Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen
„Want Christus heeft ook eens voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig vo de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen... "(1 Petrus 3:18
De „verstrooide vreemdelingen", aan wie Petrus zijn eerste zendbrief schrijft, hadden het moeilijk. Zij moesten vaak lijden. Dat lijden bestond in uitgescholden worden, belasterd, beschimpt en bespot of nog erger. In elk hoofdstuk van deze brief wordt dat duidelijk. Zij waren het met dat lijden niet altijd zo eens. Het viel ook niet mee. want zij leden meestal ten onrechte, onschuldig. Wie valt het gemakkelijk, onschuldig belasterd te worden? Niemand toch?
Om zijn lezers in hun moeilijke omstandigheden te bemoedigen, gaat Petrus hen nu wijzen op Een, Die oók geleden heeft, maar Wiens lijden op geen enkele wijze met het onze te vergelijken is. „Christus heeft ook eens voor de zonde geleden..." In deze woorden kunnen wij op verschillende dingen letten. Christus heeft geleden! Wat wil dat zeggen? Wij zouden het nooit beter kunnen zeggen dan met de woorden van de Heidelbergse Catechismus in Zondag 15, waar het „woordeken geleden" zó wordt uitgelegd, dat Christus „aan lichaam en ziel, de ganse tijd Zijns levens op de aarde, maar inzonderheid aan het einde Zijns levens, de toorn Gods tegen de zonde van het ganse menselijke geslacht gedragen heeft". Dat maakt, dat Zijn lijden op geen enkele wijze met dat van Zijn kinderen of zelfs van martelaren te vergelijken is. Hij droeg de toorn Gods! Wie van die heilige toorn in Zijn leven iets ervaren heeft, zal iets gaan verstaan, al is het op een „steenworp afstand" van het lijden van de Middelaar. Nog iets: Christus heeft eens geleden! Petrus wil als het ware zeggen: Hij lijdt nu niet meer. Zijn lijden is volbracht. Er behoeft van 's mensenzijde niets meer tot de zaligheid te worden toegedaan. Eens! Wat kan er toch een diepte liggen in één enkel woord in de Schrift.
En waaróm heeft Christus geleden? Ook dat zegt Petrus. Voor de zonden! Oorspronkelijk staat er: omwille van de zonden, vanwege de zonden. Zó verschrikkelijk is de zonde, zó God-onterend, zó beledigend voor al Gods deugden, dat eer de Heere die zonde ongestraft liet, Hij ze gestraft heeft aan Zijn eigen Zoon. Laten wij toch nooit menen dat God de zonde door de vingers ziet. Laten wij ook niet menen dat Hij de zonde vergeeft als Hij ziet dat wij er berouw over hebben of als Hij onze tranen ziet. Nee, Hij kan de zonde alleen vergeven op grond van de volkomen borggerechtigheid van Zijn Zoon.
Hoe heeft Christus geleden? Ook dat zegt Petrus. Wonderlijk toch! Is dit diezelfde Petrus, die zich zo geërgerd had aan Christus' lijden, dat hij de Heere tot zich geroepen had en Hem had vermaand: Wees U genadig, dit zal U geenszins geschieden? Ja, het is dezelfde man, maar hij staat nu achter het Paaswonder en achter het Pinksterfeest. De Heere heeft door Zijn Geest zijn ogen geopend voor de noodzaak van Christus' lijden. Nu kan hij er zich alleen maar over verwonderen: Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen! Hij rechtvaardig: dat is uitgesproken door Pilatus (wel vijfmaal), door Pilatus' vrouw, door Judas, door de hoofdman over honderd, door de moordenaar aan het kruis.... Voor de onrechtvaardigen: dat wordt de belijdenis van al Gods kinderen. Meer wil Petrus hier van zichzelf niet zeggen. Hij, verkoren kind, geroepen knecht, wil wel met zijn bloed onderschrijven dat hij in zichzelf een onrechtvaardige is en blijft. Leerden wij dit al onderschrijven?
Waartoe heeft Christus geleden? 't Staat er zo eenvoudig: opdat Hij ons tot God zou brengen. Was dat niet het doel van heel Zijn borgwerk, dat Hij een diepgevallen volk weer zou terugbrengen in de gemeenschap van een heilig God? Hij brengt Zijn volk thuis. Daartoe scheurde bij Zijn sterven het scheidingmakende voorhangsel. Daartoe voer Hij ten hemel, opdat Hij Zijn Kerk tot God zou brengen. Dat is ook bij tijden het uitzien van al Gods kinderen. Het gaat niet om de hemel, het gaat niet om het ontlopen van de straf, het gaat ten diepste zelfs niet om de vergeving van de zonden: het gaat Gods Kerk om Gód. Hun arme, dorstende, van heimwee vervulde hart zal pas rust hebben, als het tot God zal zijn teruggebracht. En dat zal Christus nu met Zijn keurlingen doen. Hij wijst niet slechts de weg, Hij leidt niet maar een eindweegs op die weg, maar Hij brengt Zijn volk thuis!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1986
Daniel | 32 Pagina's