JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Jaap Zijlstra - De glazen schelp

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jaap Zijlstra - De glazen schelp

LeesWijzer

8 minuten leestijd

Het boekenweekgeschenk van de christelijke boekhandel was dit jaar het CLK-actieboek De glazen schelp, een novelle van Jaap Zijlstra. Het telt 79 bladzijden, verdeeld over 28 hoofdstukken.

In deel I (hoofdstuk 1 tot en met 11) maken we kennis met Tjerk Tuinstra, een jongen van een jaar of twaalf. Hij woont in een kustplaatsje en ontmoet aan het strand een jongen van zijn leeftijd, die vrolijk aan de vloedlijn staat te springen. Tjerk schrijft 's avonds in zijn dagboek: Vandaag heb ik op het strand Jan Plevier ontmoet. Een vreemde vogel. Eigenlijk heet hij Marten de Rijk. Hij woont in de Schelpenstraat; komt bij mij in de klas. Ik hoop dat we vrienden worden. Eerlijk gezegd ben ik bang dat hij mij niet zo daverend vindt en dat de andere jongens hem zullen inpalmen. Het wordt spannend. Dagboek, morgenavond weet je meer.

Het gaat anders. Marten wordt in de klas niet geaccepteerd: een jongen die in de natuur vogels gaat bekijken, die gedichten leest én maakt en zelfs een poëziewedstrijd in de klas wint! Maar er is meer. Zijn moeder laat zich zowel door Marten als door Tjerk gewoon Annemarie noemen. Zijn vader is een onbekende Canadese soldaat, een van de bevrijders, die na de oorlog vertrokken is zonder ooit meer iets van zich te laten horen. Dat is allemaal bij geruchte bekend in het dorp en het leidt ertoe dat Marten het zwarte schaap in de klas wordt. Hij wordt flink gepest, vooral nadat hij met zijn Vogellied, geïnspireerd door de poëzie van Annie M.G. Schmidt, de dichtwedstrijd wint.

In deel II (hoofdstuk 12 tot en met 16) blijkt dat de ik-verteller (Tjerk) zich voortdurend gericht heeft tot Karin de Jong, het meisje dat met Marten verkering heeft gehad. Tjerk probeert haar uit te leggen waarom Marten hun verkering heeft uitgemaakt. Marten heeft rond zijn vijftiende jaar psychische problemen gekregen. Het heeft te maken met het ontbreken van de vaderfiguur in zijn leven en de plagerijen op school. Wat wist ik van schizofrenie? En van achtervolgingswaan? Ik dacht: het gaat allemaal wel over. Marten haalde mooie cijfers en ging naar de vijfde van het gymnasium. Ik slaagde voor het ULO-examen en kreeg de handen vol aan mezelf.

Niet alleen Marten heeft problemen. Tjerk komt tot de ontdekking dat zijn sterke gevoelens voor Marten meer inhouden dan een gewone vriendschap; zij berusten op zijn homoseksuele geaardheid, waarvan hij zich bewust wordt. Met Marten, die niet in zijn gevoelens deelt maar wel een gewone vriend voor hem wil blijven, wisselt hij hierover van gedachten. Die begrijpt niet dat hij in de kerk zichzelf kan zijn: Je bent gelovig. Hoe kun je een leugenachtige houding goedpraten tegenover je geweten? Maar Tjerk is het daarmee niet eens en geeft als zijn eigen interpretatie: Rachab de hoer liegt tegen de klippen op om het leven van de verspieders te redden. Ze wordt ervoor geprezen in de Bijbel! Zo lieg ik om mezelf veilig te stellen. En onze vriendschap. Zijn lijfregel wordt een dichtregel van J.C. Bloem: Alles is veel voor wie niet veel verwacht.

Zijn moeder blijkt er wel begrip voor te hebben. Je bent zoals je bent, jongen. Daar maak ik jou geen verwijt over. Juist omdat je zo kwetsbaar bent, houd ik des te meer van je. Mijn grote zorg is dat je het in de samenleving moeilijk zult krijgen met je geloof. Volgens Tjerk moet dat geen bezwaar zijn: Jezus is alles voor me.

Het valt voor Tjerk niet mee dat Marten in Groningen gaat studeren. Hij mist zijn vriend heel erg. Maar erger is het, dat Marten terechtkomt in een draaikolk van wanen en angsten. Hij werd naar de diepte gezogen. Dit betekent voor Tjerk heel wat; zijn eigen geloof wordt sterk op de proef gesteld. De grote klap komt voor Marten als Annemarie, nog maar 46 jaar oud, plotseling sterft. Dat bezorgt hem een enorme inzinking. In een bui van moedeloosheid schrijft hij Karin een brief waarin hij de band verbreekt. "Wat de mensen mij aandoen," zei hij, "mogen ze Karin niet aandoen. Het wordt haar ondergang als we bij elkaar blijven."

Ook deel III (hoofdstuk 17 tot en met 28) is weer duidelijk gericht tot Karin. Dit gedeelte vertelt over Martens verblijf in een psychiatrische inrichting. Opvallend is het begin van hoofdstuk 17: dat is letterlijk een herhaling van hoofdstuk 1.

