Een wijze vrouw
Pagina's voor haar
Twee regiodagen zijn achter de rug, als ik dit schrijf. In 's-Gravenpolder luisterden we naar ds. J. Schipper, in Zoetermeer naar ds. A.J. Gunst. Beiden spraken over 'De erfenis der vaderen afgenomen'. In de volgende Daniël hoop ik daarvan verslag te doen. Ditmaal leest u over het verloop van beide dagen.
Het is nog voor half tien, als de eerste dames arriveren. Sommige bondsbestuursleden hebben dan echter al heel wat werk verzet. De tafel van het lectuurfonds ligt al vol met keurige stapels brochures en ook het 'zilverwerk' is uitgestald.
Het bestuur en de leden van de vrouwenverenigingen van 's-Gravenpolder, Zoetermeer en Rijssen hebben hun handen vol om de mensen te ontvangen, van koffie of thee te voorzien, een programma aan te bieden en dergelijke.
Om tien uur opent ds. C.A. van Dieren in 's-Gravenpolder de regiodag. Naar aanleiding van 2 Samuël 20, de verzen 14 tot en met 22, spreekt de dominee over "een wijze vrouw". Hieronder vindt u daarvan een verslag. De heer B.J. Nieuwenhuize uit Breda (deputaat landelijke bonden) opent de regiodag in Zoetermeer. Hij leest Psalm 16. Na het gebed houdt de heer Nieuwenhuize zijn openingswoord over het zesde vers: "De snoeren zijn mij in lieflijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij geworden". Na de meditatie volgt de samenzang met collecte. Van die collecte moeten alle kosten worden betaald, zoals koffie, thee, kroket of soep, sprekers, programma en dergelijke. Dan is het tijd voor het referaat: "De erfenis der vaderen afgenomen", waar ingespannen naar geluisterd wordt. Tussen de middag is er volop gelegenheid om te eten, te genieten van het warme hapje en het aanknopen van een gesprek. Ook wordt de tijd benut om de diverse brochures van het lectuurfonds te bekijken en te kopen. In de middagvergadering luisteren we naar een gedicht van ds. Meeuse: "Er staat nog koren op het land". Daarna volgt de vragenbeantwoording.
Na de sluiting is er voor de liefhebbers nog een kopje koffie of thee en dan gaat ieder haars weegs. Velen hebben de regiodag als fijn en leerzaam ervaren.
Een wijze vrouw
Ds. C.A. van Dieren spreekt in zijn openingsmeditatie over 2 Samuël 20: 14-22. Het gaat in dat gedeelte van Gods Woord over een wijze vrouw. Zij woont in Abel-Beth-Máächa, een plaats aan de noordgrens van Israël. David heeft, als deze geschiedenis zich afspeelt, zijn zoon Absalom verslagen en belegert nu dat stadje in Noord-Israël. Een oproerling, Seba, zoon van Bichri, heeft namelijk daarin zijn toevlucht gezocht. Hij had geprobeerd om zijn goddeloos voordeel te halen uit de twist tussen David en Absalom. Hij had het volk opgeroepen om in opstand te komen en tienduizend mannen kozen inderdaad voor hem. Toch was de opstand niet gelukt en daarom was hij gevlucht. Nu had Abel-Beth-Máächa de poorten geopend voor Seba en Joab was dan ook met een leger gekomen om de hele stad te verderven. Abel-Beth-Máächa was in die tijd een bekende stad, een moeder in Israël, zoals staat in het 19e vers. Er waren wijze mannen, die allerlei vragen en problemen konden oplossen. Naar hun raad werd altijd geluisterd, zodat men in die tijd zelfs als spreekwoord had: Zij zullen zonder twijfel te Abel vragen" (vers 18). Al die wijzen hadden nu echter een gesloten mond. Zij zagen geen uitkomst en het scheen een verloren zaak voor de stad te zijn. Schuldig waren zij, want zij hadden de poorten voor Seba geopend. Joab en zijn leger hadden al een aarden wal opgeworpen om de muur af te breken en iedereen om te brengen.
Maar dan komt er uitkomst. Een wijze vrouw klimt op de muur en roept: "Hoort, hoort!" Daarin klinkt grote nood. Die vrouw wil met Joab onderhandelen om vrede te bewerkstelligen. En Joab hoort. Hij geeft de oorzaak van het beleg aan en stelt voorwaarden om tot vrede te komen. Seba's leven zal de vrijheid van de stad bewerken. De vrouw gaat naar al het volk, weet hen te bewegen om in te gaan op Joabs voorwaarden en Seba wordt gedood. Dan blaast Joab de bazuin, het leger trekt weg en de inwoners van Abel-Beth-Máächa mogen in vrede verder leven.
