DE VRUCHTEN VAN DE UITVERKIEZING
Kan een mens weten of hij is? Ja, dat is mogelijk. uitverkoren
Echter niet door de verborgenheden en diepten Gods curieuselijk (= nieuwsgierig) te doorzoeken (Dordtse Leerregels, Hfdst. I, artikel 12).
Het past ons dan ook niet om te trachten een voorbarige blik te werpen in het Boek des Levens. De verborgen dingen zijn voor de Heere onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen (Deut. 29 : 29).
Evenwel zijn er gevallen bekend, dat de Heere weieens een tip van de sluier oplicht voor worstelende ouders aangaande hun kinderen. Een voorbeeld uit de Schrift is Rebekka (Genesis 25 : 23). Het zou in zo'n geval uitermate onverstandig zijn, dat het betreffende kind dat zou weten voor de Heere die zaak uitgewerkt heeft.
Ouders, die dit lezen: ebt u nog door God gegeven werkzaamheden met uw kinderen, zelfs al voor zij geboren zijn? De apostel Petrus wijst ons echter niet alleen op de mogelijkheid maar ook op de noodzakelijkheid om zekerheid te hebben van de verkiezing. Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken (2 Petr. 1 : 10).
Hoe kunnen we dan weten dat we verkoren zijn? Uit de vruchten. Denk maar aan de „gouden keten der zaligheid", waarin Paulus de vruchten noemt: n die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt (Romeinen 8 : 30).
De roeping
Petrus noemt alleen de eerste vrucht, n.1. de roeping. Een spreekwoord zegt: „Eind goed, al goed". In het leven van Gods kinderen geldt echter: Begin goed, al goed. Is de eerste vrucht van de verkiezing aanwezig dan kan het niet anders of de andere moeten volgen. Vaak is daarover strijd in het hart van Gods kind: is God met mij begonnen of ben ik met God begonnen? Het tweede heeft geen waarde voor de eeuwigheid. Aan de andere kant mag en kan er nooit stilstand en rust zijn in het verzekerd
zijn van de eerste vrucht. Er is nog zoveel meer te leren en te krijgen.
We dienen onderscheid te maken tussen de uitwendige en. de inwendige roeping. De uitewendige roeping komt tot allen die met het Evangelie in aanraking komen, dus ook tot verworpenen. Deze uitwendige roeping dienen we op grote waarde te schatten. Het mag in deze tijd zeker wel benadrukt worden dat zonder de uitwendige roeping geen zaligheid mogelijk is. Hoe zullen zij in Hem geloven van Welke zij niet gehoord hebben? (Rom. 10 : 14).
De uitwendige roeping is welmenend tot alle hoorders. Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen (Dordtse Leerregels, hfdst. 3 en 4, art. 8). Laten we ons toch niet aan deze roeping onttrekken door onwettig verzuim van de kerkdiensten en catechisaties of door ons van de zuivere prediking af te keren. Een onwettig verzuimde kerkdienst stelt ons even verantwoordelijk en schuldig als een kerkdienst waar ons hart niet geopend wordt.
De uitwendige roeping alleen maakt niet zalig, maar de Heere maakt zich daardoor vrij van iedere hoorder. Zij stelt ons ook verantwoordelijk. Hoe zullen wij ontvlieden indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen. (Hebr. 2 : 3). Dit acht nemen is een direkt gevolg van de inwendige roeping, de tweede schakel in de bovengenoemde keten der zaligheid. Denk aan Lydia, welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. Wat gebeurt er dan?
Het verstand wordt verlicht. We leren God kennen in Zijn rechtvaardigheid en heiligheid, maar ook in Zijn taai geduld. We leren onszelf kennen, onze schuld en vloekwaardigheid. Als hier geen zaligmakend geloof bij geschonken werd, zou de wedergeborene uit wanhoop in de dood vluchten. Nu doet Gods trekkende liefde hem naar God toevluchten.
In het hart ontstaat een sterk verlangen naar God en Zijn gemeenschap en een droefheid naar God; dat is een hartelijk berouw over het kwaad gedaan tegen een goeddoend God. Er wordt dag en nacht gebeden (Lukas 18 : 7).
Er komt een hartelijk verlangen om „het goed te maken". Hij tracht Gods gunst te verdienen door stipt naar al Zijn geboden te gaan leven, de zonden te haten en te mijden. Er komt een reformatie in hart en leven. Er wordt onherroepelijk met de wereld gebroken.
Door verdergaande ontdekking (— verdieping van de Godskennis en de zelfkennis) komt zulk een inwendig geroepene aan de weet dat door deze weg van wetsbetrachting geen zaligheid meer te verkrijgen is. Hij ziet het hopeloze van zijn toestand in. Paulus noemt dit in Galaten 2 : 19: et sterven aan de wet. (Zeer lezenswaardig is het boekje van Erskine hierover). Aan zulk een hulpeloze wordt de enige Weg ter zaligheid geopenbaard, de Heere Jezus. Hij leert Christus aangrijpen door een levend geloof. In Hem ziet hij alles wat hij tot zaligheid nodig heeft.