Marten, wat ben je stil. Er krijst een kind in de tuin. Dat ben ik. Er jankt een hond in de straat. Dat ben ik. Tik, zegt almaar de lekkende goot. Dat ben ik. Bang, bang, bang, bulkt de torenklok. De doodsklok. Dat ben ik. Tjerk, jij bent doof.

In dit deel doet Tjerk verslag van Martens steeds verergerende stoornis. Hij geeft daarin twee brieven van Marten weer, waarin hij schrijft over zijn schizofrene gevoelens en over zijn houding tegenover de psychiater. Ook verderop in het verhaal komen soms merkwaardige uitspraken voor die goed demonstreren hoe een patiënt ais hij zich voelt: Van Manen zegt: "Je moet de zinnen verzetten". Hij weet niet wat hij zegt. De zinnen verzetten is zwaar werk. Dat kan alleen een groot dichter.

Als Marten een keer op bezoek komt in Tjerks appartement in Groningen, vraagt hij hem of hij niet in het huis in Eelde wil gaan wonen, waar Marten en Annemarie de laatste jaren gewoond hadden. Voor Tjerk is dat geen moeilijke beslissing: hij hoopt zo toch nog met Marten samen te kunnen leven en voor hem te zorgen. Kort daarna wordt hij vanuit het ziekenhuis gewaarschuwd; Marten is van de zoveelste verdieping naar beneden gesprongen en zwaar gewond. Hij leeft nog enkele dagen waarin Tjerk hem trouw bezoekt. Tijdens een van de bezoeken vertelt Marten over een soort visioen dat hij gehad heeft. Hij is niet meer bang voor de dood. Doodgaan is even verschrikkelijk en even prachtig als geboren worden. Je komt in het land waar je thuishoort. Je bereikt je bestemming. Ik verlang ernaar.

Tjerk blijft berooid en verdrietig achter. Hij voelt zich een onttakelde boom. Als hij enkele dagen na de begrafenis naar het strand gaat, schrijft hij daar de laatste regels aan Karin (en van het boek). De zee voert nieuwe schelpen aan. Ze glanzen in de zon. Ik raap een schelp met licht- en donkerblauwe strepen op en kijk er lang naar. Mooi en breekbaar ligt hij in de schelp van mijn hand. Zal ik hem houden of aan iemand geven? Ik leg hem terug in de zee.

De auteur is erin geslaagd in kort bestek iets te laten voelen van de enorme eenzaamheid die zowel de mens met psychische stoornissen als de mens met een homoseksuele geaardheid moet beleven. Terecht stelt hij bij monde van Marten de vraag: Snap jij dat zoiets kan gebeuren op een christelijke school? Vragen als deze kan de lezer zichzelf al lezende meermalen stellen. Het gaat hier om situaties die binnen de christelijke gemeente niet mogen voorkomen.

Er is echter een andere kant aan deze zaak. Wees wie je bent, is de raad die Marten aan Tjerk geeft als ze het hebben over zijn positie in de kerk en de maatschappij. In het RD van 18 april reageerde een medewerker van de Vereniging tot Heil des Volks nogal kritisch op het werkje. Niet zozeer om de inhoud van de novelle zelf, als wel om de uitspraken die (Ds.!) Jaap Zijlstra in enkele interviews over dit boekenweekgeschenk had gedaan. Als dit ertoe moet bijdragen dat we de meningen over homoseksualiteit uit de Bijbel langzamerhand loslaten en de wereld op enige afstand gaan volgen in onze waardering van deze zaak, gaan we een verkeerde kant op. Als we homoseksualiteit als een normale zaak gaan beschouwen en niet meer vanuit Bijbels perspectief durven waarschuwen tegen de verkeerde levenswijze, zijn we verkeerd bezig.

Het moet echter gezegd worden, dat Zijlstra de homoseksuele praxis in dit boekje niet aan de orde stelt. Hij weet aandacht te vragen voor de enorme last die sommige mensen (zoals hijzelf) met zich meedragen. Dat we een boekje als dit met voorzichtigheid en met kritische zin moeten lezen, zal duidelijk zijn. In het licht van de hedendaagse wetgeving moeten we zeker waakzaam zijn voor ongemerkte verschuivingen. Het blijft echter in dit opzicht duidelijk, dat we niet de mens maar de zondige levenswijze moeten afwijzen. Daarbij kan dit boekje misschien toch enkele aanwijzingen geven.

Jammer is dat het geloof, zoals dat in dit boekje voorkomt, van een zeer algemene inhoud is. Ik mis hierin de Bijbelse noties over zonde en verzoening. Geloof is meer een vorm van zingeving aan het bestaan. De manier waarop Martens visioen aan Tjerk de overtuiging geeft dat zijn vriend nu in de hemel is, is daarvan een duidelijk bewijs. Zeker bij een geschenk van de christelijke boekhandel is dat jammer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2000

Daniel | 32 Pagina's

Jaap Zijlstra - De glazen schelp

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2000

Daniel | 32 Pagina's