Wat een voorrecht is het, als er in het natuurlijk leven en in het leven der genade zulke wijze vrouwen gevonden mogen worden. Dat is geen wijsheid waar de wereld naar vraagt. Het wordt ook niet gevonden bij vrouwen die zichzelf 'wijs' achten. Deze wijsheid komt bij God vandaan. Het is de Heere, Die aan dwazen de gave der wijsheid geven wil. Van onszelf zijn we gemakkelijker ertoe bereid om twist en tweedracht te veroorzaken, dan om de vrede te zoeken. Dat eist verloochening van onszelf. Dan moeten we - net als de wijze vrouw uit 2 Samuël 20 - in de bres, in de vuurlinie staan en ons voor de goede zaak overhebben.
We zien in deze geschiedenis, dat niet de wijze mannen, maar een naamloze vrouw, als middel dat niemand had gedacht, wordt gebruikt om de stad te redden. Matthew Henry zegt hierbij: "Al is de man ook het hoofd, dan volgt daar nog niet uit dat hij het monopolie heeft van de hersenen".
Een andere les die we kunnen leren uit deze geschiedenis is de stad Abel-Beth-Máächa zelf. Daarin is het beeld te zien van ons aller hart. Sinds de val in het paradijs is dat een open stad met geschonden wijsheid. Adam en Eva waren naar het beeld van God geschapen; ze heersten met goddelijke wijsheid over de schepping. Maar toen kwam de rebel Seba uit de hel. Moed- en vrijwillig werd hij binnengehaald en sloot de mens de poorten voor God.
Die meerdere David zendt echter Zijn knechten uit om de stad te belegeren. De Heere heeft veel middelen om mensen in zielsbenauwdheid te brengen, zoals de prediking, een openingsmeditatie, het lezen van Zijn Woord. Door de bediening van de Heilige Geest snijdt Hij al hun vluchtwegen af. Dan krijgen zij de dood voor ogen. Dan worden ze teruggeleid naar de oorzaak van hun ellende, want ze hebben zélf de poort geopend voor die rebel, voor Seba. Het is een wonder van God dat Hij aan zulke ellendigen nog wil laten horen: "Wendt u naar Mij toe en wordt behouden...".
In de stad Abel-Beth-Máächa wisten de wijzen het niet meer. Hun mond ging dicht. Ook de mens in zijn zielsbenauwdheid weet niet meer, hoe hij met God verzoend moet worden. Hoewel hij die boodschap gehoord heeft en erin opgevoed is, is hij in de beleving alles kwijt. Er is geen mogelijkheid om zich te verdedigen, de strijd is ten einde en het is verloren. Maar dan klimt in Abel-Beth-Máächa die vrouw op de muur en ze roept: "Hoort, hoort!" Dat is geen lang verhaal. Het is het tollenaarsgebed: "O God, wees mij, arme zondaar, genadig!" Wilt U mij onderrichten, hoe er vrede te verkrijgen is. Ik zal mijn Rechter om genade bidden. Dan kruipt zo'n doodschuldige naar de troon der genade. Hij wil liever als een bedelaar sterven aan Gods voeten, dan langer opgehouden te worden in de stad.
Het tijdgeloof ziet redenen voor behoudenis, maar de belegerden worden vernederd, worden pasklaar gemaakt. Zij hebben geen pleitredenen meer. Waren ze vroeger wijs, nu zijn ze dwaas. Zij zuchten onder het juk van Seba. Maar dan het wonder. Joab zegt: "Ik hoor" (vers 17). Dat korte gebed van de tollenaar wordt in de hemel vernomen. En dan mag die vrouw haar nood neerleggen voor de Heere.
In Abel-Beth-Máächa wordt de oorzaak bekend: Seba is in de stad. En de Heere maakt ook bekend wat de weg is tot de vrede. Zo gaat de vrouw de stad inwinnen voor de wijsheid Gods. Zodra Seba sterft, wordt het beleg opgeheven.
Wat is de oorzaak van de ellende, waarin stad mensenziel zich bevindt? Wie is de grootste vijand? Dat is dat ellendige 'ik'. Die moet gedood worden. Een mens moet zichzelf afvallen en God toevallen. Er kan geen vrede zijn met behoud van zichzelf! Door de werking van de Geest gaat het hoofd op het blok, verliest de mens zichzelf.
En dan blaast Joab de bazuin van de vrede. Hij mag aan David bekend maken, dat de stad het verloren heeft om behouden te worden, om vrede te verkrijgen. Die vrede is er alleen in Christus. Hij gaf Zich over in het oordeel. Hij, de Onschuldige, leed en stierf voor strafwaardige rebellen en doodslagers. Met de misdadigers is Hij gerekend. Voor Christus werd de poort van de hemel gesloten, maar door Zijn betaling is die poort nu door de Rechter geopend. Wat een eeuwig wonder!
Dat wij allen zulke hemelse wijsheid zouden mogen ontvangen. Dat geldt niet alleen voor de natuur, maar ook in de genade. Dat we persoonlijk zouden leren - ook tot onderwijs aan anderen - tot die vredesonderhandelingen te komen met Hem Die zegt: "Och, of gij ook heden bekendet, wat tot uw zaligheid is dienende".
Na de meditatie zongen we Psalm 25: 4 en 10.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 2000
Daniel | 34 Pagina's
