JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

ONZE CATECHISMUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONZE CATECHISMUS

7 minuten leestijd

Al de kracht, die de zonde heeft, heeft de zonde door Gods wet. „De kracht der zonde is de wet" (1 Cor. 15: 56).

We moeten niet gering denken over de kracht der zonde. Allen, die in eigen kracht den strijd aanbinden tegen de zonde, zullen 't zeker verliezen voor de zonde. Alleen door de almachtige kracht van Gods genade is het mogelijk overwinnend uit den strijd met de zonde op te komen.

Zelfs de straf der zonde breekt de kracht der zonde niet. U kunt het lezen in den Bijbel en aanschouwen in de wereld, dat door de gerichten, waarmede de ongerechtigheden gestraft worden, de kracht der zonde niet gebroken wordt, want de menschen bekeeren zich niet. 't Wordt er erger door en daarom zegt de Heere: Waartoe zoudt gij meer geslagen worden? Gij zoudt des afvals des te meer maken; het gansche hoofd is krank en het gansche hart is mat" (Jesaja 1: 5).

Door de verschrikkingen van den dood en door de angsten der hel wordt de kracht der zonde niet gebroken. In de rampzaligheid zal de mensch de volle ontaardheid van zijn bestaan eeuwig uitleven. Door de kracht van 't vuur der hel wordt de kracht der zonde niet gebroken.

Op de vraag: „Kunt gij dit alles volkomenlijk houden?'' luidt het antwoord: „Neen, ik, want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten".

Zondigen is dus: God en onzen naaste te haten. Door de komst van den eisch der wet in 't hart, gaat 't hart steeds meer branden van vijandschap, daar de mensch 't voor God niet wil verliezen. Alles wat in den mensch is en van den mensch is, staat in den grond der zaak in vijandschap tegenover God.

Maar daar zijn toch brave, godsdienstige menschen, die onbekeerd zijn en toch geen vijandschap openbaren. Ze hebben heel veel voor kerk, school en zending over en leven voorbeeldig. 't Kunnen zelfs beminnenswaardige menschen zijn. Deze lieden leven zonder de wet en daarom hebben zij geen kennis van die vijandschap, al zijn ze nog in den staat van vijandschap. Als de Heere Jezus den rijken jongeling maar eenigermate stelt onder den eisch der wet, dan gaat hij bedroefd heen en die droefheid was een vijandige droefheid.

Daar zijn werkelijk van die heel lieve godsdienstige menschen, die zichzelf in hun godsdienst opbouwen en die er ook door anderen in opgebouwd willen worden. Zoolang U die menschen daarin ongemoeid laat voortgaan, hebt U geen last van hen en zijn ze zelfs bereid U allerlei diensten te bewijzen. Maar worden zij gesteld onder den eisch van Gods wet en veroordeeld in hun godsdienstigheid, daar men er niet mede kan bestaan in 't gericht, dan komt er vijandschap voor den dag. Daar de Heere Jezus in Zijn prediking den mensch kwam af te breken in zijn godsdienst, zocht men Hem te steenigen of van een steilte af te werpen in de diepte. Ze vonden het verschrikkelijk bij witgepleisterde graven vergeleken te worden, die van binnen vol dorre doodsbeenderen zijn. Die ontdekt is aan zichzelf met verfoeing van zichzelf, zegt op die ontdekkende en ontgrondende prediking: Amen.

De wet is de kracht der zonde en dus de kracht van onze vijandschap en dat openbaart zich ook nog in andere godsdienstige menschen.

Daar zijn er ook die van hun godsdienst zoozeer geen grond maken voor de eeuwigheid, maar wegschuilen achter hun onmacht. Ze hooren gaarne spreken over 't niet kunnen van den mensch en komen bedektelijk de schuld van zichzelf af te wentelen op God. Worden zij gesteld onder den eisch van Gods geopenbaarden wil, dan wordt het vuur van vijandschap daarmede aangeblazen, gelijk dat in een smidse gedaan wordt met een blaasbalg. Spreekt U over den wil van Gods besluit en niet over den eisch van Gods geopenbaarden wil, dan gaat dat vuur van vijandschap dooven.

Niet te kunnen en toch te moeten is Gereformeerd: We moeten den Heere noodig krijgen.

