HET ZWAARD VAN DE HONGER
Het volgende gedicht geeft een vertolking van de levensinstelling van een gevangene die honger lijdt.
Tegen het voederuur kwamen wij als gevieren Dicht bij het luikje, de ogen werden groot. Wij worden door de honger weer als dieren En loeren naar elkanders soep en brood.
Achter de andre deuren staan de andren Wier trekken óók van dag tot dag verandren, En zijn als wij op voedsel fel belust.
Sommigen zingen door de zondag psalmen, Ik denk aan bloemen en aan korenhalmen, En trek de knieën op en ga terust.
In zulke omstandigheden psalmen zingen kan alleen een vrucht zijn van vrije genade.
In gevangenschap kan tot eer van God gezongen worden en dat geeft vrucht: de bekering, zoals bij de cipier in de gevangenis van Filippi (Hand. 16).
Dat gebeurt nu nog.
Maar aan de andere kant zijn het medemensen, die op onze weg geplaatst worden via de bij ons bekende hulpverleningsorganisaties.
En als uit het geloof hulp verleend mag worden, zal op de Grote Dag (en dat tot verwondering) klinken: e hebt dat aan je medebroeder mogen doen, maar ook eigenlijk aan Mij (Matth. 25 : 40).
Tot verwondering? Ja!
Een kind. van God draagt als; het goed is de lamp van de goede werken op zijn of haar rug.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1980
Daniel | 28 Pagina's
