent" werkzaam is, die bemiddelend en adviserend optreedt inzake jongeren in probleemsituaties. Daar kwam bij dat het deputaatschap voor de Berenbos ons via het Deputaatschap Jeugdzorg liet weten dat voor het voormalige kindertehuis een nieuwe bestemming wordt gezocht. We hebben toen (zij het zeer globaal) nagegaan of de Berenbos in

principe geschikt zou zijn om te fungeren als opvangcentrum voor jongeren. Tijdens een gecombineerde vergadering in september 1978 hebben Deputaten Jeugdzorg en het Bondsbestuur zich beiden akkoord verklaard met het volgende plan:

Een in het leven te roepen Stichting krijgt ten doel de hulpverlening aan jongeren in nood nader te konkretiseren. Globaal zal het bij deze hulpverlening gaan om het aanstellen van een landelijke jeugdconsulent en het stichten van een landelijk opvangcentrum. Betreffende dit opvangcentrum is direkt gesteld dat hiertoe pas wordt overgegaan als de noodzaak hiervoor is aangetoond. Wel is er, alvorens deze zaak over te dragen aan het bestuur van een Stichting (in oprichting), overleg, geweest met Deputaten en bestuur van de Berenbos, hetgeen erin heeft geresulteerd dat dit pand vanaf medio 1979 tot aan de komende Generale Synode in september 1980 beschikbaar is om als opvangcentrum gebruikt te worden.

Daar het verlenen van hulp door ons gezien wordt als een verlengstuk, van de pastorale bearbeiding van jongeren wordt dit werk in eerste instantie geheel opgezet vanuit de Gereformeerde Gemeenten. Met nadruk moet hier gesteld worden dat de hulpverlening niet in de plaats van de ambtelijke bearbeiding mag komen. Integendeel, de Stichting hoopt de kerkeraden terzijde te kunnen staan in hun moeilijke taak, en waar nodig, van adviezen te kunnen voorzien. Verder kunnen er situaties zijn waar de plaatselijke kerkeraad geen wegen meer ziet. Hopenlijk kan er dan vanuit de Stichting nog hulp geboden worden. Ten aanzien van de kerkelijke gebondenheid van het werk is er een parallel, met de Vereniging „Gehandicaptenzorg uitgaande van de Ger. Gem.". Gezien de nood willen we zo spoedig mogelijk starten. Daarbij hopen we dat de gemeenten (kerkeraden/diakoniën) het Stichtingsbestuur de financiële middelen willen verschaffen om een jeugdconsulent aan te trekken.

Dit wordt gezien als een eerste stap. Het stichten van een opvangcentrum is naar de mening van het Stichtingsbestuur een punt dat eerst in een tweede fase aan de orde kan komen.

Voor het exploiteren van een landelijk opvangcentrum komt heel wat kijken. Voordat het zover is zal er door het Stichtingsbestuur nog heel wat doordacht en overlegd moeten worden. In welke richting één en ander zich za, l ontwikkelen is nog niet te zeggen. Gelukkig is er voorlopig een pand beschikbaar dat als opvangcentrum gebruikt kan worden.

Slot

Ik wil deze bijdrage niet besluiten met een dringende oproep om de aktie van de Jeugdbond van harte te steunen (de noodzaak daarvan ziet U hopenlijk met mij in), maar met een dringende oproep om onze jongeren in het gebed aan de Heere op te dragen. Bidden of de Heere onze jongeren wil bewaren bij het Woord, dat wijs kan maken tot zaligheid. Bidden of de Heere die jongeren, die dreigen los te raken van de kerk of daarmee' reeds gebroken hebben, terug wil brengen tot Hem. Bidden of Hij al die andere jongeren, die zo boordevol met problemen zitten Zijn genadige nabijheid wil doen ervaren.

Bidden of God Zijn Gemeente wil bouwen uit het zaad van onze gemeenten, opdat zo de belofte vervuld worde: „Het zaad zal Hem dienen; het zal den Heere aangeschreven worden tot in geslachten".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1979

Daniel | 24 Pagina's

MOTIEF EN VERANTWOORDING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1979

Daniel | 24 Pagina's