Rechtvaardigmaking
Door dat geloof wordt de uitverkorene zondaar gerechtvaardigd. We kennen ongetwijfeld Ds. Hellenbroeks definitie van rechtvaardigmaking: Een vrijspraak van schuld en straf en een recht geven op het eeuwige leven. Ds. G. H. Kersten noemt in zijn Dogmatiek:
1. „de dadelijke rechtvaardigmaking, welke plaats heeft in de wedergeboorte, waarbij het geloof als een levende planting des Heiligen Geestes in de ziel wordt gewrocht en waarin de uitverkorene van de zijde Gods wordt gerechtvaardigd en in een staat der voldoening met God gesteld". De ogenblikken zijn zeldzaam dat hier het direkte genot van gesmaakt wordt. Als het gebeurt is het geloof aktief. Op zo'n moment is „alles vlak tussen de Heere en de ziel." Vrede en liefde vervullen het hart. Het is alsof er geen schuld meer is. De ouden zeiden dan: „Hij of zij heeft schuldvergevende liefde gesmaakt".
Die tijden zijn maar kort. Ebt dat gevoelige leven weg, dan komt men er weer achter dat de schuldrekening nog open staat. De rechterlijke vrijspraak hiervan vindt plaats in de lijdelijke rechtvaardigmaking, in de vierschaar der consciëntie. Toen Hizkia dat had mogen beleven, sprak hij: Gij hebt ai mijn zonden achter Uw rug geworpen (Jesaja 38 : 17).
Het woord vierschaar wijst op een rechtsgeding en een rechterlijke uitspraak. Het gaat het bestek van dit artikel te buiten om hierover uit te weiden. Je kunt hierover lezen in: Ds. G. H. Kersten, Korte Lessen over Kort Begrip, toelichting bij vraag 45.
De volharding der heiligen
In het paradijs was Adam rechtvaardig
voor God. Deze rechtvaardigheid was ook verliesbaar, wat ook gebleken is.
De rechtvaardigheid die de uitverkoren zondaar toegerekend wordt is onverliesbaar. De genadegiften en de roeping Gods zijn immers onberouwelijk, (Rom. 11 : 29) dus onherroepelijk. Het ligt voor de hand dat we in dit verband denken aan de volharding der heiligen, weer een kostelijke vrucht der verkiezing. Deze volharding is geen prestatie van Gods kinderen zelf, want zij worden in de kracht Gods bewaard door het geloof tot de zaligheid (1 Petrus 1 : 5).
De heiligmaking
De hemelse zaligheid is de voltooide heerlijkheid, de vierde schakel in de door Paulus genoemde keten. Deze heerlijkheid begint voor Gods kinderen niet pas in de hemel maar op aarde met de heiligmaking. De heiligmaking is het herstel van Gods beeld in de wedergeboren zondaar. Zij wordt zichtbaar in de goede werken. De goede werken zijn de vruchten van de verkiezing die door de omgeving gezien worden. Deze vruchten kunnen absoluut niet gemist worden, evenmin als de andere. Lees eens wat Jakobus, met name in hoofdstuk 2 van zijn brief hierover schrijft. Dit dienen van de Heere is niet zwaar, want het is een liefdedienst (Ps. 119 : 83, her.). Een onmisbaar bestanddeel daarvan is blijdschap. Ps. 100 : 2: ient de Heere met blijdschap. Deze blijdschap wordt door de Heere Jezus zelf een vrucht van de verkiezing genoemd in Lukas 10 : 20 maar verblijdt u veel meer dat uw namen geschreven zijn in de hemelen.
Nauw verwant hiermee zijn de vrede en de troost, die het hart vervullen kunnen in de droevigste omstandigheden. Welk een troost is er de eeuwen door door Gods kinderen geput uit de woorden: n wij weten, dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn (Rom. 8 : 28). Deze troost bewaart voor moedeloosheid in moeilijke omstandigheden, aanvechtingen en vrees. Zij bewaart voor wanhoop na een misstap.
De eeuwige zaligheid
Tenslotte zullen alle verkorenen delen in de eeuwige zaligheid, de volkomen verheerlijking. Er zal er niet één achterblijven. Het is niet mogelijk deze zaligheid te beschrijven. Die gaat alle voorstelling te boven (... die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft, en in geens mensen hart opgeklommen is (H. C. Zondag 22). De Heere zal daar eeuwig alle eer ontvangen.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren, Dien G' uit al 't aards gedruis Doet naad'ren en Uw heilstem horen, Ja, wonen in Uw huis.
Wat zijn de vruchten in jullie en mijn leven?
Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? (Job 13 : 9).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1978
Daniel | 24 Pagina's