't Is niet aangenaam, maar toch noodzakelijk, dat we onze vijandschap tegenover God leeren kennen.

We kunnen niet als lieve menschen, maar alleen als vijanden met God verzoend worden door den dood van Jezus Christus (Rom. 5: 10).

't Is de smartelijkste weg, die we kunnen bedenken, als de Heere ons in onze vijandschap laat inloopen. 't Leven, dat uit God geboren is kan zich met die vijandschap niet vereenigen en weent en klaagt daarover.

We gevoelen ons gedrongen te spreken tot degenen, die weenend branden in 't vuur van vijandschap en alles verdenken wat er plaats gehad heeft tusschen God en hun ziel. 't Zijn de menschen, die zalige tijden gekend hebben en gezongen hebben van Gods daden en wegen en die nu leven in 't vuur van hun vijandschap.

't Gaat in die vijandschap om één zaak en dat is, niet te willen en niet te kunnen bukken onder de Goddelijke Souvereiniteit. De oude mensch wil niet bukken onder Gods Souvereiniteit en de nieuwe mensch kan er niet onder bukken, daar de redeneeringen des vleesches de overhand hebben in 't hart. En dat doet het vuur der hel branden in onze ziel.

De mensch loopt met zijn verstand, wil en bestaan tegen God in en dat kan in ons innerlijk leven heel wat teweegbrengen.

De mensch komt met zijn verstand tegenover God te staan.

't Gaat op den weg des Heeren altijd anders dan men dacht, dat 't gaan zou. Abraham heeft er niet aan gedacht, dat de beloften Gods vervuld zouden worden in een weg van totale onmogelijkheid. Toen hij met zijn verstand de belofte Gods in den weg van 't vleesch in vervulling dacht te brengen, kwam hij in de grootste moeilijkheden. Er kwam boosheid, bitterheid en vijandschap in zijn tent.

't Ging met Israël in de woestijn geheel anders dan men het zich had voorgesteld en daarom kwam 't volk gedurig in opstand tegenover God.

Asaf kwam als een groot beest tegenover God te staan, toen zijn hart opgezwollen was van vijandschap, daar hij in zijn nieren geprikkeld werd door de souvereine bedeeling Gods.

De mensch komt met zijn wil tegenover God te staan. De mensch wil 't leven der afhankelijkheid niet leven. Onafhankelijk te wezen van God is 't ideaal van ons verdorven bestaan.

Als Israël in die afhankelijkheid van God gesteld werd omtrent brood en water, dan kwam het volk in vijandschap tegenover God te staan en wilde 't wederkeeren naar Egypte.

God eischt van ons in Zijn wet een onvoorwaardelijke onderwerping aan Zijn wil en dat is 't waar alles tegen opkomt, wat van den mensch is. Wij willen wel naar den hemel, maar wij willen niet zalig worden, zooals God ons wil zalig maken. De mensch is in zijn bestaan een vijand van vrije genade.

De mensch komt met zijn bestaan tegenover God te staan.

Alles wat in den mensch is, bruist tegen de souvereine verkiezing Gods, daar hij geen leem wil zijn in de handen van den grooten Pottenbakker. Hier wordt de mensch met zijn bestaansrecht en waardigheid uitgeschakeld en dat wil hij niet.

't Is den oprechten langs smartelijke wegen duidelijk geworden, dat ze met eigenwilligen godsdienst niet kunnen bestaan voor den Heere.

't Heeft plaats, dat Gods getrouwe knechten niet getrouw zijn, gelijk Aäron, die het heeft toegestaan, dat 't gouden kalf vervaardigd werd. Hij bezweek voor den eisch: „Sta op, maak ons goden, die voor ons aangezicht gaan"; omdat zijn ziel toen niet boog onder den eisch van Gods wet.

't Zwaard van Gods ongenoegen wordt ontbloot, daar de Heere aangetast is in Zijn souvereiniteit, doordat het volk zelf uitmaakte, hoe God gediend moest worden. En niet minder dan drie duizend dooden moesten beweend worden om 't kwaad, dat bedreven werd.

(Volgende maal 2e deel van VI).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1946

Daniel | 8 Pagina's

ONZE CATECHISMUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1946

Daniel | 8 Pagina's